Maai-indicatiegetallen
Net als in de overige types overheersen hier de indicaties “verdraagt maaien zeer goed”, “verdraagt maaien goed “ en “eerste snede na half juni” en zijn andere indicatiegetallen minder vertegenwoordigd.
6\QRSWLVFKHWDEHO6&+$3(=85,1*W\SH
$DQWDORSQDPHV
:HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP 1HGHUODQGVHQDDP 3UHVHQWLHNODVVH
$JURVWLVFDSLOODULV Gewoon struisgras V
&HUDVWLXPIRQWDQXP Gewone hoornbloem IV
+ROFXVODQDWXV Gestreepte witbol IV
+\SRFKDHULVUDGLFDWD Gewoon biggekruid IV
5XPH[DFHWRVHOOD Schapezuring IV
$QWKR[DQWKXPRGRUDWXP Gewoon reukgras III
/ROLXPSHUHQQH Engels raaigras III
7ULIROLXPUHSHQV Witte klaver III
$FKLOOHDPLOOHIROLXP Gewoon duizendblad II
)HVWXFDUXEUD Rood zwenkgras II
/X]XODFDPSHVWULV Gewone veldbies II
2UQLWKRSXVSHUSXVLOOXV Klein vogelpootje II
3ODQWDJRODQFHRODWD Smalle weegbree II
3RDWULYLDOLV Ruw beemdgras II
5DQXQFXOXVUHSHQV Kruipende boterbloem II
5XPH[DFHWRVD Veldzuring II
6HQHFLRMDFREDHD Jakobskruiskruid II
7DUD[DFXP66XEYXOJDULD Gewone paardebloem II 3UHVHQWLHNODVVH,
$JURVWLV VWRORQLIHUD (Fioringras), $LUD SUDHFR[ (Vroege haver), &DUGDPLQH SUDWHQVLV
(Pinksterbloem), &DUH[RYDOLV (Hazezegge), &HQWDXUHD MDFHD (Knoopkruid), &HUDVWLXP
VHPLGHFDQGUXP (Zandhoornbloem), &UHSLV FDSLOODULV (Klein streepzaad), &\QRVXUXV FULVWDWXV (Beemdkamgras), &\WLVXV VFRSDULXV (Gewone brem), )HVWXFD ILOLIRUPLV (Fijn
schapegras), +\SHULFXP KXPLIXVXP (Liggend hertshooi), +\SHULFXP SHUIRUDWXP
(Sint-Janskruid), -DVLRQH 0RQWDQD (Zandblauwtje), /HRQWRGRQ DXWXPQDOLV (Vertakte
leeuwentand), /RWXV FRUQLFXODWXV (Gewone en Smalle rolklaver), /X]XOD PXOWLIORUD
(Veelbloemige veldbies), 3KOHXP SUDWHQVH (Gewoon timoteegras), 3RD SUDWHQVLV
(Veldbeemdgras), 3RO\JDOD YXOJDULV (Gewone vleugeltjesbloem), 3UXQHOOD YXOJDULV
(Gewone brunel), 5DQXQFXOXV DFULV (Scherpe boterbloem), 5DQXQFXOXV EXOERVXV
(Knolboterbloem), 6DJLQDSURFXPEHQV (Liggende vetmuur), 7HHVGDOLDQXGLFDXOLV (Klein
tasjeskruid), 7ULIROLXP DUYHQVH (Hazenpootje), 7ULIROLXP GXELXP (Kleine klaver),
9HURQLFD RIILFLQDOLV (Mannetjesereprijs), 9HURQLFD VHUS\OOLIROLD (Tijmereprijs), 9LFLD KLUVXWD (Ringelwikke), 9LFLDVDWLYDVVS6DWLYD (Voederwikke), 9XOSLDP\XURV(Gewoon
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
6FKDSH]XULQJ LV DVSHFWEHSDOHQG LQ GH]H SDDUGHQZHL *HZRRQ ELJJHNUXLG -DFREVNUXLVNUXLG6PDOOHZHHJEUHHHQ.OHLQYRJHOSRRWMHNRPHQVSRUDGLVFKYRRULQGLW JUDVODQGLQGHRPJHYLQJYDQKHW'RPHLQ(UWEUXJJHWH'HXUQHPHL
+HW6FKDSH]XULQJW\SHRQWZLNNHOW]LFKYDDNRSVFKUDOHWDOXGV]RDOVLQGLWZHLODQGQDELM %RVWHU5LMVWWH6FKRULVVH1DDVW*HZRRQVWUXLVJUDV*HZRRQGXL]HQGEODG0DUJULHW 0XL]HQRRU /LJJHQG KHUWVKRRL HQ 6FKDSH]XULQJ WURIIHQ ZH HU RRN *HZRQH YOHXJHOWMHVEORHPDDQMXOL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
.QRRSNUXLGW\SH
9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ
Kenmerkende soorten: 9HOG]XULQJ.URSDDU.QRRSNUXLGHQ*HZRQHEHUHQNODXZ.
