• No results found

Gevolgen van de earnings-strippingmaatregel in combinatie met art. 10a Wet Vpb

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gevolgen van de earnings-strippingmaatregel in combinatie met art. 10a Wet Vpb"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MASTERSCRIPTIE

Gevolgen van de earnings-strippingmaatregel in

combinatie met art. 10a Wet Vpb

Bo Bosman

(2)

Opleiding : Master Fiscale Economie : Universiteit van Amsterdam

: Faculteit economie en bedrijfskunde

: Roetersstraat 11, 1018WB, Amsterdam

Scriptiebegeleider : Dhr. Mr. Drs. A. Spadaro

Email : A.Spadaro@uva.nl

Naam : Bo Anny Dymphena Bosman

Adres : Damrak 55-B, 1012LL, Amsterdam

Telefoon : 0630051156 Email : bo_bosman@hotmail.com Bo.bosman@student.uva.nl Studentnummer : 10987282

Onderwijsinstelling

Student

(3)

Voorwoord

In het kader van het afstuderen voor mijn master fiscale economie is deze scriptie geschreven met begeleiding vanuit de Universiteit van Amsterdam, faculteit Economie en Bedrijfskunde.

In oktober 2017 ging ik van start met het schrijven van een scriptie. Helaas deden zich er onvoorziene familieomstandigheden voor, waardoor ik mijn onderzoek stop moest zetten. In februari 2018 ben ik opnieuw begonnen met het opzetten van een onderzoek.

Graag wil ik iedereen bedanken die het mogelijk heeft gemaakt om mij genoeg tijd en ruimte te geven om tot dit eindresultaat te komen.

Tot slot wil ik mijn scriptiebegeleider, meneer Spadaro, bedanken voor de fijne begeleiding en samenwerking.

Ik wens u veel leesplezier toe.

Bo Bosman

Amsterdam, 25 juni 2018

(4)

Lijst van gebruikte afkortingen

A-G Advocaat-Generaal

Art. Artikel

ATAD Anti-Tax avoidance Directive

BEPS Base Erosion and Profit Shifting

BNB Beslissingen in Belastingzaken – Nederlandse Belastingrechtspraak

Bv Besloten vennootschap

BW Burgerlijk Wetboek

CFC Controlled Foreign Companies

EBIT Earnings Before Interest and Taxes

EBITDA Earnings Before Interest, Taxed Depreciation and Amortization

EC Europese Commissie

EU Europese Unie

FBI Fiscale beleggingsinstelling

GAAR General Anti Abuse Rule

Hof Gerechtshof

HR Hoge Raad der Nederlanden

HvJ EG Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap

HvJ EU Hof van justitie van de Europese Unie

MKB Midden- en klein bedrijven

MNE Multinational enterprise

NOB De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

Nv Naamloze vennootschap

OESO Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

P. pagina

V-N Vakstudie nieuws

Vpb Vennootschapsbelasting

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2

Lijst van gebruikte afkortingen ... 3

Inleiding ... 7

1. Earnings-strippingmaatregel ... 9

1.1 Inleiding ... 9

1.2 Aanleiding van de maatregel ... 9

1.2.1 Ontstaan ... 9 1.2.2 OESO/BEPS Action 4 ... 10 1.3 ATAD-richtlijn Artikel 4 ... 11 1.3.1 Art. 4 lid 1 ... 11 1.3.2 Art. 4 lid 2 ... 12 1.3.3 Art. 4 lid 3 ... 13 1.3.4 Art. 4 lid 4 ... 13 1.3.5 Art. 4 lid 5 ... 14 1.3.6 Art. 4 lid 6 ... 15 1.3.7 Art. 4 lid 7 ... 15 1.3.8 Keuzes ... 15

