• No results found

Duurzame oplossingen: terugkeer naar adequate opvang

Hoofdstuk 7 Duurzame oplossingen voor uitgeprocedeerde alleenstaande minderjarige

7.2 Duurzame oplossingen: terugkeer naar adequate opvang

7.2.1 De jeugdrechtelijke definitie van adequate opvang

De term ‘adequate opvang’ is een vreemdelingrechtelijke term. Een kerntaak van voogden c.q.

jeugdbeschermers is echter nauw verwant aan deze term. Zij dienen te waarborgen dat plaatsing van minderjarigen voldoet aan jeugdrechtelijke waarborgen en criteria. Hierbij staat het belang van het kind voorop. Dit betekent dat bij de beoordeling van de vraag of opvang in jeugdrechtelijke

890 Zie bijvoorbeeld: Duurzame oplossingen voor Roma kinderen die slachtoffer zijn van criminele uitbuiting 2018.

zin adequaat is, er altijd sprake is van maatwerk. In deze paragraaf worden een aantal gezichts-punten besproken die daarbij leidend zijn.

7.2.1.1 Veiligheid en bescherming tegen kindermishandeling en kindermisbruik

Een voogd heeft dezelfde bevoegdheden en plichten als een ouder. Dit betekent dat wanneer een kind dat onder voogdij staat zich in een situatie bevindt waarin – als er sprake was geweest van ouderlijk gezag - ingegrepen zou worden, de voogd tekort is geschoten in zijn taak. Om dit te voor-komen zijn in het jeugd(beschermings)recht velen richtlijnen, protocollen en (procedurele) waar-borgen van kracht. In artikel 5 van de Jeugdwet is neergelegd dat een pleegouder tenminste 21 jaar oud moet zijn. Er dient een voorbereidings- en selectietraject met goed gevolg te zijn afgerond en de RvdK moet een verklaring van geen bezwaar afgeven. Ook de pleegzorgaanbieder heeft een rol in dit proces. De aanbieder moet bij de beoordeling of een minderjarige in een bepaald gezin geplaatst kan worden rekening houden met de leeftijd en eventuele problemen van het kind, de samenstelling van het gezin van de beoogde pleegouder en met de verwachte duur van de plaat-sing. Deze beoordeling gaat vaak gepaard met huisbezoeken.891 De screening dient altijd vooraf aan de plaatsing plaats te vinden, tenzij het een netwerkpleeggezin betreft waar de kinderen al verblijven.892 Wanneer de kinderen al verblijven in het aspirant-pleeggezin moet binnen 13 weken worden beoordeeld of de plaatsing aan de voorwaarden voldoet. Wanneer er sprake is van een uithuisplaatsing in een netwerkgezin - binnen het kader van een OTS – is het aan de GI om binnen zeven dagen na de plaatsing een eerste screening en risicotaxatie uit te voeren.893 De RvdK onder-zoekt in het kader van de VGB verklaring de Basisregistratie Personen, het eigen archief en het Justitieel Documentatie Systeem. Als er twijfels ontstaan gaat de RvdK met de aspirant-pleegouders in gesprek.

Het grote belang dat is gelegen in het waarborgen van veiligheid komt eveneens tot uitdrukking in rechtspraak omtrent gesloten plaatsing van kinderen die zonder begeleiding in een zeer kwetsbare situatie – waarbij bijvoorbeeld sprake is van mogelijke uitbuiting - worden aangetroffen. De in pa-ragraaf 2.2.3. besproken rechtspraak laat zien dat deze kinderen in sommige gevallen (tijdelijk) voor hun eigen veiligheid gesloten kunnen worden geplaatst ten behoeve van onderzoek naar hun situatie, ondanks de (mogelijk) schadelijke effecten van de gesloten plaatsing zelf.894

