• No results found

door Kolonisatie van Europeanen en Indo-Europeanen

door

Dr. W. K. H. FEUILLETAU DE BRUYN.

De ervaringen die de V. O. C. in het verleden met Nieuw-Guinea opdeed waren zoo ontmoedigend, dat zij ten opzichte van dit groote eiland een scherpe politiek van onthouding volgde. Een land met een moordend klimaat — gedurende den kruistocht van een eskader van 8 schepen in 1763 naar de Noordkust van Nieuw-Guinea om den sluikhandel in nagelen tegen te gaan en de nako-ming der extirpatiecontracten met Tidore te controleeren, stierven bijna alle zeeofficieren en een groot deel der bemanning —, be-woond door een „volk waar geen zalf aan was te strijcken", zoo-als VALENTIJN dat uitdrukt, waar slaven, massoi en amber alleen met groot levensgevaar te verhandelen waren, had dan ook als exploitatieobject voor de Compagnie weinig waarde. Het best meende zij die politiek van onthouding door te kunnen voeren, door de souvereiniteit van Tidore over de Papoesche eilanden te erkennen en aan dit rijk het handelsmonopolie in die streken te verleenen, onder voorwaarde dat Tidore den zeeroof der Papoea's krachtig zou tegengaan. Want deze drieste gasten ontzagen ook de machtige Compagnie niet en kwamen zelfs op Ambon „moes-koppen".

Nieuw-Guinea bleef in de 18e en 19e eeuw een lastpost, eerst van de V. O. C, later van de Indische Regeering. Op het einde der 18e eeuw probeerde MAC CLUER in de Mac Cluer golf een kolonie te stichten, terwijl in dienzelfden tijd door JOHN HAYES in de Doreh-baai het fort „Coronation" werd gesticht. Maar in 1795 was men door ziekte gedwongen de vestigingen op te geven.

In 1870 ontwierp EMILIO CERRUTI plannen om in de Telok Berau een Italiaansche strafkolonie te stichten. In 1879 werd een plan tot kolonisatie door MENETTI GARIBALDI ontworpen. Maar daar is niets van terecht gekomen en in 1882 mislukt ook een kolonisatie-proef van de Duitschers aan de Ofak-baai door ziekte.

Eerst in 1898 had een blijvende bestuursvestiging te Manokwari plaats, om aan de voortdurende moordpartijen, „raak" of roof-tochten der Papoea's een einde te maken. Wel had men in 1828 in West-Nieuw-Guinea het Fort du Bus gesticht, maar in 1835 had men de vestiging door ziekte weer moeten ontruimen.

Van af de ontdekking van Nieuw-Guinea door ANTONIO PIGAFETTI

in 1521 tot het einde der 19e eeuw, blijken alle pogingen tot kolo-nisatie of stichting van een bestuursvestiging, door het moordend klimaat en de talrijke tropische ziekten tot mislukking gedoemd te zijn. Pas toen de medische wetenschap voldoende vorderingen had gemaakt op het gebied van de bestrijding van tropische ziekten, kon er van een Nederlandsche bestuursvestiging sprake zijn. Chi-nine, emitine, vaccinatie tegen pokken en typhus, salversan, de leer der vitaminen en de bestrijding van berri-berri, die alleen door gebruik van zilvervliesrijst afdoende mogelijk is, hebben koloni-satie en de economische ontwikkeling van Nieuw-Guinea mogelijk gemaakt.

Er is echter een vreeselijke ziekte, waartegen de medische we-tenschap nog machteloos staat, n.l. de filariasis of elephantiasis, veroorzaakt door de „Filaria Bancrofti". Op Noord-Nieuw-Guinea heb ik haar echter nooit kunnen constateeren; op Zuid- maar vooral

°p Zuid-West Nieuw-Guinea komt zij veelvuldig voor.

Aangezien de economische ontwikkeling van Noord-Nieuw-Gui-nea en de kolonisatie aldaar het meest belooft, beperkt dit artikel zich in hoofdzaak tot dit deel van het eiland.