1.4 Het Nederlandse conceptwetsvoorstel ... 16

1.4.1 Plaats in de wet ... 16

1.4.2 Art. 15b lid 1 Wet Vpb ... 16

1.4.3 Art. 15b lid 2 Wet Vpb ... 18

1.4.4 Art. 15b lid 3 Wet Vpb ... 19

1.4.5 Art. 15b lid 4 Wet Vpb ... 19

1.4.6 Art. 15b lid 5 Wet Vpb ... 20

1.4.7 Art. 15b lid 6 Wet Vpb ... 20

1.4.8 Art. 15b lid 7 Wet Vpb ... 21

1.4.9 Art. 15b lid 8 Wet Vpb ... 21

1.4.10 Art. 15b lid 9 Wet Vpb ... 21

1.4.11 Art. 15b lid 10 Wet Vpb ... 22

1.4.12 Art. 15b lid 11 Wet Vpb ... 22

1.4.13 Overige keuzes ... 22

1.5 Regeerakkoord ... 22

1.6 Conclusie ... 23

2. De renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb ... 24

2.1 Inleiding ... 24

2.2 Verschil tussen eigen vermogen en vreemd vermogen ... 24

2.3 Overzicht renteaftrekbeperkingen ... 25

2.3.1 Art. 10b ... 25

2.3.2 Art. 13l ... 26

2.3.3 Art. 15ad ... 26

2.4 Ontstaan Art. 10a Wet Vpb ... 27

2.4.1 Fraus legis ... 27

2.4.2 Relevante jurisprudentie... 28

2.5 Werking Art. 10a Wet Vpb ... 31

(6)

2.5.2 Art. 10a Wet Vpb lid 2... 33

2.5.3 Art. 10a lid 3 Wet Vpb... 33

2.5.4 Art. 10a lid 4 Wet Vpb... 34

2.5.5 Art. 10a lid 5 Wet Vpb... 35

2.5.6 Art. 10a lid 6 Wet Vpb... 35

2.5.7 Art. 10a lid 7 Wet Vpb... 37

2.5.8 Herziening art. 10a Wet Vpb 2007 ... 37

2.6 Samenloop art. 10a Wet Vpb, art. 15b Wet Vpb en andere renteaftrekbeperkingen ... 37

2.7 Conclusie ... 38

3. Fiscale eenheid ... 40

3.1 Inleiding ... 40

3.2 Voorwaarden fiscale eenheid... 40

3.3 Relevante arresten ... 41 3.3.1 X Holding ... 41 3.3.2 Papillon ... 42 3.3.3 Groupe Steria ... 42 3.3.4 X bv en X nv ... 42 3.4 Spoedreparatiemaatregel ... 43

3.5 Gevolgen fiscale eenheid ... 44

3.6 Fiscale eenheid in combinatie met art. 15b Wet Vpb ... 45

3.7 Conclusie ... 48

4. Invloed van de invoering van de earnings-strippingmaatregel ... 49

4.1 Inleiding ... 49

4.2 Gevolgen van keuzes ... 49

4.3 Raakvlak ... 51

4.4 Vergelijking met Duitsland... 51

4.4.1 De Duitse winstbelasting ... 51

4.4.2 Belangrijke verschillen met Nederland ... 52

4.4.3 Voor- en nadelen van de Duitse earnings-strippingmaatregel ... 52

4.5 Gevolgen voor art. 10a Wet Vpb door de earnings-strippingmaatregel ... 52

4.6 Diverse gevolgen ... 53 4.7 Conclusie ... 54 5. Conclusie ... 56 5.1 Afsluiting... 56 5.2 Samenvatting ... 56 5.2 Beantwoording deelvragen... 57 5.2.1 Beantwoording deelvraag 1 ... 57 5.2.2 Beantwoording deelvraag 2 ... 58 5.2.3 Beantwoording deelvraag 3 ... 59 5.3 Beantwoording probleemstelling ... 60

Literatuur- en jurisprudentie lijst ... 62

(7)

4.2 Artikelen ... 62

4.3 Jurisprudentie ... 64

4.4 Parlementair en overige ... 65

Verklaring eigen werk ... 66

Bijlagen ... 67

(8)

Inleiding

De afgelopen jaren is de discussie rondom belastingontwijking van multinationals steeds feller geworden. Multinationals kunnen namelijk, mede gelet op het internationale karakter van de onderneming, binnen de kaders van de wet, in verschillende landen de meest gunstigste route bewandelen. Renteaftrekbeperkingen zijn hierbij al lange tijd een veel besproken onderwerp. In grote lijnen beïnvloedt renteaftrek de belastingdruk, omdat de vergoeding op vreemd vermogen in beginsel wel kan worden afgetrokken van de fiscale winst, terwijl de vergoeding op eigen vermogen niet wordt afgetrokken. Door in te spelen op de wijze waarop de onderneming is gefinancierd, kan een MNE1 zonder het bestaan van renteaftrekbeperkingen

de vennootschapsbelasting verlagen. Dit wordt bereikt door bijvoorbeeld op gekunstelde wijze het eigen vermogen om te zetten naar vreemd vermogen met als doel dat de rentebaten terecht komen bij een groepsentiteit in een laag belaste buitenland.2

