• No results found

Economische transacties in de deeleconomie

Voorwaarde 3: redelijkerwijs te behalen voordeel

4.1 Economische transacties in de deeleconomie

De scheidingslijn tussen box 1 en box 3, zoals besproken in voorgaande hoofdstukken, is natuurlijk relevant voor transacties die uitgedrukt worden in geld. Airbnb en Uber zijn platformen waar diensten worden aangeboden in ruil voor geld. Dit is echter niet het enige organisatiemodel wat deelneemt aan de deeleconomie.

Het Europees Economisch en Sociaal Comité (hierna: EESC) heeft in haar advies een onderscheid gemaakt tussen drie groepen die deelnemen in de deeleconomie:

1. (Zeer) grote ondernemingen die hun inkomsten vooral genereren met de verkoop en het beheer van gegevens die zij hebben verzameld; 2. Platformen die zich richten op het beheer en afstemming van vraag

en aanbod. Door consumenten en aanbieders met elkaar in contact te brengen worden er inkomsten behaald voor zowel het platform als voor degene die uiteindelijk de dienst gaat verlenen, bijvoorbeeld Airbnb;

3. P2p platforms, waar theoretisch gezien geen economische transacties in geld plaatsvinden. Op deze platforms worden goederen en diensten uitgewisseld op voet van gelijkheid. Gebruikers en dienstverleners bieden elkaar dus goederen aan en er wordt niets in geld betaald. Peerby is hier een voorbeeld van.

De vraag rijst of er bij iedere transactie via de drie bovengenoemde platformen, sprake is van een economische transactie. Voordat een transactie gekwalificeerd wordt als een economische activiteit moet sprake zijn van een streven naar opbrengsten. Een prestatie om niet wordt niet als economische activiteit beschouwd. Dit geldt niet alleen voor de exploitatie van een bepaalde zaak, maar alle werkzaamheden die verricht worden moeten als doel hebben om duurzaam opbrengst te verkrijgen. 101 Daarnaast is duurzaamheid ook noodzakelijk voor kwalificatie als economische activiteit.102 Om te spreken van een economische activiteit moet een rechtstreeks verband zijn tussen aan de ene kant de geleverde

101 HvJ EG 1 april 1982, nr. 89/81, r.o. 10.

35 prestatie en aan de andere kant de tegenprestatie. Deze tegenprestatie moet in een geldbedrag kunnen worden aangeduid.103 Tenslotte moet de prestatie onder bezwarende titel verricht zijn. Uit een arrest van de Hoge Raad volgt dat indien het rechtstreekse verband tussen een vergoeding en een prestatie ontbreekt, niet gesproken kan worden over een prestatie die onder bezwarende titel is verricht. Een onzekere vergoeding wijst erop dat een bezwarende titel ontbreekt.104

4.1.1 Correcties naar de waarde in het economisch verkeer

In het Nederlands belastingrecht kennen we verschillende bepalingen die transacties corrigeren naar waarde economisch verkeer. Voor de vennootschapsbelasting is dat bijvoorbeeld artikel 8b Wet VPB, waarbij transacties tussen gelieerde partijen ‘at arms length’ moeten zijn. Via de schakelbepaling 3.8 Wet IB geldt dit artikel ook voor de winst uit onderneming, namelijk hoofdstuk 3 in de Wet IB. In de inkomstenbelasting zelf is er artikel 4.22 Wet IB, op grond waarvan een tegenprestatie bij vervreemding of verkrijging wordt gecorrigeerd.

Om te kunnen beoordelen of een vergelijkbare regeling zoals artikel 8b Wet VPB ook wenselijk is bij de benadering van transacties ‘om niet’ in de IB wordt er eerst kort uitgelegd wat dit artikel inhoudt en wat in de praktijk de gevolgen hiervan zijn. Dit artikel is eigenlijk de grondslag voor het zogenoemde ‘arms length principe’. De achterliggende gedachte hiervan is dat transacties tussen gelieerde partijen in de aandeelhouderssfeer gecorrigeerd moeten worden naar zakelijkheid. Gedoeld wordt op transacties die niet voortkomen uit zakelijke overwegingen maar die worden veroorzaakt doordat er een relatie tussen aandeelhouder en vennootschap aanwezig is.105 Een voorbeeld is een BV die een lening verstrekt aan een zuster BV en daarbij geen of een te lage rente vraagt. Als de BV de lening had verstrekt aan een willekeurige rente zou een hogere rente worden afgesproken. Een correctie naar zakelijkheid is nodig zodra duidelijk is dat de transactie onder andere voorwaarden gesloten zou zijn indien het een samenwerking was tussen de vennootschap en een willekeurige derde.

