• No results found

4. Invloed van de invoering van de earnings-strippingmaatregel

4.6 Diverse gevolgen

De earnings-strippingmaatregel vervangt in beginsel een aantal bestaande renteaftrekbeperkingen, zoals waarschijnlijk art. 15ad Wet Vpb. Op Prinsjesdag 2018 zal bij de Tweede Kamer behandeling duidelijk worden wat er met de overige renteaftrekbeperkingen gaat gebeuren.207 Door het invoeren van de earnings-strippingmaatregel en het laten vervallen

van art. 15ad Wet Vpb wordt een structurele budgettaire opbrengst van ongeveer €1,4 miljoen verwacht.208 Per 1 januari 2019 wordt de mogelijkheid om rente af te trekken van de winst dus

aanzienlijk beperkt.

De invoering van een earnings-strippingmaatregel zal samenvallen met het vervallen van andere regels.209 Hoogstwaarschijnlijk gaan, zoals besproken, enkele bestaande

renteaftrekbeperkingen verdwijnen.210 Een ander gevolg is dat als de earnings-

207 Brief Staatssecretaris van Financiën van 9 mei 2018, nr. 2018-0000069704 208 Brief van de minister van financiën van 19 april 2018, nr. 11 2018-34267

209 Deloitte (redactie). (juli 2017) Conceptwetsvoorstel voor implementatie van ‘Anti Tax Avoidance Directive’ gepubliceerd 210 Elsweier, F,J. (maart 2018) ATAD 1 en 2: De implementatie van antibelastingontwijkingsmaatregelen.

strippingmaatregel wordt ingevoerd met de voorstellen zoals deze er nu liggen, Nederland relatief onaantrekkelijker wordt als ‘financieel centrum’.

Tijdens het debat over de aanpak van belastingontwijking, heeft H. Nijboer211 een motie

ingediend. 212 Hij is van mening dat de earnings-strippingmaatregel woningcorporaties

moeten ontzien door een compensatieregeling. De staatssecretaris is echter van mening dat het doel van de maatregel een gelijkere fiscale behandeling van het eigen vermogen en het vreemd vermogen is. De maatregel is daarom gericht op alle

vennootschapsbelastingplichtigen, dus ook de woningcorporaties. De staatssecretaris heeft laten weten dat woningcorporaties geen openbare infrastructuurprojecten zijn.213 Daarnaast

kunnen uitzonderingen het risico met zich meebrengen dat ze worden geïnterpreteerd als het verlenen van verbonden staatsteun. De staatssecretaris van Financiën heeft deze motie dan ook ontraden. De voorzitter van Bouwend Nederland, M. Verhagen, vindt dat Nederland om onbegrijpelijke redenen geen gebruik maakt van deze uitzonderingsmogelijkheden.214

De definitie wat wel of niet onder een openbare infrastructuur valt is soms lastig te bepalen. Dit is bijvoorbeeld gebleken uit een geschil in het Vlaamse Gewest, de noordkant van Brussel, rondom een winkelcentrum. Leuven had een klacht ingediend bij de Europese Commissie. Het standpunt was dat staatssteun was verleend aan het project ‘Uplace ’omdat bepaalde infrastructuur enkel ten goede zou komen aan ‘Uplace’ zelf. De Europese

Commissie heeft het geschil bekeken en heeft geoordeeld dat er geen sprake is van

staatssteun onder meer omdat de infrastructuur ook zou worden aangelegd als het ‘Uplace’ project niet zou bestaan.215

4.7 Conclusie

Op 1 januari 2019 moeten de lidstaten van de Europese Unie ATAD1 implementeren. Het definitieve wetsvoorstel omtrent de earnings-strippingmaatregel, dat een onderdeel is van de ATAD1, is nog niet bekend. Wel is er een conceptwetsvoorstel en zijn er uitspraken gedaan in het regeerakkoord, waarmee ongeveer duidelijk is geworden hoe Nederland de ATAD1 en daarmee de earnings-strippingmaatregel gaat implementeren.

211 H. Nijboer is een Nederlandse politicus 212 Debat, Belastingontwijking, 29 maart 2018

213 EY, (redactie). (mei 2018). Staatssecretaris beantwoordt vragen over de earningsstrippingmaatregel. Tax Update Weekly 17

mei, Edition 20

214 Verhagen, M. (mei 2018) Streng kabinet schaaft woningen en wegen. Financieel dagblad.

Nederland kiest voor een strengere implementatie dan is voorgeschreven in ATAD1. Er wordt niet gekozen voor een groepsuitzondering, terwijl dit wel tot de mogelijkheden behoord. Hierdoor wordt het kabinet beschermd tegen het mogelijk verlenen van verboden staatssteun. Een andere keuze die bij de implementatie van de earnings-strippingmaatregel wordt gemaakt betreft de drempel. Nederland stelt de drempel hoogstwaarschijnlijk op €1.000.000 terwijl ATAD1 een drempel van €3.000.000 voorschrijft.