Ook in de literatuur over grensoverschrijdende situaties waarbij voogden en jeugdprofessionals betrokken zijn, wordt het belang van het waarborgen van de veiligheid van de minderjarige bena-drukt. In deze literatuur ligt de nadruk op kinderen die het slachtoffer zijn geworden van uitbuiting en/of misbruik. Zo wordt in een onderzoek van het Bureau van de Europese Unie voor de grond-rechten (FRA) - over de bescherming van minderjarige burgers van de EU die onbegeleid in een ander EU-lidstaat aangetroffen worden - het belang onderstreept om onderzoek te doen naar de gezinssituatie alvorens kinderen terug te brengen naar hun ouders. Daarbij is het volgens de FRA van belang om te onderzoeken hoe de situatie heeft kunnen ontstaan dat het kind onbegeleid is aangetroffen en wat de rol van ouders hierin is geweest.895 In een onderzoek van Defence for Child-ren Nederland in samenwerking met het Leger des Heils zijn 19 casussen betreffende rondtrek-kende kinderen896 onderzocht en - waar mogelijk – gevolgd vanaf de eerste aanhouding door de politie tot en met de beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel. In dit onderzoek komt

891 Onderzoek naar de screeningsfase van de pleegzorg in Gelderland naar aanleiding van een calamiteit 2017, p. 17.

892 Mits de verzorging en opvoeding niet schadelijk wordt geacht door de jeugdzorgaanbieder.

893 Veldnorm Netwerkpleegzorg Jeugdbescherming - Pleegzorgaanbieders 2016.

894 Zie ook: Duurzame oplossingen voor Roma kinderen die slachtoffer zijn van criminele uitbuiting 2018, p. 39.

895 Kinderen zonder ouderlijke zorg die in een andere dan hun eigen EU-lidstaat worden aangetroffen; Een gids om min-derjarige slachtoffers van mensenhandel beter te beschermen 2020, p. 19-20.

896 Duurzame oplossingen voor Roma kinderen die slachtoffer zijn van criminele uitbuiting 2018, zie p.10 voor de definitie van ‘rondtrekkende kinderen’.

eveneens naar voren dat wanneer kinderen zich in dergelijke situaties bevinden, zorgvuldig onder-zoek naar eventuele terugkeer naar ouders noodzakelijk wordt geacht door jeugdbeschermers.897 Stichting Nidos stelt zich op het standpunt dat altijd onderzoek naar de situatie van ouders gedaan moet worden alvorens kinderen terug kunnen keren. In de door de stichting opgestelde terugkeer-visie wordt vermeld dat er situaties zijn waarin stichting Nidos het niet veilig acht voor kinderen om terug te keren naar ouders. In dergelijke situaties achten zij het wenselijk om ‘te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om in de landen van herkomst “voorzieningen voor pleegzorg” op te zetten’.898

7.2.1.2 Stabiliteit en continuïteit

In het jeugd(beschermings)recht wordt veel waarde gehecht aan stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van het kind. In paragraaf 2.4.1 is besproken dat de toegenomen waardering voor het belang van het kind bij stabiliteit en continuïteit, onder meer tot uitdrukking is gebracht in de Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen van 2015. Hierbij spelen verschillende termijnen een belangrijke rol. De feitelijke verzorgers van een kind krijgen na één jaar verschillende rechten. Zo-wel GI’s als ouders hebben toestemming nodig van deze pleegouders als zij de verblijfplaats van het kind willen wijzigen.899 Daarnaast kan een pleegouder na een jaar een verzoek doen tot ge-zagsbeëindiging als de RvdK bescherming dit niet doet.900 Een pleegouder van een kind dat onder (tijdelijke) voogdij staat kan daarnaast na een jaar een verzoek in dienen om benoemd te worden tot voogd.901

In het kader van de aanvaardbare termijn902 (paragraaf 2.4.1) heeft de wetgever benadrukt dat precieze termijnen niet te geven zijn omdat de aanvaardbare termijn afhankelijk is van de leeftijd en ontwikkeling van de betreffende minderjarige. Wel dient bij een eerste verlenging van een OTS, en zeker na een periode van twee jaar, beoordeeld te worden of op gezagsbeëindiging overgegaan dient te worden.