De Europese Commissie heeft in 2016 voorstellen gepresenteerd om belastingontwijking tegen te gaan. Het doel hiervan is om op een effectievere, eerlijkere en rechtlijnigere manier het vennootschapsbelastingsysteem in te richten. Hierbij werd een invulling gegeven aan de implementatie van de door OESO3 geformuleerde BEPS-actiepunten.4 De ATAD15 is uit het

hiervoor genoemde BEPS-actieplan ontstaan. Een van de maatregelen die in de ATAD1 is opgenomen, is de ‘earnings stripping limitation rule’. Dit betreft een renteaftrekbeperking die kort gezegd de aftrek van rentekosten beperkt tot een bepaald percentage van de fiscale EBITDA6 van een onderneming.

Aangezien uiterlijk 1 januari 2019 de ATAD1 geïmplementeerd moet zijn in de nationale wetgeving van alle lidstaten van de Europese Unie, lijkt het mij zinvol om te onderzoeken welke gevolgen de earnings-strippingmaatregel heeft op de bestaande wetgeving en te onderzoeken welke keuzes Nederland maakt bij de implementatie van de maatregel.

Dit onderzoek heeft tot doel om inzicht te verschaffen in de earnings-strippingmaatregel en de bestaande renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb. De probleemstelling luidt als volgt:

1 Multinational enterprise

2 Streek, van de, J.L. (april 2017) Beperking van de aftrek van groepsrente in verband met winstdrainage per 1 januari 2007,

Forfaitair, nr. 173, (p. 10-18)

3 Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling 4 Base Erosion and Profit Shifting

5 Anti-Tax avoidance Directive

(9)

Wat zijn de gevolgen voor de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb veroorzaakt door de invoering van de earnings-strippingmaatregel?

Voor dit onderzoek zijn in totaal drie deelvragen opgesteld. De eerste deelvraag heeft betrekking op de earnings-strippingmaatregel, die centraal staat in dit onderzoek. De eerste deelvraag luidt; Wat houdt de earnings-strippingmaatregel in en wat zijn de huidige

ontwikkelingen?

Vervolgens is het belangrijk om een helder beeld te verkrijgen van de renteaftrekbeperking van art. 10a. Wet Vpb. De tweede deelvraag luidt: Hoe ziet de huidige renteaftrekbeperking

van art.10a Wet Vpb eruit?

Tot slot staat de invloed van de earnings-strippingmaatregel in de laatste deelvraag centraal. De derde deelvraag is als volgt opgesteld: Hoe beïnvloedt de earnings-strippingmaatregel de

aftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb en wat zijn de gevolgen?

Om de probleemstelling en de deelvragen te kunnen beantwoorden, wordt gebruikt gemaakt van kwalitatief literatuuronderzoek. Het onderzoek zal worden beperkt tot de Europese richtlijn. Ten aanzien van de ATAD1, zijn er in totaal vijf verschillinde onderwerpen. In dit onderzoek wordt daarvan slechts één behandeld: de ‘earnings stripping limitation rule’.

In het eerste hoofdstuk zal de earnings-strippingmaatregel worden besproken. Vervolgens zal in het tweede hoofdstuk worden gekeken naar de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb. In het derde hoofdstuk komt de fiscale eenheid aan bod. In hoofdstuk vier wordt er gekeken naar de invloed van de invoering van de earnings-strippingmaatregel in combinatie met de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb. Tot slot bevat hoofdstuk vijf een samenvatting en conclusie.

(10)

1. Earnings-strippingmaatregel

1.1 Inleiding

De BEPS-richtlijn, ATAD1, moet worden geïmplementeerd in de nationale wetgeving. Het betreft een Europese Richtlijn van de Raad van de Europese Unie welke een vijftal maatregelen tegen de ontwijking van vennootschapsbelasting bevat. Deze richtlijn omvat de vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken die rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt. Het uiteindelijke wetsvoorstel moet op 1 januari 2019 in werking treden. De ‘earnings stripping limitation rule’, ofwel de earnings-strippingmaatregel, is een van de thema’s die is opgenomen in de ATAD1.