Zoals de wetgeving er nu uitziet, laat Nederland verschillende mogelijke regelingen onbenut. Nederland heeft bijvoorbeeld geen overgangsregelgeving opgenomen, waardoor bedrijven abrupt te maken kunnen krijgen met de nieuwe renteaftrekbeperking. Tijdens de behandeling van vragen en antwoorden van de Tweede Kamer blijkt uit eigen analyse dat in de huidige situatie 2.800 bedrijven geraakt worden. Bij deze analyse zijn de momenteel voorgenomen keuzes gebruikt.

Duitsland kent de earnings-strippingmaatregel sinds 2008 en het grootste voordeel waar ze van profiteren is de relatieve eenvoud die de earnings-strippingmaatregel met zich

meebrengt. Het nadeel dat Duitsland ervaart is dat de earnings-strippingmaatregel ook de niet-misbruik gevallen raakt.

Uit kamerstukken is duidelijk geworden dat art. 10a Wet Vpb blijft bestaan, omdat het een schrappen van deze regelgeving kan leiden tot een herleving van het fraus legis leerstuk. Het artikel wordt ook na de invoering van de earnings-strippingmaatregel van groot belang geacht. Zoals het er nu naar uit ziet wordt art. 15ad Wet Vpb wel geschrapt. Op Prinsjesdag 2018 zal tijdens de Tweede Kamer behandeling duidelijk worden wat er met de overige renteaftrekbeperkingen gaat gebeuren.

5. Conclusie

5.1 Afsluiting

In dit laatste hoofdstuk wordt eerst een kort en bondige samenvatting gegeven, waarna wordt overgegaan tot het beantwoorden van de deelvragen. Tot slot wordt in de laatste paragraaf een antwoord gegeven op de probleemstelling van dit onderzoek.

5.2 Samenvatting

Deze masterscriptie is geschreven tijdens de afrondende fase van de opleiding Fiscale Economie. Het onderwerp betreft de earnings-strippingmaatregel in combinatie met de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb.

De laatste jaren is er veel ophef over multinationals die door gebruik te maken van verschillen in wetgeving in verschillende landen de meest gunstige route bewandelen om de belastingheffing te verminderen. De Europese Commissie heeft in 2016 voorstellen gepresenteerd om belastingontwijking tegen te gaan. Er werd een invulling gegeven aan de implementatie van de door OESO geformuleerde BEPS-actiepunten. Uiteindelijk is er een BEPS-richtlijn, ATAD1 ontstaan. Een van de onderwerpen die in de ATAD1 is opgenomen is de earnings-strippingmaatregel. Deze maatregel is erop gericht om binnen een concern de grondslaguitholling en winstverschuiving middels rentebetalingen te voorkomen. Uiterlijk 1 januari 2019 zal de earnings-strippingmaatregel moeten worden geïmplementeerd in de nationale wetgeving.

In het eerste hoofdstuk is de earnings-strippingmaatregel aan bod gekomen. Hier is weergegeven hoe de OESO en de ATAD1 invulling hebben gegeven aan de uiteindelijke earnings-strippingmaatregel. Lidstaten hebben een zekere vrijheid bij de implementatie van de earnings-strippingmaatregel omdat de maatregel een aantal keuzemogelijkheden biedt. Op 10 juli 2017 is het Nederlandse conceptwetsvoorstel gepubliceerd, waarin duidelijk is geworden dat de earnings-strippingmaatregel een plaats krijgt in de wet als art. 15b Wet Vpb. De earnings-strippingmaatregel zorgt ervoor dat het overschot aan rentelasten niet kan worden afgetrokken indien de rentelasten meer bedragen dan 30% van de fiscale EBITDA. In het tweede hoofdstuk is de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb uiteengezet. Nederlandse vennootschappen proberen te profiteren van de aftrekbaarheid van de vergoeding van vreemd vermogen, omdat de vergoeding op eigen vermogen niet aftrekbaar is. Voordat art. 10a Wet Vpb in de Wet kwam werd winstdrainage bestreden met het leerstuk

van fraus legis. Om art. 10a Wet Vpb toe te passen moet er sprake zijn van een groepslening en een besmette rechtshandeling. Tevens bestaat de mogelijkheid om aanspraak te maken op een tegenbewijsregeling.