Ook de Richtlijn Pleegzorg en de daarbij behorende verantwoording benadrukken dat ‘stabiliteit en continuïteit van pleegzorgplaatsingen essentieel [zijn] voor de ontwikkeling van pleegkin-deren’.903 Om deze reden wordt het zorgelijk geacht dat bij 20 procent van de kinderen in pleegsi-tuaties er sprake is van een ‘zeer instabiele leef- en opvoedingssituatie’.904 De verantwoording laat zien dat empirisch wetenschappelijk onderzoek cruciaal is bij de invulling van het belang van het kind en de kernprincipes – zoals stabiliteit en continuïteit – die daarbij gehanteerd worden. Wan-neer kinderen niet de kans krijgen om een veilige gehechtheidsrelatie aan te gaan;

(..) is de kans aanzienlijk dat zich op latere leeftijd allerlei problemen ontwikkelen. Hierbij kan gedacht worden aan het ontstaan van ernstige identiteitsproblemen, verslavingsproblemen of de ontwikkeling van persoonlijkheidsstoornissen (Rygaard, 2007). Gehandicapte kinderen

897 Duurzame oplossingen voor Roma kinderen die slachtoffer zijn van criminele uitbuiting 2018, zie bijvoorbeeld: p. 2, p. 82 en p. 100.

898 Terugkeervisie Stichting Nidos 2012, p. 23.

899 Art. 253s, Art. 265i BW & art. 1:336a BW.

900 Art. 267 lid 1 BW.

901 Art. 299a lid 1 BW.

902 Het ijkpunt voor het bepalen van de aanvaardbare termijn voor een kind is de periode van onzekerheid over de vraag in welk gezin hij verder zal opgroeien, die het kind kan overbruggen zonder verdergaand ernstige schade voor zijn ontwikkeling op te lopen.

903 Richtlijn Pleegzorg 2019: Stabiliteit van de plaatsing bevorderen en breakdown voorkomen, inleiding.

904 Richtlijn/ onderbouwing Pleegzorg 2015, p. 42; Deze groep pleegkinderen werd gedurende de onderzoeksperiode drie maal of vaker geconfronteerd met een verandering van leef- en opvoedingsomgeving.

die in hun jeugd veel wisselingen van opvoeders doormaken, hebben meer kans op psychische problemen in de volwassenheid (Anctil, McCubbin, O’Brien & Pecora, 2007).905 De manier waarop dit principe vorm kan krijgen in een grensoverschrijdende jeugdrechtelijke pro-cedure, kan worden geïllustreerd aan de hand van een uitspraak omtrent een Poolse minderjarige.

Deze zaak zag op de vraag in hoeverre het in het belang van het zesjarige Pools jongetje was - die in Nederland in een Nederlands pleeggezin was geplaatst – om in een Pools pleeggezin geplaatst te worden. In deze zaak formuleerde het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch onderzoeksvragen voor het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP). Twee vragen zagen op de hechting van de kinderen en de gevolgen van mogelijke verplaatsing:

Wat is te zeggen over de hechtingsrelatie tussen pleegouders en de minderjarige?

Wordt naar verwachting schade toegebracht aan (de ontwikkeling van) de minderjarige ten gevolge van een plaatsing in een pleeggezin in Polen? Zo ja, waaruit bestaat die schade naar verwachting en waarop is deze verwachting gebaseerd?

Kan deze schade – indien te verwachten – mogelijkerwijs worden beperkt en zo ja, op welke wijze?

Het rapport van het NIFP werd opgesteld door een forensisch mediator (psycholoog/ trauma en systeemtherapeut) en een kinder- en jeugdpsychiater. Bij het kind was sprake van een stoornis in het autistische spectrum, een licht verstandelijke beperking en ‘een reactieve hechtingsstoornis op de kinderleeftijd’. Vanwege deze kindfactoren - en de omstandigheid dat de jongen al eerder over-geplaatst was naar een nieuw pleeggezin - werd het kind extra kwetsbaar en een nieuwe verande-ring van pleeggezin ‘overweldigend en schadelijk’ geacht. Over mogelijkheden om de schade te beperken concludeerden de deskundigen het volgende:

De overgang naar Polen zal op dit moment de grootst mogelijke overgang zijn voor hem, onder meer een breuk met de vertrouwd geworden relaties. Dit doet oude trauma’s reactiveren met terugval in oud, traumatisch gekleurd gedrag, wat voorheen ook tot fysiek zelfbeschadigend gedrag heeft geleid. Dit gedrag is bijzonder moeilijk te hanteren, zeker in een gezinssituatie met andere kinderen, die niet dezelfde taal spreken als [minderjarige 2] . [minderjarige 2] ’s behandelaars kunnen geen enkele mogelijkheid noemen om de in de huidige situatie te verwachten schade te beperken. Hiervoor lijkt nodig dat de hechtingstherapie die [minderjarige 2] volgt op goede wijze is afgerond. Wanneer dit zal zijn is niet te voorspellen.906

De kinderrechter achtte het risico op dergelijke schade te groot en besloot de minderjarige niet in een pleeggezin in Polen te plaatsen en het gezag van de ouders te beëindigen, ondanks de om-standigheid dat dit het moeilijker zou maken voor de minderjarige om invulling te geven aan de band met zijn moeder, vader en zus.907

Het voorgaande laat zien dat in sommige gevallen – bijvoorbeeld wanneer er sprake is van een ernstige mate van kwetsbaarheid in combinatie met gehechtheid – geen enkele vorm van opvang als adequaat beschouwd kan worden.

905 Ibid., p. 42.

906 Hof ‘s-Hertogenbosch 14 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:991, r.o. 20.1.

907 Ibid., r.o. 20.7.2.

7.2.1.3 Voorkeur voor familieomgeving

In het jeugd(beschermings)recht geniet de plaatsing van kinderen in een familieomgeving altijd de voorkeur boven plaatsing in een opvanginstelling. In een uitspraak waarin een GI toestemming vroeg om kinderen in een instelling in Denemarken te plaatsen overwoog de rechtbank het vol-gende op basis van het Kinderrechtenverdrag:

De rechtbank stelt voorop dat de minderjarigen alle drie belang hebben bij een rustige en stabiele plek, bij voorkeur een gezinssituatie. Dit sluit aan op artikel 20 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) dat bepaalt dat bij een uithuisplaatsing de Staat dient te zorgen voor een passend alternatief, rekening houdend met de achtergrond en speciale behoeften van het kind. Wanneer het in het belang van het kind is dat het gescheiden wordt van zijn ouders (artikel 9, IVRK) bestaat er een rangorde in de alternatieven van opvang. Eerst moet gekeken worden of het kind terecht kan bij andere leden van de familie in ruimere zin (artikel 5 IVRK) dan of een vervangend gezin een mogelijkheid is en pas als het echt niet anders kan een passende residentiële instelling (artikelen 23 en 24 IVKR).908 In Nederland wordt daarom veelvuldig gebruik gemaakt van netwerkpleeggezinnen maar bijvoor-beeld ook van gezinshuizen, waar kinderen met complexere problemen onder professionele be-geleiding toch in een gezinssetting kunnen opgroeien.909

7.2.1.4 (Passend) Onderwijs en (passende) zorg

Bij de beoordeling van de vraag of een minderjarige vertrekt naar een – jeugdrechtelijk gezien – adequate situatie is de aanwezigheid van onderwijs en zorg van groot belang. Het belang van on-derwijs komt in het jeugdrecht tot uitdrukking in het begrip schoolverzuim. Wanneer een minder-jarige vaak niet aanwezig is op school is er sprake van schoolverzuim.910 Schoolverzuim wordt ge-zien als een indicatie van achterliggende problematiek, maar kan ook los van dergelijke problema-tiek aangemerkt worden als een ernstige ontwikkelingsbedreiging.911 Het kan daarom een opzich-zelfstaande grond voor een OTS zijn.912 Schoolverzuim wordt in zijn algemeenheid gezien als voor-spellende risicofactor:913

Schoolverzuim maakt al bestaande problemen alleen maar erger en heeft ook een negatieve invloed op beschermende factoren. Hoe langer het schoolverzuim duurt, hoe beter de risicofactoren zich kunnen ontwikkelen.914

Ook het concept ‘gedragsprobleem’ is nauw verweven met de mogelijkheid om onderwijs te vol-gen. Bij gedragsproblemen kan het onderwijsproces belemmert worden en ontstaat er een risico op schoolverzuim.915 Dit kan leiden tot een verslechterde economische uitgangspositie (lagere lo-nen, grotere kans op werkloosheid, gebrekkig ontwikkelingsperspectief), slechtere gezondheid (on-der an(on-dere grotere kans op depressie) en een lager gevoel van eigenwaarde.916 Dat onderwijs pas-send moet zijn vloeit voort uit de zorgplicht die scholen hebben.917

908 Rb. Den Haag 2 juli 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:8143.

909 ‘Kwaliteitscriteria Gezinshuizen’, nji.nl.