De kenmerkende soorten zijn alle typisch voor mesofiele hooilanden. Drie grassen nl. Engels raaigras, Gewoon struisgras en de kenmerkende soort Kropaar treden frequent op. Gestreepte witbol, Veldzuring, Gewoon reukgras, Smalle weegbree, Gewone paardebloem, Witte klaver, Gewone hoornbloem, Ruw beemdgras, Scherpe boterbloem en Kruipende boterbloem zijn constante soorten in dit type. Naast twee kenmerkende soorten, nl. Knoopkruid en Gewone berenklauw zijn Rood zwenkgras en Glanshaver eveneens occasionele soorten. Ook Gewoon biggekruid, Kleine klaver, Rode klaver, Zachte dravik, Pinksterbloem, Duizendblad, Grote vossenstaart en Grasmuur komen occasioneel voor, maar met een lagere karakteristieke bedekking. Wilde peen, Margriet, Moerasrolklaver, Zachte ooievaarsbek, Voederwikke, Vertakte leeuwentand, Veldlathyrus, Gewone veldbies en Klein streepzaad zijn zeldzame soorten. Beemdlangbloem en Fluitenkruid zijn eveneens zeldzame soorten, maar met een hogere karakteristieke bedekking.
6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW
ASSOCIA: hoofdzakelijk rompgemeenschappen van de Klasse van de matig
voedselrijke graslanden (voor al R1: +ROFXV ODQDWXV/ROLXP SHUHQQH ± >0ROLQLR
$UUKHQDWKHUHWHD@ en R2: +ROFXV ODQDWXV/\FKQLV IORVFXFXOL) >0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@
en in minder mate /ROLRF\QRVXUHWXP(Zuidhoff HWDO., 1996). Een minderheid vertoont
volgens ASSOCIA verwantschap met de Glanshaver-associatie ($UUKHQDWKHUHWXP
HODWLRULV Braun 1915). Een klein aantal opnames waarin soorten als Gewone veldbies,
Gewoon biggekruid, Gewoon struisgras, Gewoon reukgras en Zachte dravik
voorkomen, bezitten gelijkenis met een subassociatie OX]XOHWRVXP FDPSHVWULV van de
Glanshaver-associatie.
Zwaenepoel (2002b): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ KHW *ODQVKDYHUYHUERQG
$UUKHQDWHULRQ HODWLRULV Koch 1926). In het Knoopkruid-type ontbreken de echte
Glanshaververbond-kensoorten (bv. Groot streepzaad, Grote bevernel) en naargelang de dominante soort(en) worden verschillende rompgemeenschappen afgebakend bv.
Engels raaigras-[$UUKHQDWKHULRQ], Gestreepte witbol-[$UUKHQDWKHULRQ], Gewoon
struisgras-[$UUKHQDWKHULRQ], Gewoon reukgras-[$UUKHQDWKHULRQ], ….
BWK: KX
0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur
Net als het Veldrus-type is het Knoopkruid-type vooral te vinden op ]DQGHQ OHPLJ
]DQGJURQGHQ (bijna de helft van de opnames) maar ook op licht zandleem tot leem. Het Knoopkruid-type ontbreekt op heel zware texturen.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
.QRRSNUXLGW\SH LQ KHW QDWXXUUHVHUYDDW GHQ 7RVFK WH 1HHURHWHUHQ PHW RQGHUPHHU .QRRSNUXLG5HXNJUDV*HVWUHHSWHZLWERO9HOG]XULQJHQ5XZEHHPGJUDVMXQL
Bodemvochtigheid
Het Knoopkruid-type komt vooral op GURJH DOV PDWLJ QDWWH JURQGHQ voor en in
beperkte mate ook op natte gronden.
