• No results found

DOOR DEZE 7 FASEN GAAN PUBERS ALS JE HUN TELEFOON AFPAKT

In document Handboek voor beginnende puberouders (pagina 134-138)

Pubers en hun telefoon, het lijkt wel een extra ledemaat aan hun puber-lijfjes. Daar waar zij gaan, is hun telefoon. En als die telefoon dan wordt afgepakt, stort hun wereld in. En niet een beetje, maar hélémaal.

Fase 1: Ongeloof

Dus omdat ze straf hebben moeten ze hun telefoon inleveren? Wacht, wat zeg je? Telefoon afpakken? Hahaha, nee, natuurlijk niet gekkie.

Toch? We maken een grapje, toch? TOCH? Zeg alsjeblieft dat het een grapje is. En waarom pak je niet iets anders af? Je kunt ook een kop- telefoon afpakken, of hun oude telefoon. Hoezo nee?

Fase 2: Ontkenning

Eigenlijk hebben ze geen telefoon. Dus dat we die willen hebben omdat ze een onvoldoende hebben gehaald omdat ze een beetje waren verge-ten een toets te leren, want ze waren te druk met hun telefoon, slaat nergens op. Ze hebben geeneens een onvoldoende gehaald. Magister heeft een storing, alles is door elkaar gehaald. Wisten we dat niet? Sinds wanneer? Nou, sinds nu. Dus dat afpakken heeft geen zin. Hadden ze al gezegd dat ze geen telefoon hebben?

Fase 3: Paniek

Wat bedoelen we met niet vergeten adem te halen? Ze kunnen geeneens ademhalen. Ze hebben geeneens adem meer. Want er is kortsluiting in hun hoofd. En lijf. Snappen we dat niet? Kijk, nu beginnen ze ook nog

134

te zweten. En worden duizelig. Paniekaanval? Nou, dat is heel erg. Dan kun je maar beter die telefoon niet afpakken.

Fase 4: Woede

Dit is gewoon béláchelijk. Wij zijn ook béláchelijke ouders. Die béláche-lijke straffen verzinnen. En wij zijn niet alleen belachelijk, maar ook heel stom. Hebben we dat gehoord? HEEL STOM. En ja, ze gaan de hele dag hier met hun hoody over hun hoofd zitten. Met hun armen over elkaar. En met de deuren slaan als dat moet. En stampvoeten. Want ja, ze zijn boos.

Fase 5: Angst

Het was een grapje toch? Die telefoon gaan we toch niet echt afpakken?

Want hoe moeten ze dan de dag doorkomen? Hoe weten ze nu wat hun vrienden appen? Oh, en wat ze voor school moeten doen? Dat is toch belangrijk? We willen toch dat ze goede cijfers halen? Krijgen ze an-ders hun telefoon over een half uurtje weer terug? Uurtje? De hele dag?

Wat? Maar... wat moeten ze dan doen? En met wie? Waar moeten ze naartoe? Is er hulp? Ze kunnen toch wel hulp krijgen? Hoe kun je leven zonder telefoon?

Fase 6: Onderhandelen

Kijk, dat van die onvoldoende was natuurlijk niet zo handig. Snappen ze zelf ook wel. Maar als we nu de telefoon teruggeven, kunnen ze meteen extra hard leren. En extra goed hun best doen. En daardoor een extra hoog cijfer halen. En dat dan de rest van het jaar, hè. En ze hoeven deze maand ook geen zakgeld. Ze willen dan wel graag nu hun telefoon. Dat is eerlijk, toch? Toch?

Fase 7: Acceptatie

Helaas, deze fase zal je puber niet bereiken. Na fase 6 beginnen ze ge-woon weer bij fase 1.

‘HÉ MAM, IK SPREEK EVEN AF MET EEN ONBEKENDE VAN INSTAGRAM, OKÉ?’

De dochter van Saskia had een leuk idee: afspreken met een totaal onbe-kende vriend van Instagram. Of ze geld voor de bus kon krijgen om naar het Centraal Station in Amsterdam te gaan.