In het derde hoofdstuk is de fiscale eenheid behandeld. Dit jaar is een belangrijke uitspraak gedaan omtrent de fiscale eenheid, die gevolgen heeft voor art. 10a Wet Vpb. Het artikel blijkt volgens het Europese Hof van Justitie in strijd te zijn met de vrijheid van vestiging. Daarom is er een spoedreparatiemaatregel aangekondigd die ervoor zorgt dat bij de toepassing van art. 10a Wet Vpb gedaan moet worden alsof er geen sprake is van een fiscale eenheid terwijl deze wel aanwezig is. Het lijkt waarschijnlijk dat de fiscale eenheid ook voor het nieuwe art. 15b Wet Vpb buiten beschouwing gelaten moet worden.

In het vierde hoofdstuk is de invloed van de invoering van de earnings-strippingmaatregel behandeld. Het lijkt erop dat Nederland kiest voor een strengere implementatie dan is voorgeschreven in ATAD1, Nederland laat veel opties onbenut. Bij een wetswijziging gebaseerd op de huidige voorstellen zullen ongeveer 2.800 bedrijven worden geconfronteerd met een gewijzigde situatie. Kamerstukken wijzen uit dat art. 10a Wet Vpb waarschijnlijk blijft bestaan, het schrappen van de regeling zou kunnen leiden tot een herleving van het fraus legis leerstuk, hetgeen als ongewenst wordt beschouwd.

5.2 Beantwoording deelvragen

Om de probleemstelling van dit onderzoek te kunnen beantwoorden zijn er aan het begin van dit onderzoek drie deelvragen opgesteld. Voordat antwoord gegeven kan worden op de probleemstelling, worden eerst de deelvragen beantwoord.

5.2.1 Beantwoording deelvraag 1

De eerste deelvraag luidt; Wat houdt de earnings-strippingmaatregel in en wat zijn de huidige

ontwikkelingen? Deze vraag is behandeld in het eerste hoofdstuk.

De OESO heeft een actieplan gepresenteerd met aanbevelingen, diverse landen hebben naar aanleiding van dit actieplan maatregelen genomen. In januari 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor de ATAD1, de richtlijnen hiervoor zijn in juni 2016 aangenomen. In totaal zijn er vijf verschillende maatregelen, die tezamen zorgen voor het tegengaan van belastingontwijking. Eén van deze maatregelen betreft de earnings- strippingmaatregel.

Het conceptwetsvoorstel voor Nederland is gepubliceerd op 10 juli 2017. Hieruit blijkt dat de earnings-strippingmaatregel een plek krijgt als art. 15b in de Wet Vpb. In het document is te zien welke keuzes Nederland lijkt te maken met betrekking tot de vrije keuzes die mogelijk zijn bij de implementatie van de earnings-stripping maatregel.

De earnings-strippingmaatregel zorgt ervoor dat het overschot aan rentelasten niet kan worden afgetrokken voor zover de rentelasten meer bedragen dan 30% van de fiscale EBITDA. Nederland maakt de keuze om een drempel op te nemen van €1.000.000. Een andere keuze die Nederland heeft gemaakt is om geen groeps-uitzonderingen op te nemen. Wel kiest Nederland ervoor om niet aftrekbare rente onbeperkt voort te wentelen waardoor de renteaftrekbeperking slechts getemporiseerd wordt. Het volgende jaar kan het namelijk weer worden aangemerkt als rentelast.

5.2.2 Beantwoording deelvraag 2

De tweede deelvraag luidt: Hoe ziet de huidige renteaftrekbeperking van art.10a Wet Vpb

eruit? Deze vraag is behandeld in hoofdstuk twee en drie.

Toen art. 10a Wet Vpb is geïntroduceerd volgden al snel andere wettelijke renteaftrekbeperkingen. Het doel van de implementatie van art. 10a Wet Vpb was onder andere een codificering van fraus legis. Tot aan de invoering van art. 10a Wet Vpb zijn de problemen waarvoor art. 10a Wet Vpb tot stand is gekomen bestreden met fraus legis. Het onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen is enorm belangrijk. Bij de fiscale winstbepaling wordt aangesloten bij de bedrijfseconomische uitgangspunten waarbij de beloning over vreemd vermogen, rente, in beginsel aftrekbaar is bij de bepaling van winst. De vergoeding voor eigen vermogen, dividend, mag niet worden afgetrokken van de fiscale winst. Art. 10a Wet Vpb bestrijdt de winstuitholling in groepsverband die plaatsvindt door middel van renteaftrek. Het beperkt dus alleen de aftrek van rente die is verschuldigd is op groepsleningen. Van een groepslening is sprake indien de rente rechtens dan wel in feite direct of indirect verschuldigd is aan een verbonden lichaam of een verbonden natuurlijk persoon. Art. 10a Wet Vpb is uitsluitend van toepassing als er ook sprake is van een besmette rechtshandeling. Dat kan zijn bij een winstuitkering of een kapitaalteruggaaf door de belastingplichtige, of een met hem verbonden lichaam.