Het grootste deel van de soorten uit het Knoopkruid-type zijn niet grondwaterafhankelijk. Ongeveer één vierde zijn niet obligate freatofyten. Obligate en natte grondwaterafhankelijke plantensoorten ontbreken in dit type. Ook de ordinatie wijst uit dat dit type, na het Schapezuring-type, behoort tot de minst vochtige types in de survey.
Twee derde van de opnames ligt dan ook buiten de van nature overstroombare gebieden.
Ellenbergindicatiegetallen
Net als in de meeste andere types overheersen in het Knoopkruid-type soorten die PDWLJVWLNVWRIULMNHERGHPVWRWVWLNVWRIULMNHERGHPVindiceren. Kenmerkende soorten van (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems komen weinig voor. Het Knoopkruid-type bezit een zeker aandeel aan soorten die typisch zijn voor stikstofarme tot matig stikstofrijke bodems.
Soorten die kenmerkend zijn voor zwak zure en zwak zure tot zwak basische bodems komen het meest voor. Het Knoopkruid-type heeft ook een zeker aandeel aan soorten die zure tot zwak zure bodems indiceren. Indicatiegetallen die kenmerkend zijn voor zure bodems, sterk basische of kalkrijke bodems of die meestal kalkrijke bodems indiceren, ontbreken in dit type.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
%HKHHU
Het beheer van glanshaverhooilanden, waarmee dit type grote verwantschap vertoont, wordt meestal afhankelijk gesteld van de voedselrijkdom van de bodem, waarbij zo mogelijk wordt gestreefd naar geleidelijke overgangen en soms ook rekening wordt gehouden met de zaadzetting van bepaalde soorten. Het beheer van verarmde glanshaverhooilanden is afhankelijk van de dominantie van de soorten. Bij dominantie van Gestreepte witbol en/of Engels raaigras dient men een aantal jaren vroeg te maaien (eind mei, uiterlijk eerste week juni). Door deze vroege maaibeurt groeien kruiden en minder productieve grassen zoals Gewoon reukgras en Rood zwenkgras vroeger door en onderdrukken ze de hergroei van dominante grassen (Zwaenepoel, 2000). Eventueel is een tweede maaibeurt op het einde van de zomer gewenst. De grasmat moet in ieder geval kort de winter ingaan. Onder dominantie van minder productieve grassen (Gewoon reukgras, Gewoon struisgras) is de productie van het grasland veel lager en is slechts één maaibeurt per jaar, na half juni nodig (Zwaenepoel, 2000).
Ontwikkeling naar een soortenrijker type kan alleen gehaald worden bij afwezigheid van bemesting of bij mestgiften tot maximaal 50 kg zuivere stikstof/ha/jaar (Bax & Schippers, 1998).
Door beweiding wijzigt het Glanshaver-verbond in een kamgrasweide. Achterwege laten van het beheer veroorzaakt meestal wijzigingen naar de Klasse der ruderale
gemeenschappen ($UWHPLVLHWHD) of naar nitrofiele zomen (*DOLR8UWLFHWHD)
(Zwaenepoel, 2002b). Maai-indicatiegetallen
Net als het Grote vossenstaart-type, het Geknikte vossenstaart-type en het Kamgras-type bezit het Knoopkruid-Kamgras-type, in vergelijking met de andere Kamgras-types, een iets groter aandeel aan soorten die maaien goed tot zeer goed verdragen en soorten die een eerste snede na half juni verkiezen. De maai-indicatiegetallen “eerste snede na begin juli” of “eerste snede na half juli” zijn hier minder vertegenwoordigd. Maaigevoelige soorten komen uitzonderlijk voor in dit type.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