Mijn reactie op dat leuke ideetje van mijn dochter was behoorlijk hy-sterisch. Ik had me ooit voorgenomen om altijd rustig te blijven zodat ik in gesprek met mijn pubers kon blijven en het nooit een ordinai-re schordinai-reeuwpartij zou worden. Welnu, dat voornemen verdween als sneeuw voor de zon toen ze meedeelde dat ze de volgende dag had af-gesproken. Met iemand die ze kende van Instagram. Op het Centraal Station. In Amsterdam.

Tussen het moment van haar mededeling en mijn antwoord was het gebeurd: het zwartste doemscenario had zich in mijn hoofd genesteld.

Want deze ‘vriend’ was vast en zeker geen schattig meisje van dertien, maar een vieze kerel van veertig. Die het had voorzien op mijn dochter.

En haar zou ontvoeren. Alle logica verdween, ik kon er niks aan doen.

En terwijl ik rustig had willen zeggen dat dat wellicht geen goed idee was, begon ik te schreeuwen. Wat ze wel niet dacht. En hoe ze zo stom had kunnen zijn. En dat afspreken met een vreemde never nooit ging gebeuren. Zo. Ik had gesproken. Dat mijn dochter huilde en boos was, nam ik op de koop toe, het ging erom dat ik mijn punt had gemaakt.

De dochter stampvoette naar boven en daar zat ik dan met mijn gelijk.

De rede kwam langzaam terug. Deze reactie had niet alleen mijn doch-ter gekrenkt – ze had in haar ogen immers niks fout gedaan, het zorgde er vooral voor dat een gesprek hierover meteen een nare bijsmaak had.

Want nu moest ik haar uitleggen waarom ik zo hysterisch had gerea-geerd. En haar kijk op de wereld die nog zonder vooroordelen en on-bevangen was, in de kiem smoren. Het is helemaal niet erg om uit te leggen dat niet iedereen goede bedoelingen heeft en dat er bijvoorbeeld

136

achter een account van een dertienjarig meisje ook een volwassen man kan schuilen, maar dat werkt toch het beste als je dat een beetje rustig doet.

Maar nu was alles wat ik hierover vertelde omgeven door hysterie en angst. En vooral dat laatste wilde ik niet. Mijn angst moest niet die van haar worden. Het was, kortom, verre van hoe ik het had gewild. Dat gesprek kwam er uiteraard. Ik legde uit waarom ik reageerde zoals ik re-ageerde en dat ik als moeder vaak veel beren op de weg, haar weg!, zie.

Ze vond het stom dat ik zo paniekerig was. En vond het een belachelijk idee dat iemand anders achter een account van een meisje zou kunnen zitten. Het deed me oprecht pijn om te zien dat haar pure wereldbeeld in dat gesprek een stukje afbrokkelde.

Ik liet het rusten, maar mijn dochter kwam er alsnog op terug. Ze wilde gewoon met dat meisje afspreken, wat ik daar ook van vond. Ze hadden dezelfde interesses, luisterden naar dezelfde muziek en maakten beiden grappige video’s op TikTok. Ze waren al weken met elkaar aan het chat-ten en online bff’s geworden.

Ik snapte dat verbieden geen zin had, maar ik kon wel kijken of alle pa-rameters klopten. Ik vroeg aan mijn dochter of dat voor mij onbekende meisje ook een moeder had. En of die moeder mij dan even kon bel-len of appen. Op die manier kon ik mooi een en ander verifiëren. Mijn dochter vond het een absurd idee, maar begreep dat ze niet onder deze voorwaarde uitkwam. Oogrollend werd er druk geappt, even later kreeg ik een berichtje. Van een moeder die het gelukkig ook geen goed idee vond dat haar dochter met een onbekende wilde afspreken. Opgelucht appte ik terug.

Een paar dagen later stond ik in een park in Amsterdam. Een uiterst schattig meisje rende op mijn dochter af. Ze omhelsden elkaar en liepen al babbelend en giechelend door het park. De moeder en ik schudden handen en maakten kennis. “Zie je wel,” riep mijn dochter opgetogen.

Ik was niet eerder zo blij dat ik ongelijk had gehad.

EEN GOED GESPREK OVER

In document Handboek voor beginnende puberouders (pagina 134-138)