De earnings-strippingmaatregel is er op gericht om binnen een concern de grondslaguitholling, en winstverschuiving door middel van rentebetalingen te voorkomen. Er wordt daar nog veel misbruik van gemaakt aangezien de vergoeding op eigen vermogen, dividend, niet aftrekbaar is van de belastbare winst terwijl de vergoeding op vreemd vermogen, rente, wel aftrekbaar is van de belastbare winst.

In dit hoofdstuk wordt de earnings-strippingmaatregel uitgebreid onder de loep genomen. Om een goed overzicht te krijgen van de earnings-strippingmaatregel wordt eerst de context en het ontstaan van de maatregel behandeld, vervolgens de ATAD1 waar de maatregel zelf en de werking ervan worden besproken en tot slot bespreken we het Nederlandse conceptwetsvoorstel.

1.2 Aanleiding van de maatregel

Zoals in de inleiding is besproken zijn er de laatste jaren discussies over de belastingontwijking van de grote multinationals die gebruik kunnen maken van wetgeving in verschillende landen om een zo gunstig mogelijk belastingtarief te betalen.

1.2.1 Ontstaan

OESO staat voor ‘Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling’. Dit is een samenwerkingsverband tussen verschillende lidstaten dat in 1961 is opgericht. De OESO houdt zich bezig met onder andere de besturing en coördinatie van sociaal en economisch beleid, ze geven OESO-lidstaten aanbevelingen.

In 2013 zijn grote multinationals zoals Starbucks, Google en Amazon uitgebreid in het nieuws gekomen. Starbucks heeft bijvoorbeeld geprobeerd om zo min mogelijk belasting te betalen

(11)

door verschillende bv’s7 op te zetten die goederen aan elkaar verkopen. Ze maakte gebruik

van een constructie waarbij de ene bv royalty’s betaalde aan de andere bv. De kosten voor de betaalde royalty’s konden vervolgens in minderen worden gebracht op de winst. 8 Uiteindelijk

is er officieel in de boeken amper winst, terwijl de omzet honderden miljoenen is. Doordat het mogelijk was deze structuren op te zetten, werd de totale wereldwijde belastingdruk aanzienlijk verminderd. Onder de toen geldende belastingwet was het fiscaal mogelijk om de belastingdruk te verminderen. De OESO heeft actie ondernomen en een actieplan opgesteld.

1.2.2 OESO/BEPS Action 4

Op 19 juli 2013 heeft de OESO een actieplan gepresenteerd, ‘Base erosion and profit shifting’ (BEPS). Dit actieplan is een onderdeel van het BEPS-project van de OESO. In 2015 zijn uit het ‘final reports’ 15 BEPS-actiepunten gekomen, en in 2016 is er nog een update verschenen.9 Het actieplan bestaat in totaal uit vijftien acties. De BEPS-acties geven

aanbevelingen, maar de lidstaten worden niet verplicht deze ook daadwerkelijk te implementeren. Diverse OESO-landen hebben naar aanleiding van het actieplan maatregelen genomen.

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle 15 geformuleerde BEPS-actiepunten. In dit onderzoek staat het vierde actiepunt centraal. Actiepunt 410 bevat internationale maatregelen

ter beschrijving van belastingontwijking doormiddel van renteaftrek, het wordt als volgt gedefinieerd: ‘Limiting Base Erosion Involving Interest Deductions and Other Financial Payments’.11

De vijftien BEPS-actiepunten worden ingedeeld in beginselen die ten grondslag liggen bij het BEPS-project:12 • Coherentie: actiepunten 2-4 • Substance: actiepunten 5-10 • Transparantie: actiepunten 5, 12-14 • Overig: actiepunten 1,11 en 15 7 Besloten vennootschappen

8 Vleggeert, J. (juli 2013) Stop met afgeven tax rulings aan brievenbusmaatschappijen. WFR 2013/916 (hoofdstuk 2) 9 OESO/BEPS – Actiepunt 4 (2016 Update), 2017

