• No results found

Drempels die delen in de weg staan

4/ Voedingsbodem voor succes

4.4 Drempels die delen in de weg staan

Tot slot gaat deze paragraaf in op de drempels die personen ervan weerhouden om te delen. De onderliggende redenering sluit sterk aan bij de verwachte negatieve effecten van deelname aan de deeleconomie, die verder in de tekst (in paragraaf 8.1) aan bod komen. Naast de hieronder beschreven factoren, kan de vrees voor negatieve effecten bijgevolg beschouwd worden als een bijkomende drempel die helpt te verklaren waarom mensen verkiezen niet actief te zijn op deelplatformen. Mogelijke negatieve effecten die kunnen voortkomen uit deelname aan de deeleconomie worden veel uitgebreider beschreven dan generieke drempels. Toch bieden de empirische studies van de Europese Commissie (2016) en ING (2015) inzage in factoren die deelname kunnen verhinderen.

4.4.1 Voorgaand onderzoek

Om België op Europees niveau te benchmarken, kijken we in eerste instantie opnieuw naar de meest recente cijfers die werden gepubliceerd in de Flash Eurobarometer van de Europese Commissie (2016)11. In de bevraging werd aan de respondenten gevraagd wat de belangrijkste problemen zijn – in vergelijking met de traditionele handel van goederen en diensten – waarmee ze geconfronteerd worden bij het gebruik van goederen en diensten via deelplatformen. Hoewel er niet rechtstreeks gevraagd werd wat hen ervan weerhoudt om actief te zijn in de deeleconomie, laat de vraag wel toe om na te gaan waarom ze de traditionele economie boven de deeleconomie zouden verkiezen.

De respondenten die al van de deeleconomie gehoord hadden of er al gebruik van maakten12, konden maximaal 2 van de onderstaande antwoorden aanduiden:

 Niet weten wie er verantwoordelijk is als er een probleem optreedt;

 Geen vertrouwen in internettransacties in het algemeen;

 Geen vertrouwen in de aanbieder of verkoper;

 Teleurgesteld zijn omdat de diensten en goederen niet aan de verwachtingen voldoen;

 Te weinig informatie hebben over de aangeboden diensten.

Zowel in België (38%) als in de EU28 (41%) wordt de onduidelijkheid rond aansprakelijkheid bij problemen als grootste nadeel beschouwd in vergelijking met transacties in de traditionele economie (cf. Tabel 6). In tweede instantie voorzagen de Belgische respondenten problemen met het online karakter van de deelactiviteiten (31%) en het gebrek aan kwaliteitsgaranties (30%) in vergelijking met traditioneel kopen of huren. Eén op vier Belgische respondenten gaf blijk van een gebrek aan vertrouwen in de aanbieders of gebruikers (27%), en van een gebrek aan informatie over de aangeboden diensten (24%). In termen van socio-demografische groepen, zijn er weinig uitgesproken verschillen, zoals blijkt uit Tabel 8 in Bijlage 4/.

De bezorgdheid over de aansprakelijkheid bij schade komt ook tot uiting in de resultaten van de internetsurvey die ING begin 2015 liet uitvoeren in 15 landen met zo’n 1.000 respondenten per land13. Net als in de meeste andere landen, maakten ruim de helft van de Belgen zich zorgen over de verzekeringen (cf. Figuur 19). Ze lieten anderen ook niet graag hun spullen gebruiken, wat een principiële drempel vormt in het kader van de deeleconomie.

11 De data zijn gebaseerd op een enquête die in maart 2016 werd afgenomen binnen de 28 EU-lidstaten met 500 respondenten per lidstaat. Voor de bevraging werden deelplatformen gedefinieerd als online tools die transacties mogelijk maken tussen aanbieders en gebruikers van diensten. Daarbij werd benadrukt dat het om allerlei diensten kan gaan, gaande van het (ver)huren van accommodatie en autodelen tot klusjes. Hoewel niet benadrukt werd dat het om tijdelijk gebruik van onderbenutte capaciteit gaat, sluit deze definitie in grote mate aan bij de definitie die in paragraaf 2.7 geformuleerd werd.

12 Voor de EU28 gaat het om 52% van 14.050 respondenten (i.e. 7.306 personen). In België gaat het om 39% van de 500 respondenten (i.e. 195 personen).

13 In deze studie werd een andere definitie van deeleconomie gehanteerd. Het werd er gedefinieerd als het gebruiken van goederen die anders niet gebruikt zouden worden (zoals een auto, huis of grasmaaier), weliswaar tegen betaling.

Figuur 19: In welke mate beïnvloeden deze factoren uw deelname aan de deeleconomie (% respondenten dat “zeer invloedrijk” of “invloedrijk” antwoordde)

Bron: Survey uitgevoerd in 15 landen in opdracht van ING (2015) met zo’n 1.000 respondenten per land (m.u.v. Luxemburg).

Tabel 6: Problemen voor gebruikers van dienstverlening via deelplatformen i.p.v. traditionele handel van goederen en diensten (in %)

Opmerking: In elke lidstaat mochten de 500 respondenten maximaal 2 antwoordopties aanduiden.

Bron: Flash Eurobarometer 438 (Europese Commissie, 2016)

4.4.2 Panelbevraging

Net als voor de motivatie van aanbieders en gebruikers om actief te zijn in de deeleconomie, werd in de online bevraging niet specifiek gevraagd naar de drempels die personen ervan weerhouden om actief te zijn op deelplatformen. De drempels om iets ter beschikking te bestellen van anderen of om iets van anderen te gebruiken, komen aan bod in de hoofdstukken die respectievelijk focussen op de vraag- en aanbodzijde van de deeleconomie (i.e. hoofdstukken 6/ en 7/).

 Bij gebruikers stellen we vooral nog een groot onontgonnen potentieel vast. Zij geven in 40% van de gevallen aan dat ze nog niet hadden stilgestaan bij wat ze verder nog konden delen. Als ze wel drempels ervaren, verwijzen ze vooral naar het risico om aansprakelijk te zijn voor schade (31%) of bepaalde zaken niet van anderen willen gebruiken (28%). Bij personen die van plan zijn om gebruik te maken van de deeleconomie, weegt de angst voor aansprakelijkheid zwaarder door dan bij mensen die er al effectief gebruik van maken (41%).

 Personen die niet overwegen om gebruik te maken van de deeleconomie geven aan dat ze het niet vertrouwen (40%). Ze hebben ook vaak principiële bezwaren tegen zaken van andere mensen gebruiken (34%) en willen niet aansprakelijk zijn voor schade (32,5%).

 Respondenten die aangaven dat ze niets aanbieden in de deeleconomie en dit ook niet overwegen, verwijzen vooral naar het principieel bezwaar dat ze het niet vertrouwen (40%) en/of dat ze er niet van houden dat anderen hun eigendom gebruiken (40%)