Alle renteaftrekbeperkingen hebben in principe hetzelfde doel, namelijk het voorkomen van misbruik door renteaftrek. Alle vier de wettelijke renteaftrekbeperkingen, art. 10a, art. 10b, art.

13l, art. en 15ad, zijn echter gericht op een specifieke ongewenste situatie. Indien een bepaalde situatie valt onder twee verschillende renteaftrekbeperkingen, kan de rente maar eenmalig worden gemarkeerd als niet aftrekbaar. De renteaftrekbeperkingen worden toegepast in de volgorde waarin zij in de wet staan opgenomen. Over de samenloop met art. 10a en art. 15b Wet Vpb is nog weinig bekend omdat het conceptwetsvoorstel nog geen uitgebreide voorschriften omvat.

In een recente uitspraak door het Europese Hof van Justitie is geoordeeld dat ondanks dat een belastingplichtige geen fiscale eenheid kan aangaan met een in de EU gevestigde dochter, men wel in aanmerking kan komen voor de voordelen van het fiscale-eenheidsregime, omdat in deze situatie de weigering van de renteaftrek in strijd met de vrijheid van vestiging, als er wel aftrek van rente mogelijk zou zijn indien de EU-dochter gevoegd was in de fiscale eenheid. Hiervoor zijn door de staatssecretaris spoedmaatregelen opgesteld die met terugwerkende kracht tot 25 oktober 2017 11:00 van kracht zijn. Deze maatregel houdt in dat voor sommige maatregelen, waaronder ook art. 10a Wet Vpb, voortaan gedaan moet worden alsof er geen fiscale eenheid bestaat.

5.2.3 Beantwoording deelvraag 3

De derde deelvraag is als volgt opgesteld; Hoe beïnvloedt de earnings-strippingmaatregel de

aftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb en wat zijn de gevolgen? Deze vraag is behandeld in

hoofdstuk vier.

Nederland kiest voor een strengere implementatie van de earnings-strippingmaatregel dan het Europese minimum vereist. Doordat er niet gekozen wordt voor een groepsuitzondering wordt het kabinet beschermd tegen het geven van eventuele verboden staatssteun en leidt de vormgeving tot een gelijkere behandeling van het eigen en vreemd vermogen. Hierdoor wordt het ondernemen met meer eigen vermogen bevorderd wat belangrijk is voor de stabiliteit van bedrijven. Veel eigen vermogen vormt in het algemeen een goede buffer in tijden van economische tegenslag.

Nederland laat verschillende mogelijkheden onbenut. Het niet opnemen van een overgangsrecht zorgt ervoor dat bedrijven abrupt te maken kunnen krijgen met een renteaftrekbeperking. Daarnaast is het waarschijnlijk dat woningbouwcorporaties worden getroffen indien er geen compensatie zal worden opgenomen in de nieuwe wetgeving.

Wanneer de earnings-strippingmaatregel wordt geïmplementeerd, met een drempel van €1.000.000 en 30% van de EBITDA, heeft dat op ongeveer 2.800 bedrijven invloed. Indien het percentage slechts 20% van de EBITDA zou worden, beïnvloedt dat ongeveer 3.000 bedrijven. Indien de earnings-strippingmaatregel wordt geïmplementeerd vormt dit tevens een oplossing voor situaties die bestreden werden door andere wettelijke renteaftrekbeperkingen. De staatssecretaris heeft daarom aangegeven dat bij de invoering van de earnings- strippingmaatregel art. 15ad hoogstwaarschijnlijk komt te vervallen maar dat art. 10a Wet Vpb blijft bestaan. Art. 10a Wet Vpb blijft bestaan omdat het schrappen van dit artikel kan leiden tot een herleving van het fraus legis leerstuk. Wat er met de overige renteaftrekbeperkingen gaat gebeuren wordt bekend op Prinsjesdag 2018 bij de Tweede Kamer behandeling. Zoals bij het beantwoorden van de tweede deelvraag is besproken, werd geconcludeerd dat art. 10a Wet Vpb in strijd is met de vrijheid van vestiging in combinatie met de fiscale eenheid. De spoedreparatiemaatregelen die in werking gaan treden kan in de praktijk voor problemen kan zorgen bij het opstellen van de jaarrekening en de belastingaangifte van 2017. Daarnaast kunnen bepaalde fiscale eenheden te maken krijgen met de renteaftrekbeperking, terwijl dit eerst niet aan de orde was. Het lijkt er ook op dat het MKB meer wordt benadeeld ten opzichte van multinationals.