Achtereenvolgens zullen behandeld worden, Ie de mogelijkheid van kolonisatie middels Chartered Companies, 2e die middels groote en kleine kapitaalkrachtige maatschappijen en 3e de kolo-nisatie door Europeesche klein-Iandbouwers.

I. Kolonisatie met behulp van Chartered Companies.

Toen in de tachtiger jaren de verdeeling van de „Herrenlose Gebiete" onder de groote mogenheden voor de deur stond was

515 ECONOMISCHE ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN

Engeland de eerste mogendheid, die zich bij haar koloniale ex-pansie van het stelsel der gemoderniseerde „chartered companies"

bediende. Hoofddoel van de chartered companies die in de Engel-sche sferen van invloed werkten was penetratie en occupatie.

EUGENE ETIENNE formuleerde het karakter dier maatschappijen als volgt: „La mainmise politique marche parallèlement avec

l'utili-„sation économique, quand celle-ci ne precede pas cella-la 1).

„En Carton de Wiart voegt hieraan toe „que ce sont des véritables

„compagnies a Gouvernement. C'est dans les recettes ordinaires d'un Gouvernement qu'elles cherchent surtout leurs ressources" 2) .

De staat delegeerde aan deze maatschappijen door middel van een octrooi zekere souvereine rechten. De heele administratieve dienst, een groot deel van de rechtspraak en de politie kwamen in handen der chartered companies. Zij kregen het recht om munt te slaan, beschikten over den domeingrond, hadden het recht om postzegels te drukken enz., kortom zij traden voor een groot deel in de souvereine rechten eener regeering.

Toch bestond er een zeer groot verschil tusschen de chartered companies uit de 17e eeuw en de moderne Geoctrooieerde Maat-schappijen. Het voornaamste verschil was wel gelegen in het feit, dat de moderne maatschappijen geen handelsmonopolie hadden.

Bovendien werden hen zekere humanitaire verplichtingen opge-legd zooals het tegengaan van slavernij en slavenhandel, het ver-bod tot invoer van alcoholische dranken, respecteeren van het geloof en de adat der inheemsche volken enz.

De chartered companies zijn uit den tijd. Zij pasten echter zeer goed in het kader van de koloniale politiek die door de verschil-lende mogendheden sedert de tachtiger jaren der vorige eeuw werd gevoerd. De verleening van het Royal Charter was een pre-rogatief van de kroon en het octrooi werd buiten het parlement om verleend, dat overigens ook vrijwel geheel werd uitgeschakeld.

Stellig zouden de parlementen de benoodigde gelden niet zoo vlot hebben gevoteerd, als de aandeelhouders der geoctrooide maat-schappijen dat deden, die dan ook feitelijk de „preparatory ex-panses" van koloniën hebben gedragen, die later tot kroonkolonies uitgroeiden.

1) Eugène Etienne. Les compagnies de colonisation p. 16.

2) E. Carton de Wiart. Les grandes compagnies du XlXe siècle p. 23".

Het spreekt overigens van zelf dat een Regeering ondoordachte handelingen van dergelijke chartered companies gemakkelijk kon desavoueeren, zoodra conflicten met andere staten ontstonden, waarbij het moederland dan eenvoudig de betrokken maatschappij aansprakelijk stelde.

Dit stelsel van de chartered companies werd ook door Duitsch-land in Nieuw-Guinea toegepast. De Neu-Giiinea Kompagnie kreeg in 1885 een royal charter. Maar reeds in 1889 deed zij aan den Rijksdag het verzoek om keizerlijke beambten aan te stellen die door haar zouden worden bezoldigd. De bestuurskosten druk-ten zwaar op de maatschappij en in 1898 deed zij het verzoek van het charter ontheven te worden, welk verzoek in 1899 werd in-gewilligd.