10 OESO/BEPS – Actiepunt 4, 2016 (p. 19) 11 2015 Final Reports

12 Raad, van, C., Janssen, G.T.W. (2017) Cursus belastingrecht: Internationaal belastingrecht Studenteneditie. Deventer:

(12)

1.3 ATAD-richtlijn Artikel 4

In januari 2016 heeft de Europese Commissie een voorstel gedaan voor een ‘Anti-Tax-Avoidance Directive’, welke in juni 2016 is aangenomen (ATAD-richtlijn). In totaal zijn hierbij vijf verschillende maatregelen van belang; 13

1. Een beperking van de aftrekbaarheid van rente in de vorm van een earnings-strippingregeling;

2. Controlled Foreign Companies (CFC) regels;

3. Een algemene antimisbruikregel; General Anti Abuse Rule (GAAR); 4. Een regeling voor exit heffingen; en

5. Een regeling voor kwalificatieconflicten door hybride structuren

Deze maatregelen tezamen zorgen voor het tegengaan van belastingontwijking. Een van deze maatregelen bevat de ‘Earnings stripping limitation rule’. De keuzes die bij de implementatie van ATAD1 gemaakt worden, kunnen grote invloed hebben op het nationale, alsmede het internationale bedrijfsleven.14 In ATAD1 wordt vaak verwezen naar de

OESO/BEPS-aanbevelingen, echter gaat de ATAD op sommige onderdelen tegen de OESO-aanbevelingen in.15

Hoofdstuk I van de ATAD-richtlijn bevat algemene bepalingen. Artikel 1 omschrijft het toepassingsgebied, artikel 2 bevat definities en artikel 3 het minimumniveau van bescherming.16

Hoofdstuk II van ATAD-richtlijn17 bevat maatregelen tegen belastingontwijking. Het eerste

artikel binnen dit hoofdstuk betreft artikel 4, beperking van de aftrekbaarheid van rente. De Europese lidstaten worden geacht om een richtlijn uit te voeren die voorschrijft maatregelen te nemen tegen belastingontwijking, de ATAD118.

1.3.1 Art. 4 lid 1

Art. 4 lid 1 van de ATAD-richtlijn omschrijft:

‘’Een financieringskostensurplus kan worden afgetrokken in het belastingtijdvak waarin het is ontstaan, ten belope van maximaal 30 percent van de winst vóór rente, belastingen, afschrijvingen en amortisatie (ebitda) van de belastingplichtige.’’ 19

13 KPMG (redactie). (2017) Implementatie ATAD 1 in NL-wetgeving.

14 NDFR (redactie). Internetconsultatie implementatie richtlijn ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken (ATAD1) 15 G. Ginevra, The EU Anti-Avoidance Directive and the BEPS Action Plan: necessity and adequacy of the measures at

EU-level, Intertax 2017 vol. 45-2, (par.2.2.1)

16 Richtlijn (EU) 2016/1164 van de raad, 12 juli 2016, tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken

welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (hoofdstuk 1)

17 Richtlijn (EU) 2016/1164 van de raad, 12 juli 2016, tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken

welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (hoofdstuk 2)

18 Anti-Tax Avoidance Richtlijn

(13)

Voor deze bepaling is het belangrijk te weten wat wordt verstaan onder de term ‘belastingplichtige’. De richtlijn bevat in beginsel regels die van toepassing zijn op belastingplichtigen die in een lidstaat aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen. Hieronder vallen dus ook de vaste inrichtingen van belastingplichtigen.20 Het begrip

‘belastingplichtige’ kan worden uitgebreid, art. 4 lid 1 voorziet naar de entiteiten die onderdeel zijn van een groep. In Nederland kennen we de fiscale eenheid21 die onder deze definitie valt.

Het financieringskostensurplus is aftrekbaar in het belastingtijdvak waarin het is ontstaan, voor zover dit niet meer bedraagt dan 30% van de EBITDA van de belastingplichtige. Er kan gekozen worden voor een lager percentage.22 De OESO heeft hiervoor een range van 10-30%

aanbevolen.23

In art. 2 van de ATAD-richtlijn staat omschreven wat er wordt verstaan onder het financieringskostensurplus. Het financieringskostensurplus betreft kort omschreven het verschil tussen de rentekosten en de renteopbrengsten. In hetzelfde artikel wordt expliciet benoemd dat fiscaal vrijgesteld inkomen niet in aanmerking komt.