4.1.2 De behandeling van p2p transacties ‘om niet’ en de vergelijking met art 8b Wet VPB

In het begin van dit hoofdstuk is er een onderscheid gemaakt tussen drie soorten deelnemers van de deeleconomie. In het geval van de eerste en tweede categorie is er bij de platformen een streven naar opbrengst en wordt er een tegenprestatie ontvangen. In de laatste categorie daarentegen, lenen de mensen hun producten gratis uit en wordt er dus geen tegenprestatie ontvangen. Op het moment dat er geen tegenprestatie wordt ontvangen is er geen sprake van een ‘voordeel’. Met

103 HvJ EU 5 februari 1981, nr. 154/80, ECLI:EU:C:1981:38, r.o. 12 104 HvJ EU 1 april 1982, nr. 89/81, ECLI:EU:C:1982:121, r.o. 10 105 Marres 2015

36 de bronnentheorie als achterliggende gedachte is er dan geen waarde die belast kan worden. Ook kan dit, op basis van wat besproken is in paragraaf 4.1, niet worden beschouwd als een economische transactie.

Mijns inziens is het, met oog op de toekomst waarin verdere groei van de deeleconomie wordt verwacht106, van belang om te bepalen in hoeverre de bepalingen zoals artikel 8b Wet VPB (en 3.8 Wet IB 2001) ook gaan spelen met betrekking tot de waardering transacties ‘om niet’. Verwacht wordt dat bij een verdere groei van de deeleconomie de belastinginkomsten voor de overheid zullen dalen.107 Als het aantal mensen dat hun goederen gratis uitleent stijgt, dan wordt bij een gelijkblijvende vraag het aantal mensen dat betaalt voor het gebruik van een goed lager. Er worden minder betalingen verricht voor het gebruik van goederen en dus minder voordeel om te belasten.

Tot op heden speelt artikel 8b Wet VPB nog niet bij de waardering van de transacties ‘om niet’ in de deeleconomie. Ook zijn er nog geen wetsvoorstellen of adviezen te vinden over de toepassing hiervan. De reden waarom een particulier zijn goed gratis uitleent is hoogstwaarschijnlijk omdat degene via zo’n platform zelf ook de gelegenheid krijgt om andere goederen gratis te lenen. Je kan stellen dat het Latijnse gezegde ‘quid pro quo’, voor wat hoort wat, ook in het hedendaagse leven nog een rol speelt. De vraag rijst of dit motief nu gelijkgesteld kan worden met het aandeelhoudersmotief dat ten grondslag ligt aan het ‘arm’s length’- principe. Indien het antwoord hierop bevestigend luidt kan de redelijkheid vereisen dat er ook een correctie plaats zal moeten vinden naar waarde economisch verkeer, naar analogie van artikel 8b Wet VPB.

Naar mijn mening kan er echter wel een kanttekening geplaatst worden bij de verwachte daling van de belastinginkomsten van de overheid, zodra de deeleconomie gaat groeien. Zoals eerder in deze scriptie besproken108, betreft (verwachte) groei van de deeleconomie namelijk niet alleen p2p initiatieven waarbij belangeloos delen centraal staat. De groei is voornamelijk te zien bij commerciële platformen, zij die ook geld verdienen aan de transacties tussen particulieren. Het verhuren van je huis via Airbnb, het te veel gekookte avondeten wat je via Thuisafgehaald aanbiedt en de zitplek in je auto die je ter beschikking stelt via Blablacar zijn voorbeelden van transacties waarbij met geld wordt betaald. Dit zijn economische transacties waarop belastingheffing mogelijk is. Bedrijven zoals Cycleswap en Swap till you drop, waarbij transacties ‘om niet’ worden verricht, zijn op authentieker en eerlijker en dragen de idealen109 van de deeleconomie meer uit. Dit zijn dan ook de platformen waarbij het kwantificatieprobleem

106 PbEU 2018, C 081/09, p. 2 107 ING 2015

108 Paragraaf 2.3, p. 13 109 Paragraaf 2.3, p.13

37 speelt. Echter, deze bedrijven maken een minder exponentiële groei door en zijn een kleiner onderdeel van de deeleconomie in het algemeen.110 Ik vraag me af of er in de toekomst wel een noemenswaardige daling van de belastinginkomsten zal zijn, gegeven het feit dat tot nu toe geen andere onderzoeken zijn die uitwijzen dat dit specifieke gedeelte van de deeleconomie hard groeit.