910 ‘Definitie van voortijdig schoolverlaten en verzuim’, nji.nl.

911 Methodische Handreiking Schoolverzuim Jeugdreclassering 2011, p. 4.

912 Hof Arnhem-Leeuwarden 3 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8618.

913 Methodische Handreiking Schoolverzuim Jeugdreclassering 2011, p. 4.

914 Methodische Handreiking Schoolverzuim Jeugdreclassering 2011, p. 11.

915 Richtlijn/ onderbouwing Ernstige gedragsproblemen 2018 , p. 146 -147.

916 Ibid., p. 149.

917 Zorgplicht: Voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op school geldt de zorgplicht. De leerling krijgt ondersteuning op school, of de school zoekt een passende andere plek. Scholen zijn verplicht ervoor te zorgen dat

Ook zorg dient passend te zijn. Bij de Wet herziening maatregelen kinderbescherming heeft de wetgever expliciet overwogen dat geen OTS opgelegd kan worden als ouders zorg weigeren die niet passend is:

De zorg die wordt aangeboden, dient «passend» te zijn in de zin dat het zorgaanbod een relatie legt tussen de bedreiging van het kind en het wegnemen van die bedreiging. Bij een

«second best» aanbod bijvoorbeeld vanwege wachtlijsten behoeft hiervan niet altijd sprake zijn en kunnen ouders gemotiveerd het zorgaanbod weigeren.918

De zaak omtrent de Poolse jongen vormt ook in deze context een illustratie. De uitspraak geeft inzicht in de manier waarop het vraagstuk van passende zorg en passend onderwijs benaderd kan worden in een grensoverschrijdende situatie. In deze zaak werd in het opgestelde deskundigenad-vies toegelicht welke vorm van passende (pleeg)zorg en onderwijs de schade van een verplaatsing zou kunnen beperken.

De problematiek van [minderjarige 2] vereist een pleeggezin dat sensitief op zijn behoeften kan inspelen, met aanpassingsvermogen en kennis van zaken. Er moet een vaste structuur zijn met weinig prikkels, veel overzichtelijkheid en eenduidigheid en actuele kennis van hechtingsproblematiek, autisme en decompensatiegedrag op het niveau van licht verstandelijke beperking. Het pleeggezin moet weten hoe die problematiek te hanteren. Er moet speciaal onderwijs beschikbaar zijn in de buurt met één op één begeleiding en hulpverlening die het gezin en school kan ondersteunen en behandeling kan bieden gericht op hechting. Ten aanzien van de taal moeten pleegouders, maar ook de behandelaars, basale kennis hebben van het Nederlands zodat zij de taalbarrière, die zich zal voordoen, kunnen opvangen voor [minderjarige 2] en hem daarin kunnen begeleiden.919

Deze zaak laat zien waarom het vraagstuk omtrent adequate opvang in de jeugdrechtelijke context maatwerk vereist. De vraag of de schade die het kind oploopt bij terugkeer binnen de marge van het – jeugdrechtelijk gezien - acceptabele valt, is afhankelijk van de vraag in hoeverre de beoogde opvang in kan spelen op de behoeftes van het kind.

7.2.1.4 De stem en subjectiviteit van het kind

In het jeugd(beschermings)recht speelt het belang van minderjarigen om zijn of haar mening ken-baar te kunnen maken in zaken die hem betreffen een grote rol. Dit belang komt tot uitdrukking art. 809 Rv en art. 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind.920 In artikel 809 Rv is neergelegd dat kinderen van twaalf jaar en ouder altijd in staat moet worden gesteld om gehoord te worden, voordat de rechter uitspraak doet in een hen betreffende zaak. De Wet her-ziening maatregelen kinderbescherming heeft – onder verwijzing naar art. 12 IVRK - de procespo-sitie en mogelijkheden voor participatie van het kind versterkt, door de verplichting op te nemen dat verzoekschriften vermelden of en op welke manier het kind is geïnformeerd over de inhoud van het verzoekschrift en wat de reactie van het kind was.921 Deze verplichting is ook het gevolg van het centraler stellen van de ontwikkeling van het kind.922 In dat kader – en op basis van artikel

iedere leerling op een passende plek terecht komt. Zie: ‘Zorgplicht en samenwerken scholen in passend onderwijs’, rijksoverheid.nl.