.QRRSNUXLGW\SHWH%RUQHP:LQWDPPHW)OXLWHQNUXLG*HZRQHEHUHQNODXZ .URSDDU9HOG]XULQJHQ5HXNJUDVPHL *HVWUHHSWHZLWEROHQ5HXNJUDVEH]LWWHQYDDN KRJH DEXQGDQWLHV LQ KHW .QRRSNUXLGW\SH 1DDVW *HZRQH JODQVKDYHU HQ 6PDOOH ZHHJEUHHNRPWRRN*HZRRQELJJHNUXLGYRRU LQ GLW JUDVODQG WH :LQNVHOH :LMWKDPVH KRHN MXQL
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
6\QRSWLVFKHWDEHO.1223.58,'W\SH
$DQWDORSQDPHV
:HWHQVFKDSSHOLMNHQDDP 1HGHUODQGVHQDDP 3UHVHQWLHNODVVH
+ROFXVODQDWXV Gestreepte witbol V
5XPH[DFHWRVD Veldzuring V
$QWKR[DQWKXPRGRUDWXP Gewoon reukgras IV
&HUDVWLXPIRQWDQXP Gewone hoornbloem IV
5DQXQFXOXVDFULV Scherpe boterbloem IV
5DQXQFXOXVUHSHQV Kruipende boterbloem IV
7DUD[DFXP66XEYXOJDULD Gewone paardebloem IV
7ULIROLXPUHSHQV Witte klaver IV
3ODQWDJRODQFHRODWD Smalle weegbree IV
3RDWULYLDOLV Ruw beemdgras IV
$JURVWLVFDSLOODULHV Gewoon struisgras III
'DFW\OLVJORPHUDWD Kropaar III
/ROLXPSHUHQQH Engels raaigras III
$FKLOOHDPLOOHIROLXP Gewoon duizendblad II
$ORSHFXUXVSUDWHQVLV Grote vossenstaart II
$UUKHQDWKHUXPHODWLXV Glanshaver II
Bromus hordeaceus Zachte dravik II
&DUGDPLQHSUDWHQVLV Pinksterbloem II
&HQWDXUHDMDFHD Knoopkruid II
)HVWXFDUXEUD Rood zwenkgras II
+HUDFOHXPVSKRQG\OLXP Gewone berenklauw II
+\SRFKDHULVUDGLFDWD Gewoon biggekruid II
7ULIROLXPGXELXP Kleine klaver II
Trifolium pratense Rode klaver II
6WHOODULDJUDPLQHD Grasmuur II
3UHVHQWLHNODVVH,
$QWKULVFXVV\OYHVWULV(Fluitenkruid)&UHSLVFDSLOODULV(Klein streepzaad), 'DXFXVFDURWD
(Peen), )HVWXFDSUDWHQVLV(Beemdlangbloem), *HUDQLXPPROOH (Zachte ooievaarsbek),
+\SHULFXP SHUIRUDWXP (Sint-Janskruid), /DWK\UXV SUDWHQVLV (Veldlathyrus), /HRQWRGRQ DXWXPQDOLV (Vertakte leeuwentand), /HXFDQWKHPXP YXOJDUH (Margriet), /RWXV SHGXQFXODWXV (Moerasrolklaver), /X]XOD FDPSHVWULV (Gewone veldbies), 3UXQHOOD YXOJDULV(Gewone brunel), 9LFLDFUDFFD(Vogelwikke), 9LFLDKLUVXWD(Ringelwikke), 9LFLD VDWLYDVXEVS6DWLYD (Voederwikke), 9LFLDWHWUDVSHUPD (Vierzadige wikke).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
9HOGUXVW\SH
9HJHWDWLHHQVRRUWHQVDPHQVWHOOLQJ
Kenmerkende soorten: 9HOGUXV %LH]HQNRSSHQ 0RHUDVURONODYHU (JHOERWHUEORHP
+D]H]HJJH .DOH MRQNHU HQ 0RHUDVPXXU (0DQQDJUDV is een gemeenschappelijke
kensoort met het Geknikte vossenstaart-type, 3LWUXV is een gemeenschappelijke soort
met het Reukgras-type).
Dit is een van de meest soortenrijke types binnen de survey met als constante soorten Gestreepte witbol, Kruipende boterbloem, Pitrus en met een lagere karakteristieke bedekking, Pinksterbloem en Ruw beemdgras. Mannagras, Veldrus, Moerasrolklaver, Witte klaver, Fioringras en Gewoon reukgras komen frequent voor. Scherpe boterbloem en Veldzuring komen tevens frequent voor, maar met een lagere karakteristieke bedekking. Occasionele soorten zijn Kale jonker, Gewone hoornbloem, Ruige zegge, Engels raaigras, Hazezegge, Echte koekoeksbloem, Biezenknoppen en, met een hogere karakteristieke bedekking, Egelboterbloem en Geknikte vossenstaart. Moerasvergeet-me-nietje, Moerasmuur, Moeraswalstro, Lidrus en Grasmuur zijn zeldzame soorten. De grassen Gewoon struisgras en Rood zwenkgras zijn hier eveneens zeldzaam soorten maar met een hogere karakteristieke bedekking. In het Veldrus-type zijn soorten van dotterbloemgraslanden zoals Moerasrolklaver, Kale jonker, Echte koekoeksbloem, Biezenknoppen en Veldrus goed vertegenwoordigd. De aanwezigheid van Veldrus en Egelboterbloem in sommige opnames wijst op verwantschap met kleine zeggenvegetaties. Het betreft alle grondwaterafhankelijke plantensoorten.