Ongetwijfeld heeft de Neu-Guinea-Kompagnie zeer veel bijge-dragen tot de snelle ontwikkeling VAN KAISER WILHEMSLAND.

Na den oorlog diende de heer E. HELFFERICH eind 1923 een verzoekschrift aan de Regeering in tot verleening van een concessie aan een Duitsche kapitaalkrachtige maatschappij tot ontsluiting van Noord- en West-Nieuw-Guinea. Er liepen toen geruchten dat de Duitschers een octrooi voor een chartered company op

Noord-Nieuw-Guinea poogden te verkrijgen.

In het midden moge worde gelaten welke nevengedachte het Duitsche concern misschien had, maar het is wel duidelijk dat het verleenen van een royal charter een politieke absurditeit zou ge-weest zijn, omdat verleening van een dergelijk charter langs den Weg van het Protectoraat tot een Duitsche kolonie en het verlies van Noord- en West-Nieuw-Guinea zou hebben geleid.

Meer reëelen grond onder den voet hadden de voorstellen van Duitsche zijde tot het verleenen van een concessie aan een groote maatschappij over een oppervlak van 200.000 km2. Zij stond op de basis van BISMARKCKS politiek om het nieuw verkregen grond-gebied door middel van groote kapitaalkrachtige maatschappijen tot ontwikkeling te brengen. Het is van belang op dit stelsel wat dieper in te gaan.

II. Kolonisatie door middel van groote kapitaalkrachtige maatschappijen.

Aanvankelijk heeft BISMARKCK getract het Engelsche stelsel

518 ECONOMISCHE ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN

der chartered companies over te nemen. Maar het groot-kapitaal liet hem hierbij in den steek. Het was niet willig om geld te beleg-gen in maatschappijen, die voorloopig alleen dividend zouden uit-betalen in den vorm van vaderlandsliefde.

Kleine maatschappijen waren naar BISMARCKS meening minder geschikt voor het eerste pionnierswerk, gingen veel sneller te gron-de en schrikten daardoor het grootkapitaal af. Het geld in koloniale maatschappijen belegd kon in de eerste jaren geen rente afwerpen en alleen groote zeer krachtige maatschappijen bleken in staat te zijn de eerste moeilijke jaren met redelijken kans op succes door te komen. Er moesten immers nieuwe scheepvaartlijnen worden geopend, nieuwe telegraphische verbindingen tot stand komen, hooge salarissen aan employees worden betaald, veel geld in ris-kante cultuur en mijnbouwondernemingen worden gestoken. Zoo mislukten b.v. in KAISER WILHELMSLAND zeven van de twaalf cul-tuurstations.

Groote territoriale concessies werden verleend aan de „Gesell-schaft für Süd-Kamerun", en de „Gesell„Gesell-schaft für Nord-West-Kamerun" met een oppervlakte van respectievelijk 9 millioen en 8 millioen hectaren. De South West Afrika Coy kreeg een mijn-monopolie in Damara land van 1.3 millioen hectaren en de con-cessie aan den koopman LÜDERITZ besloeg een oppervlak van 13.5 millioen hectare enz. *)

Het was in het bijzonder de „Deutsche Kolonial Gesellschaft"

die zich fel keerde tegen het verleenen van deze zeer groote con-cessies, die tot allerlei misbruiken aanleiding gaven in verband met de monopoliepositie die de groote maatschappijen innamen.

Toen dan ook de Neu-Guinea Kompagnie hare concessie terug gaf, moest zij zich tevreden stellen met een landbouwconcessie van 50.000 H. A.

Naarmate de koloniën zich echter ontwikkelden vestigden zich ook kleinere maatschappijen. Zoo waren er in 1913 in KAISER

WILHELMSLAND 27 maatschappijen werkzaam met een kapitaal van 50.5 millioen Mark, waarvan de Neu-Guinea Kompagnie, H E R N S

-1) Zie voor nadere bijzonderheden het werk van Pierre Decharme, ge titeld Compagnies et Sociétés allemandes.