918 Kamerstukken II 2008/09, 32015, nr. 3 (MvT).

919 Hof ’s-Hertogenbosch 14 maart 2019, ECLI:NL:GHSHE:2019:991, r.o. 20.1.

920 HR 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1084.

921 Art. 799a lid 2 Rv.

922 Tussenevaluatie Wet Herziening Kinderbeschermingsmaatregelen 2018, p. 7.

12 IVRK – dient een rechter gewicht toe te kennen aan de mening van het kind. Daarbij dient de leeftijd en het ontwikkelingsniveau van het kind in ogenschouw te worden genomen.

In de zaak betreffende het Poolse jongetje werd ook de situatie van zijn zestienjarige zus aan de kinderrechter voorgelegd. De RvdK achtte het niet in het belang van het meisje om in Polen in een pleeggezin geplaatst te worden ondanks de wens van de minderjarige om dichter bij haar familie te zijn. Volgens de RvdK kwam deze wens voort uit loyaliteit.923 De kinderrechter was echter van mening dat de minderjarige consistent haar voorkeur voor Polen had uitgesproken. Wanneer Po-len de noodzakelijke zorg zou kunnen bieden, vond de kinderrechter het niet acceptabel om de minderjarige ‘tegen haar eigen wil en ook tegen de wil van haar moeder’ te verplichten om in Ne-derland te blijven wonen.924

7.2.1.5 Onderzoek en waarborgen

Zoals beschreven in de context van pleeggezinplaatsing wordt altijd eerst onderzoek verricht. In jeugdrechtelijke uitspraken in grensoverschrijdende situaties komt de noodzaak van het doen van onderzoek ook naar voren. In één zaak - betreffende Slowaakse kinderen die in erbarmelijke toe-stand met hun moeder waren aangetroffen in Nederland - werd aangevoerd door de moeder dat de Slowaakse autoriteiten de nodige maatregelen hadden getroffen of zouden treffen om de vei-ligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.925 Deze stelling was volgens de Neder-landse kinderrechter echter onvoldoende vast komen te staan.926 Er waren verslagen – onder an-dere van de Slowaakse Centrale Autoriteit – over de situatie in Slowakije ingebracht. Uit de versla-gen bleek dat de moeder en grootmoeder niet in staat werden geacht om ‘de vereiste basale ver-zorging en opvoeding te bieden’.927 De mogelijkheid van plaatsing in een kindertehuis of gezinshuis werd als alternatief genoemd. Dit was echter nog niet nader geconcretiseerd. Om deze reden

Zoals beschreven in de context van pleeggezinplaatsing wordt altijd eerst onderzoek verricht. In jeugdrechtelijke uitspraken in grensoverschrijdende situaties komt de noodzaak van het doen van onderzoek ook naar voren. In één zaak - betreffende Slowaakse kinderen die in erbarmelijke toe-stand met hun moeder waren aangetroffen in Nederland - werd aangevoerd door de moeder dat de Slowaakse autoriteiten de nodige maatregelen hadden getroffen of zouden treffen om de vei-ligheid en ontwikkeling van de kinderen te waarborgen.925 Deze stelling was volgens de Neder-landse kinderrechter echter onvoldoende vast komen te staan.926 Er waren verslagen – onder an-dere van de Slowaakse Centrale Autoriteit – over de situatie in Slowakije ingebracht. Uit de versla-gen bleek dat de moeder en grootmoeder niet in staat werden geacht om ‘de vereiste basale ver-zorging en opvoeding te bieden’.927 De mogelijkheid van plaatsing in een kindertehuis of gezinshuis werd als alternatief genoemd. Dit was echter nog niet nader geconcretiseerd. Om deze reden