• No results found

Drempels voor het gebruik van opioïden bij ernstige kortademigheid

De variatie in de inzet van opioïden is mogelijk te verklaren uit drempels bij de zorgverlener en bij de patiënt en diens omgeving.LXXXVI,LXXXVII Ook recent Nederlands onderzoek laat dit zienLXXXVIII. Dit betreft een online vragenlijst-onderzoek onder 492 longartsen naar attituden in relatie tot opioïden bij COPD. Bij de zorgverlener bestaan de drempels voor de inzet van opioïden uit een vrees voor bijwerkingen zoals ademdepressie. De meest genoemde barrière onder artsen was de weerstand bij patiënten tegen het inzetten van opioïden. Bij patiënten en familieleden bestaan er klaarblijkelijk drempels voor het starten met opioïden, omdat dit wordt geassocieerd met een besluit tot levensbekortend handelen, met andere woorden met een start van de ‘terminale fase’.

Uitkomsten

De belangrijkste reden om opioïden voor te schrijven bij therapie-resistent dyspneu bij COPD is het verminderen van de dyspneu en daarmee verminderen van angst, paniek en depressie. Er zijn signalen dat de levensverwachting bij inzet van opioïden niet afneemt maar juist toeneemt, maar hiervoor is beperkt bewijs beschikbaar.

Effectiviteit

Om een beeld te krijgen van de effectiviteit van de aanbevelingen in de richtlijn hebben we de bronnen beoordeeld waarop ze zijn gebaseerd. Dit leverde een review artikel op (Jennings al., et al. Thorax 2002;57:939-44) en de onderliggende literatuur. We hebben deze review geactualiseerd op 23 april 2018. De eerste gerandomiseerde gecontroleerde trial met voldoende statistische power werd in 2003 gepubliceerd. In een review artikel van Simon et al., 2012 werd dit onderzoek beschreven met andere trials en met het overzichtsartikel van Jennings. De auteurs concludeerden dat er voor orale en

parenterale opioïden significante vermindering van ademnood is aangetoond; voor vernevelde opioïden en andere therapieën zoals zuurstof en benzodiazepinen niet.

In 2016 werd het Cochrane artikel van Jennings et al., 2001 teruggetrokken, geüpdatet en vervangen vanwege nieuw bewijs. In dit Cochrane overzichtsartikel van Barnes et al., 2016 zijn 26 trials met 526 patiënten onderzocht. Voor orale en parenterale opioïden werd een zwak tot matig statistisch significant effect op dyspneuscores gevonden ten opzichte van placebo (SMD 0,28), dat echter niet-significant bleef na correctie voor baseline-scores (de trials hadden een voormeting-nameting opzet). Wel werden twee- tot vijfvoudig verhoogde risico’s op bijwerkingen gezien. De algehele kwaliteit van het beschikbare bewijs was laag tot zeer laag (beoordeeld met GRADE).

Deze conflicterende literatuur heeft anderen ertoe aangezet de beschikbare trials te heranalyseren en aan te vullen met een nieuwe meta-analyseLXXXIX Zij bekritiseerden vooral de statistische analyse van Barnes et al., die in hun ogen onvoldoende rekening hield met de cross-over opzet van de meeste onderliggende trials. In een cross-over studie kunnen patiënten die in de ene behandelarm van de trial waren ingedeeld na verloop van tijd overstappen op de andere arm, bijvoorbeeld van de placebo-arm naar de morfi- ne-arm of andersom. Deze opzet heeft gevolgen voor de omvang van het gemeten effect, voor de statis- tische power en benodigde aantallen onderzoeksdeelnemers. Ekström et al. hebben geprobeerd met een ander statistisch model beter rekening te houden met deze effecten dan Barnes et al. hebben gedaan. Ook bekritiseerden zij Barnes et al. ervoor dat dezen ten onrechte de kwaliteit van het bewijs als zeer laag classificeerden op basis van de studie-omvang alleen, in plaats van op de studie-power. Zij komen tot de conclusie: “Moderate level evidence to date supports that regular, low-dose morphine is the first-line pharmacological treatment for the relief of chronic breathlessness in severe illness.”