HEiM & Co., de HAMBURGSCHE SÜDSEE A. G., en de firma HEINRICH RUDOLPH WAHLEN de grootste maatschappijen w a r e n . * )

In het algemeen kan men zeggen dat dit stelsel van groote con-cessies niet ongunstig op de economische ontwikkeling der Duit-sche koloniën heeft gewerkt. In dertig jaar is door Duitschland veel tot stand gebracht en het Duitsche volk kan hier met recht-matigen trots op wijzen.

Het Duitsche kapitaal heeft door intermediair van den heer

HELFFERICH in 1924 gepoogd een dergelijke groote concessie op Noord en West Nieuw-Guinea te verkrijgen met een oppervlakte van 200.000 km2. In dit gebied zou die Duitsche maatschappij dan een landbouwmonopolie krijgen en een voorkeursrecht op mijn-concessies overeenkomstig de toentertijd bestaande mijnverorde-ningen.

Het is wel duidelijk dat het uitgeven van een dergelijke concessie niet alleen, gelijk zou hebben gestaan met een breken met de open deur politiek, maar dat practisch het Nederlandsche initiatief ver-der uit zou zijn geschakeld. Bovendien zou zich achter een ver- der-gelijke maatschappij, bij het ontstaan van wrijving al heel spoedig de Duitsche publieke opinie hebben gesteld. Politieke bisbilles van min of meer ernstigen aard zouden daaruit voort kunnen vloeien.

Begrijpelijk is het dus dat er van het verleenen van deze concessie nooit iets is gekomen.

Toch moet men niet vergeten, dat Nieuw-Guinea nimmer tot ontwikkeling zal komen, wanneer geen goede scheepvaartverbin-dingen met redelijke vrachtprijzen tot stand komen. Vooral voor dit land, dat zoo geheel buiten het wereldverkeer ligt zijn die ver-bindingen van overwegende beteekenis. Het oude beproefde scheep-vaart-systeem der Duitschers in de Stille Zuidzee bestond daarin, dat men met kleine zeil-, stoom- en motorvaartuigen de producten naar bepaalde aanleghavens der groote stoomvaartlijnen transpor-t e e r d e2) . Vele kleine traders die in hoofdzaak bestonden van den handel in copra, tripang, schildpad en boschproducten vonden hier-in een bestaan.

1) Die Deutschen Schützgebiete in Afrika und der Südsee 1912/1913.

Statistischer Theil p. 81.

2) De economische verhoudingen in de Stille Zuidzee heden ten dage naar Scholefield. Tijdschrift voor Economische Geographie Mei 1921. p. 156.

520 ECONOMISCHE ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN

Het is wel duidelijk dat alleen groote kapitaalkrachtige maat-schappijen tot het stichten van scheepvaartverbindingen in staat zijn en daardoor de exploitatie en ontwikkeling van een groot ge-bied beter in de hand hebben.

De K. P. M. heeft een maandelijksche lijndienst op Noord-Nieuw-Guinea, die met zware verliezen werkt. Zware vrachten naar Ma-kasser drukken op de producten die op Noord-Nieuw-Guinea wor-den gewonnen. Alleen een rechtstreeksche verbinding naar Amerika, zou hierin verbetering kunnen brengen. De Japanners op Noord-Nieuw-Guinea zijn hierbij in het voordeel, doordat zij met een 500-tons scheepje via de Carolinen naar Japan kunnen afschepen.

Concessies voor boschproducten zullen het eerst en het snelste in productie komen. Jaren geleden meende Dr. COLIJN dat door het uitgeven van monopolie-concessies het land het snelste tot ont-wikkeling zou zijn te brengen. Te Manokwari is een houtzagerij van de Landschapskas die onder beheer van het Boschwezen staat.

Op houtaankap — op de opgeheven koraalriffen langs de kusten groeit uitstekend ijzerhout en ebbenhout, voor zoover dit niet door roofkap is verloren gegaan — drukken echter de dure vrachten.