1.3.2 Art. 4 lid 2

Art. 4 lid 2 van de ATAD-richtlijn omschrijft:

‘’De ebitda wordt berekend door de voor belastingen gecorrigeerde bedragen van het financieringskostensurplus en de voor belastingen gecorrigeerde bedragen van afschrijvingen en amortisatie op te tellen bij de inkomsten die in de lidstaat van de belastingplichtige aan vennootschapsbelasting onderworpen zijn. Belastingvrije inkomsten worden uitgesloten van de ebitda van een belastingplichtige.’’ 24

Afschrijven houdt in dat de waardevermindering van kapitaalgoederen boekhoudkundig wordt verwerkt, amortisatie bekent het afschrijven van immateriële activa.

Uit dit lid blijkt dat de ATAD heeft gekozen voor een fiscale EBITDA. De OESO heeft in tegenstelling tot de ATAD in het eindrapport omschreven dat het gebruikmaken van het resultaat voor de renteaftrekbeperking een belemmering kan opleveren.25

20 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 1 21 Art. 15 Wet Vpb

22 Preambule, Richtlijn (EU) 2016/1164 (ATAD) (onderdeel 6)

23 Deloitte (redactie). (oktober 2015) BEPS action 4: Interest deductions and other financial payments (p.2) 24 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, artikel 4 lid 2

(14)

De richtlijn biedt echter een alternatief voor de berekening van de grondslag voor de renteaftrekbeperking. Dit alternatief is in overeenstemming met de OESO-aanbevelingen.26 In

plaats van de EBITDA mag ook de EBIT27 gebruikt worden als maatstaf. Hier is waarschijnlijk

voor gekozen, omdat de verschillen tussen de verschillen sectoren groot zijn.

De grootste sector in de Nederlandse economie is bijvoorbeeld de zakelijke dienstverlening.28

Naar verwachting van een Economisch Onderzoek van RaboResearch, zal de zakelijke dienstverlening in 2018 het hardste blijven groeien. Een bedrijf dat zakelijke dienstverlening verleent, heeft relatief lage afschrijvingen ten opzichte van een kapitaalintensief bedrijf met bijvoorbeeld dure machines. Een kapitaalintensief bedrijf, met hoge afschrijvingen zal dan ook eerder voor de EBITDA kiezen terwijl een bankier de voorkeur zou geven aan de EBIT. Het is aan de lidstaat zelf om te bepalen of ze de EBIT of de EBITDA hanteren voor de invulling van de earnings-strippingmaatregel.

1.3.3 Art. 4 lid 3

In het derde lid wordt bepaald dat in afwijking van het eerste lid, de belastingplichtige het recht op aftrek van het financieringskostensurplus tot €3.000.000 kan worden toegekend. Dit betreft een keuze, de lidstaten kunnen kiezen hoe hoog het plafond is.29 In het voorstel van de ATAD

was een bedrag van €1.000.000 opgenomen, dat uiteindelijk is verhoogd naar €3.000.000. 1.3.4 Art. 4 lid 4

In het vierde lid wordt aangegeven dat het financieringskostensurplus van het toepassingsgebied van het eerste lid kan worden uitgesloten, indien dit ontstaan is in verband met leningen die voor 17 juni 2016 zijn gesloten. Dit geldt niet als de lening is aangegaan vóór 17 juni 2016 én de voorwaarden later nog zijn veranderd. In het geval dat de voorwaarden zijn veranderd blijft slechts de lening met zijn oorspronkelijke voorwaarden van toepassing. Voor leningen die voor de financiering van een langlopend openbare-infrastructuurproject worden gebruikt, geldt ook dat het finanancieringskostensurplus van het toepassingsgebied van lid 1 kan worden uitgesloten.30 Het moet wel gaan om een grootschalig actief project dat

wordt beschouwd als algemeen belang. Een voorwaarde hierbij is dat het project in zijn geheel binnen de Europese Unie plaatsvindt. Een voorbeeld van een langlopend openbare-infrastructuurproject is de tweede Coentunnel.31 Er is gebleken dat het lastig te bepalen kan