6\QWD[RQRPLVFKHDIILQLWHLW
ASSOCIA: rompgemeenschappen van de Klasse van de matig voedselrijke graslanden
(vooral RG: +ROFXVODQDWXV/\FKQLVIORVFXFXOL±>0ROLQLR$UUKHQDWKHUHWHD@). Dominantie
van Pitrus in een aantal opnames wijst op RG -XQFXV HIIXVXV>0ROLQLHWDOLD/ROLR ±
3RWHQWLOOLRQ@. Een beperkt deel vertoont verwantschap met de Associatie van Geknikte
vossenstaart (5DQXQFXOR$ORSHFXUHWXPJHQLFXODWL Tüxen, 1947).
Zwaenepoel (2002c): URPSJHPHHQVFKDSSHQ YDQ KHW 'RWWHUEORHPYHUERQG
(&DOWKLRQ SDOXVWULV Tüxen 1937). Afhankelijk van de combinatie van de resterende
verbonds-, orde- en klassekensoorten worden verschillende rompgemeenschappen van het Dotterbloem-verbond omschreven. Sommige opnames zijn gelegen in overgangssituaties tussen het Dotterbloem-verbond en Kleine zeggenvegetaties. Naast de &DOWKLRQsoorten treffen we onder meer Egelboterbloem en Veldrus aan. Andere
opnames waarin Veldrus, Biezenknoppen en Gewoon struisgras veelvuldig voorkomen vertonen verwantschap met gedegradeerde blauwgraslanden uit het Verbond van
Biezenknoppen en Pijpenstrootje (-XQFR0ROLQLRQ Westhoff in Westhoff & den Held
1969).
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
.HQPHUNHQGHVRRUW 9HOGUXVLVDVSHFWEHSDOHQGLQGLW JUDVODQG WH .RQWLFK 'DDUQDDVW ZHUGHQ RQGHU PHHU RRN (JHOERWHUEORHP .UXLSHQGH ERWHUEORHP 0RHUDVPXXU )LRULQJUDV0DQQDJUDV6FKHUSH]HJJHHQ5XZEHHPGJUDVDDQJHWURIIHQPHL
0LOLHXNDUDNWHULVWLHNHQ Textuur
Het Veldrus-type komt op verschillende bodemtypes voor, gaande van ]DQGWRWOHHP.
In mindere mate komt het ook op klei voor. Het ontbreekt op heel zware texturen. Bodemvochtigheid
Het Veldrus-type is vooral te vinden op QDWWHWRW]HHUQDWWH JURQGHQ en in beperkte
mate zelfs op uiterst natte gronden. Het ontbreekt op droge en zeer droge gronden. Het grootste deel van de soorten uit het Veldrus-type zijn grondwaterafhankelijk. Hierbij komen in vergelijking met de ander types een belangrijk aandeel aan natte freatofyten en obligate grondwaterafhankelijke plantensoorten voor. Dit alles strookt met de gegevens over de bodemdrainageklassen.
Meer dan de helft van de opnames uit dit type komt in de van nature overstroombare gebieden voor. Vegetaties verwant aan het Dotterbloem-verbond verdragen overstromingen op voorwaarde dat ze ’s winters en niet met een grote regelmaat optreden. Hellberg (1995) bevestigt dit: het merendeel van de dottergraslandsoorten zijn tolerant voor overstromingen op voorwaarde dat het einde van de inundatie niet later is dan half april. Overstromingen tijdens het groeiseizoen wordt minder goed verdragen. Veel typische soorten (bv. Echte koekoeksbloem, Moerasrolklaver) vertonen
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden Ellenbergindicatiegetallen
In tegenstelling tot de meeste andere types, komen in het Veldrus-type vooral soorten
die VWLNVWRIDUPH en PDWLJVWLNVWRIDUPHWRWVWLNVWRIDUPH bodems (tussenvorm 3 en 5)
indiceren voor. Het stikstofindicatiegetal dat kenmerkend is voor zeer stikstofarme tot stikstofarme bodems komt hier in beperkte mate voor. Indicaties voor (zeer) uitgesproken stikstofrijke bodems ontbreken in het Veldrus-type.