Prijzen van dammar en rotan zijn zeer gedaald en voorloopig is niet te verwachten dat van boschconcessies veel voor een snelle ontwikkeling van Nieuw-Guinea kan worden verwacht.

Vóór de malaise waren op Nieuw-Guinea 25 dammarconcessies uitgegeven elk groot 3000 H. A. Meestal worden die concessies gevolgd door een aanvraag van erfpachtsperceelen voor klapper, kapok en cacao.

De ,,Phoenix", een groote maatschappij, heeft echter in deze malaise moeten liquideeren en de concessies zijn grootendeels in Japansche handen overgegaan. De maatschappij gaf voor een tracé naar haar dammarconcessies een bedrag van één ton uit zonder resultaat van beteekenis. Vele dammarconcessies zijn prijs-gegeven of vervallen, doordat men in gebreke bleef den cijns te betalen. Enkele van de Phoenixconcessies werden door Duitsche concessionarissen overgenomen.

De kansen voor groote landbouwconcessies zijn al evenmin schit-terend te noemen. Zeer goede gronden zijn op Nederlandsch Noord-Nieuw-Guinea zeer schaars. In het vroegere Kaiser Wilhelms-land liggen de ondernemingen hoofdzakelijk in de Jombavlakte

bij het vroegere Friedrich Wilhelmshafen en in de Astrolabevlakte aan de beneden Gogol. Thans zijn 178.000 H.A. in erfpacht uit-gegeven, waarvan 82.000 H.A. is beplant. Voornamelijk worden klapper, rubber en cacao aangeplant. In het Engelsche Papua lig-gen alle cultuuronderneminlig-gen ten oosten van de Kikorrivier'waar geweldige basaltische en andesietische lavastroomen voorkomen.

De ondernemingslandbouw omvat hier en areaal van 24.000 H.A. *).

Bewesten Cape Possession komen echter geen landbouwonderne-mingen voor.

Op Noord-Nieuw-Guinea liggen de beste gronden nog in de buurt van Manokwari en Amberbaken, terwijl in verband met het voorkomen van eruptief gesteenten op Japen en de Radja Ampatei-landen (Waigeo) kans bestaat op de aanwezigheid van redelijke goede gronden. Groote aaneengesloten complexen van b.v. 5.000 bouw zullen echter moeilijk te vinden zijn. Kleinere complexen ge-schikt voor kleine concessies beneden de 750 bouws zullen veel meer voorkomen. Zoo biedt het land dus voor den grooten onder-nemingslandbouw niet al te gunstige kansen. Van een snelle op-bloei als een gevolg van dezen ondernemingslandbouw behoeft men dan ook niet veel te verwachten.

Van den mijnbouw is voorshands evenmin veel te verwachten.

De bruinkoolvoorkomens zijn tot nog toe waardeloos gebleken en het eenige goede kolenveld, het Hornaveld ligt 50 km. ver van de kust van de Geelvinkbaai. Het mijnbouwkundig onderzoek van de Phoenix in het Cycloopgebergte schijnt ook al weinig resultaat te hebben gehad.

Op grond van zijn gedetailleerde onderzoekingen ten Oosten van de Mamberamo komt Dr. ZWIERZYCKI tot de conclusie dat de kan-sen voor de petroleummijnbouw in die streek gering is 2) . Toch moet mijn zich hierover niet al te positief uitspreken. Het is na-melijk uiterst moeilijk om van de bevolking gegevens te verkrijgen omtrent petroleum indicaties, omdat iedere stam weer een andere taal spreekt en de bevolking geestelijk tot de meest primitieve rassen behoort. Hun bevattingsvermogen gaat vaak slechts tot het getal

1) Australian Yearbook 1932 p. 460 en 400.

2) Dr. ZWIERZYCKI. Jaarboek van het Mijnwezen 1921. Verhandelingen De I p. 127.