Figuur 2. Meta-analyse (heranalyse) van effect van opioïden op kortademigheid (Ekström et al., 2015)LXXXIX

The meta-analysis of Barnes et al. re-analysed using random effects model and

accounting for matched data of crossover trials. In the pooled analysis compared with placebo, systemic opioids reduced breathlessness by a mean 0.32 (95% CI 0.18 to 0.47; p<0.001) SDsXC

Interpretatie

De meeste trials laten bewijs van werkzaamheid zien, voor zover het om orale en parenterale opioïden gaat. Het is te verwachten dat de effectiviteit in een cross-over trial zal worden onderschat, door ‘ver- dunning’ van het effect. Een kritiekpunt op het artikel van Barnes et al., 2016 was, dat zij ten onrechte de kwaliteit van het bewijs als laag classificeerden alleen op basis van de studie-omvang van de trials. Ekström et al. betogen dat de GRADE-beoordeling voor kwaliteit van het bewijs (waarschijnlijk vooral op basis van de GRADE-maat ‘imprecision’) zou moeten berusten op de statistische power, niet op de studie-omvang per se. Het is plausibel dat Barnes et al. niet zomaar alle studies met minder dan 50 patiënten hadden moeten afwaarderen met GRADE, of misschien wel op het criterium ‘imprecisie’ als ‘lage kwaliteit’ maar niet als ‘zeer lage kwaliteit’ hadden moeten waarderen. Het GRADE Handbook geeft immers geen vaststaande norm voor een minimum aantal patiënten per trial, maar beschouwt dit aantal in relatie tot de omvang van het te detecteren effect.XCI Een sterk punt van de meta-analyse van Ekström et al., 2015 is het feit dat deze zich richtte op dubbelblind onderzoek en op patiënten met ernstig COPD. Het is een methodologisch robuuste meta-analyse die matig sterk bewijs voor een effect vindt. Een goede afweging van effectiviteit en bijwerkingen zal in de praktijk moeten plaatsvinden. De gerapporteerde bijwerkingen zijn grotendeels beperkt tot misselijkheid, braken en obstipatie.

Conclusie effectiviteit

De effectiviteit van opioïden bij therapie-resistente dyspneu bij COPD is onderbouwd met een redelijke hoeveelheid bewijs van matige kwaliteit.

Kosteneffectiviteit

Noodzakelijkheid

Opioïden maken onderdeel uit van het verzekerde pakket, ook als ‘off label’-toepassing. Opioïden zijn geregistreerd voor behandeling van pijn in het algemeen en - in het geval van ‘off label’-gebruik- geaccepteerd voor behandeling van dyspneu, maar dit laatste alleen in het kader van acuut hartfalen. De ‘off label’-toepassing bij therapie-resistente dyspneu bij COPD is niet genoemd in het FK ook al is het toepassen ervan conform de richtlijnen. Als zodanig is het noodzakelijk te verzekeren zorg.

Uitvoerbaarheid

Opioïden zijn niet geregistreerd voor behandeling van dyspneu bij COPD. ‘Off label’-gebruik is toegestaan als de richtlijnen het middel aanbevelen. Voor hartfalen en COPD bij refractair dyspneu is dit het geval. In de medicatiebewakingssystemen van de KNMP wordt gewaarschuwd voor het gebruik van opioïden bij COPD. Opioïden kunnen, aldus de waarschuwingen, door hun centraal dempende werking een ademhalingsdepressie veroorzaken. De kans hierop wordt groter geacht bij snelle dosisverhogingen en patiënten met een reeds verhoogde pC02. Het is onbekend of deze waarschuwing nog in lijn is met de huidige inzichten over de inzet van opioïden bij refractair dyspneu bij COPD en of de uitvoerbaarheid van de richtlijnen hiermee wordt belemmerd.

Er zijn verschillende oorzaken (bij de arts en bij de patiënt en diens omgeving) voor de beperkte implementatie van de richtlijnen, zoals angst voor bijwerkingen en voor het versnellen van de stervensfase.

Dit alles kan ertoe bijdragen, dat patiënten niet de juiste zorg krijgen in de laatste levensfase en onnodig kampen met kortademigheid.

Bijlage 5e E-health in de COPD-zorg