26 Preambule, Richtlijn (EU) 2016/1164 (ATAD). (onderdeel 6) 27 Earnings Before Interest and Taxes

28 Hei, van de, L. (oktober 2017) Sectorprognoses 2018. RaboResearch. 29 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 3

30 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 4

(15)

zijn of er bij een langlopend openbare-infrastructuurproject sprake is van staatssteun.32 In

hoofdstuk 4 paragraaf 6 wordt nader ingegaan op dit onderwerp. 1.3.5 Art. 4 lid 5

In het vijfde lid staat vermeld dat indien de belastingplichtige lid is van een voor de financiële boekhouding geconsolideerd concern, hem het recht kan worden toegerekend op volledige aftrek van zijn financieringskostensurplus, indien hij kan aantonen dat de ratio tussen zijn eigen vermogen en balanstotaal gelijk is of hoger is dan de overeenkomstige ratio van het concern, of aftrek van het financieringskostensurplus voor een bedrag dat hoger is dan hetgeen hij zou mogen aftrekken op grond van lid 1.33 De lidstaten worden echter niet verplicht om een

groepsbepaling te implementeren.

De eerste bepaling34 wordt ook wel de ‘eigenvermogen uitzondering’ genoemd. Er wordt

gekeken naar de verhouding van het eigen vermogen en het balanstotaal uit de cijfers van de vennootschappelijke jaarrekening.35 De formule luidt als volgt:

*De ratio van de belastingplichtige mag hierbij maximaal 2 procentpunten lager zijn dan die van de groep.

De ‘eigenvermogen uitzondering’ is een vrij kwetsbare uitzondering, aangezien het een alles of niets bepaling is. Het kan voorkomen dat indien er een kleine verandering plaatsvindt in het vermogen, de rente opeens niet meer mag worden afgetrokken. De ATAD heeft geen bepaling opgenomen om misbruik te voorkomen. Een entiteit kan indien de ratio niet positief uitkomt tijdelijk eigen vermogen inbrengen om alsnog gebruik te maken van de groepsuitzondering. Voor het toepassen van het eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van de vennootschappelijke jaarrekeningen.36

De tweede bepaling,37 de ‘EBITDA-uitzondering’, zorgt ervoor dat het

financieringskostensurplus tot een hoger bedrag kan worden afgetrokken. De regeling wordt

32 Zondag, P. (februari 2016). De grenzen van openbare infrastructuur: de Europese Commissie licht toe. Europa decentraal 33 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 5

34 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 5 sub a 35 OESO/BEPS – Actiepunt 4 (Final Report), 2015, p. 91 36 OESO/BEPS – Actiepunt 4 (Final Report), 2015 37 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 5 sub a

(16)

enigszins complex verwoord, maar kort gezegd wordt de netto rentelast afgezet tegen de EBITDA, beide op groepsniveau. Het grensbedrag wordt als volgt bepaald:

1.3.6 Art. 4 lid 6

In het zesde lid staan bepalingen die opgenomen zouden kunnen worden door lidstaten betreffende voorwaartse en achterwaartse verrekening.38

De renteaftrekbeperking kan middels deze bepaling slechts een getemporiseerde functie krijgen ten opzichte van de renteaftrek, indien gekozen wordt voor een ‘carry forward’ bepaling zonder tijdslimiet. Hierdoor kunnen belastingplichtigen de mogelijkheid krijgen om het gedeelte dat niet kan worden afgetrokken, door te schuiven naar de volgende jaren. De renteaftrekbeperking geldt dus slechts tijdelijk en wordt niet definitief, omdat deze mogelijk in latere jaren alsnog kan worden afgetrokken.

1.3.7 Art. 4 lid 7

In het zevende lid staat vermeld dat lidstaten de financiële ondernemingen kunnen uitsluiten, ook wanneer deze ondernemingen deel uitmaken van een voor de financiële boekhouding geconsolideerd concern.39

Op basis hiervan heeft de OESO in 2017 een update op het definitieve rapport bij actiepunt 4 gepubliceerd, dat betrekking heeft op de financiële sector.40

1.3.8 Keuzes

Het is duidelijk dat lidstaten behoorlijk wat keuzes kunnen maken bij de invoering van de earnings-strippingmaatregel. Deze keuzes kunnen grote politieke gevolgen hebben.