Soorten met indicaties van zure tot zwak zure bodems nemen in dit type het grootste aandeel in. Net als het Schapezuring-type en het Reukgras-type is dit een van de weinige types met een belangrijk aandeel aan soorten die zure bodems indiceren. Indicatiegetallen die kenmerkend zijn voor sterk basische of kalkrijke bodems of die meestal kalkrijke bodems indiceren ontbreken in dit type.
%HKHHU
Hoewel Gestreepte witbol, net als in het Grote vossenstaart-type en het Geknikte vossenstaart-type, hier nog een grote presentie heeft, bevindt het Veldrus-type zich wegens het relatief grote aantal soorten van dotterbloemgraslanden in een minder voedselrijkere fase dan bijvoorbeeld het Geknikte vossenstaart-type. Gezien deze potenties zal de evolutie naar een nog bloemrijker type of naar halfnatuurlijk grasland (bijvoorbeeld dotterbloemgrasland) vanuit het Veldrus-type dan ook vlugger verlopen. In het Veldrus-type komt Pitrus frequent en abundant voor. Deze soort komt vaak tot dominantie op standplaatsen met een instabiele waterhuishouding die onder een zekere invloed van bemesting staan of gestaan hebben. Pitrus, kan wegens zijn goede kolonisatiecapaciteiten (grote hoeveelheden zaad die lang kiemkrachtig zijn en gemakkelijk verspreid worden) explosief te voorschijn komen in verwaarloosde
laaggelegen weilanden die opnieuw in begrazing worden genomen (Zuidhoff HW DO.,
1996). Door bewerking met te zware machines of vertrapping door grazende dieren die ofwel te vroeg ingeschaard werden of te lang op het terrein blijven op het einde van de zomer, wordt de graszode vaak grondig beschadigd zodat er massale kiemingsmogelijkheden voor deze soort ontstaan (De Becker, 2002).
Bij een adequaat (hooiland)-beheer, bestaande uit één of twee maaibeurten, waarbij de tweede maaibeurt eventueel kan vervangen worden door nabegrazing, kan dit type zich ontwikkelen tot nog soortenrijkere graslandgemeenschappen zoals dotterbloemgrasland. Naast het handhaven/instellen van een gunstig grondwaterpeil is nulbemesting een belangrijke voorwaarde voor het ontwikkelen/instandhouden van bloemrijke graslanden en Dotterbloemgraslanden.
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden
9HOGUXVW\SHYHUZDQWDDQ.OHLQH]HJJHQYHJHWDWLHVLQGHYDOOHLYDQGH%RHPHHUEHHNWH 5LMPHQDP %RQKHLGHQ 3LWUXV 9HOGUXV 0DQQDJUDV HQ (JHOERWHUEORHP ]LMQ DVSHFWEHSDOHQGPDDURRN=ZDUWH]HJJH+D]H]HJJHHQ0RHUDVURONODYHUZHUGHQLQGLW QDWWHJUDVODQGDDQJHWURIIHQPHL
9HOGUXVW\SHWH2SEUDNHOPHWNHQPHUNHQGHVRRUW (JHOERWHUEORHPRSGHYRRUJURQG
,QVWLWXXWYRRU1DWXXUEHKRXG
Typologie en beheer van soortenrijke cultuurgraslanden Maai-indicatiegetallen
Het Veldrus-type bezit in vergelijking met de andere types een groter aandeel aan planten die gevoelig zijn voor zelfs “normale” maaidata en die dus bij voorkeur gemaaid worden na half juli. Het betreft vooral kenmerkende soorten zoals Veldrus, Pitrus, Biezenknoppen, Moerasrolklaver en Egelboterbloem. Een beperkt deel van de soorten, zoals Kale jonker, zijn maaigevoelig.
In tegenstelling tot de meeste andere types zijn soorten die maaien goed en zeer goed verdragen en die bij voorkeur gemaaid worden in de tweede helft van juni hier iets minder goed vertegenwoordigd. Net als bij de andere types ontbreken hier volledig maai-intolerante soorten.