Het lijkt waarschijnlijk dat voor de toepassing van art. 15b de fiscale eenheid ook buiten beschouwing moet worden gelaten omdat een concern met verschillende vennootschappen die feitelijk in Nederland zijn gevestigd en gevoegd in de fiscale eenheid niet geconfronteerd worden met de toepassing van dit artikel in tegenstelling tot een situatie met een EU-gevoegde dochter in de fiscale eenheid. Dit zou in eerste instantie opgelost kunnen worden door het artikel van de fiscale eenheid aan te passen. Een andere mogelijke oplossing op Europees niveau zou kunnen zijn om grensoverschrijdende belastingheffing mogelijk te maken. Tot slot is het een optie om de mogelijkheid die wordt geboden in art. 4 lid 1 onder sub a te weigeren zodat de berekening toe wordt gepast per entiteit.

5.3 Beantwoording probleemstelling

De probleemstelling die in deze scriptie centraal stond luidt als volgt:

Wat zijn de gevolgen voor de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb veroorzaakt door de invoering van de earnings-strippingmaatregel?

De aanpak van belastingontwijking is op dit moment een zeer actueel en politiek gevoelig punt. Met ingang van 1 januari 2019 wordt een grote stap gezet door de invoering van de earnings-

strippingmaatregel in de nationale wetgeving, art. 15b Wet Vpb. De invoering heeft tot gevolg dat er ongeveer 2.800 bedrijven worden geconfronteerd met de renteaftrekbeperking.

Nederland heeft gekozen voor een strengere invoering van de earnings-strippingmaatregel dan is voorgeschreven. Daarnaast laat Nederland een aantal mogelijkheden onbenut, zoals de invoering van een overgangsrecht. Hierdoor kunnen bedrijven abrupt te maken krijgen met de renteaftrekbeperking.

Een gevolg van de invoering is dat andere renteaftrekbeperkingen waarschijnlijk komen te vervallen, op Prinsjesdag 2018 komt hier meer duidelijkheid over. Art. 10a wet Vpb zal niet komen te vervallen aangezien het schrappen van dit artikel kan leiden tot het herleven van het fraus legis leerstuk. Wel zal art. 10a Wet Vpb in de komende tijd veranderingen ondergaan omdat in een uitspraak door het Europese Hof is bepaald dat het artikel in strijd is met de vrijheid van vestiging in combinatie met de fiscale eenheid. Door de invoering van spoedreparatiemaatregelen wordt er voor de toepassing van onder andere art. 10a Wet Vpb gedaan alsof er geen sprake is van een fiscale eenheid en de vennootschappen zelfstandig belastingplichtig zijn. Bepaalde fiscale eenheden kunnen hierdoor te maken krijgen met de renteaftrekbeperking terwijl dit eerder niet aan de orde was. In de praktijk zal dit problemen kunnen opleveren.

Mijn aanbeveling aan de wetgever is ten eerste om bij de toepassing van art. 15b Wet Vpb de fiscale eenheid ook buiten beschouwing te laten. Een mogelijkheid hiervoor zou kunnen zijn om het artikel van de fiscale eenheid, art. 15 Wet Vpb, aan te passen. Om het probleem op Europees niveau op te lossen zou het een mogelijkheid kunnen zijn om een grensoverschrijdende belastingheffing in te voeren of de mogelijkheid die wordt geboden in art. 4 lid 1 onder sub a te weigeren zodat de berekening toe wordt gepast per entiteit.

Over de samenloop tussen art. 10a en art. 15b Wet Vpb is nog weinig bekend aangezien het conceptwetsvoorstel nog geen uitgebreide voorschriften omvat. Ik adviseer de wetgever om, zoals eerder is aangegeven in kamerstukken, de verschillende renteaftrekbeperkingen toe te passen in de volgorde waarin zij in de wet staan.

Met belangstelling kijk ik uit naar het definitieve wetsvoorstel. Mijn verwachtingen zijn dat de definitieve wetgeving van de earnings-strippingmaatregel er uit gaat zien zoals deze nu is voorgesteld in het conceptwetsvoorstel met de aanpassingen van de uitspraken die tijdens het regeerakkoord naar buiten zijn gekomen. Daarnaast ben ik benieuwd welke andere besluiten er naar buiten komen op Prinsjesdag 2018.

Literatuur- en jurisprudentie lijst