In de richtlijnen wordt vermeld dat de lidstaten uiterlijk op 31 december 2018 de nodige bepalingen moeten vaststellen om aan de richtlijn te kunnen voldoen. De bepalingen moeten vanaf 1 januari 2019 in werking treden.41 Voor de Nederlandse wetgeving ligt er een

conceptwetsvoorstel, dit is nog niet de definitieve wettekst. Dit conceptwetsvoorstel komt in de volgende paragraaf aan bod.

38 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 6 39 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 7 40 OESO/BEPS – Actiepunt 4 (2016 Update), 2017, part III. 41 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 11 lid 1

(17)

1.4 Het Nederlandse conceptwetsvoorstel

Doormiddel van de ATAD-richtlijn geven lidstaten een eigen invulling aan de renteaftrekbeperking. De invoering van de earnings-strippingmaatregel is verplicht, maar de ATAD geeft hier wel ruimte doordat de lidstaten keuzes kunnen maken. 10 juli 2017 is er een consultatiedocument voor de implementatie van de ATAD1 gepubliceerd.42 In dit document

staat een conceptwetsvoorstel voor de wet vennootschapsbelasting 1969. Dit conceptwetsvoorstel zal in deze paragraaf worden behandeld.

1.4.1 Plaats in de wet

Het conceptwetsvoorstel geeft aan dat de earnings-strippingmaatregel een plaats krijgt als art. 15b Wet Vpb 1969. Van Strien43 geeft aan dat hij dit, met name als de overige

renteaftrekbeperkingen blijven bestaan, een opvallende plek vindt.44 Deze mening neemt hij

aan, omdat als art.15ad wet Vpb blijft bestaan, de toepassing van deze bepaling voorgaat op art. 15b wet Vpb. Van Strien is daarom ook van mening dat andere renteaftrekbeperkingen geschrapt dienen te worden. Art. 10a wet Vpb blijft volgens hem bestaan. Als bepaalde renteaftrekbeperkingen niet worden geschrapt lijkt het hem raadzaam om de earnings-strippingmaatregel in ieder geval vóór art. 15ad Wet Vpb op te nemen.

Aangezien de volgorde van de wet moet worden aangehouden, zal dit ervoor zorgen dat art. 15ad Wet Vpb, voorrang heeft op art. 15b Wet Vpb. De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB45 heeft in augustus 2017 reactie gegeven op de implementatie van ATAD1.46 In deze

reactie wijst de NOB erop dat het naast elkaar bestaan van de twee artikelen, art. 15ab en art. 15b Wet Vpb, voor complexiteit kan zorgen. Rente zou aan beide bepalingen moeten worden getoetst. Dit zou er toe kunnen leiden dat een bedrag wordt voortgewenteld waarvan een deel in een later jaar nog aan een van beide beperkingen moet worden getoetst, en deels aan beide beperkingen. De NOB is dan ook van mening dat deze consequentie niet de voorkeur verdient vanwege de complexiteit die het met zich meebrengt.

1.4.2 Art. 15b lid 1 Wet Vpb

Art. 15b lid 1 Wet Vpb van het consultatiedocument luidt als volgt;

‘Bij het bepalen van de winst komt het overschot aan rentelasten niet in aftrek, voor zover dat

meer bedraagt dan 30 percent van de gecorrigeerde belastbare winst. Onder overschot aan

42 Consultatiedocument ATAD1

43 J. van Strien is Partner en Hoofd Bureau Vaktechnisch PKF Wallast en Universitair Docent van de VU Amsterdam 44 Strien, van, J. (januari 2018) Beperking renteaftrek via EBITDA-regels in ATAD1. WFR 2018/19

45 De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

46 NOB. (augustus 2017) Reactie van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op de

(18)

rentelasten wordt verstaan het verschil tussen rentelasten ter zake van schulden en rentebaten ter zake van vorderingen, voor zover die rentelasten of rentebaten in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de winst.’ 47

De earnings-strippingmaatregel zorgt ervoor dat het overschot aan rentelasten niet in aftrek komt, voor zover de rentelasten meer bedragen dan 30% van de fiscale EBITDA48. In de

tweede volzin staat omschreven wat wordt bedoeld met het overschot aan rentelasten. De regeling geldt zowel voor de rente die is betaald aan een gelieerde partij, als voor rente die is betaald aan een aan een niet-gelieerde partij.49 Het beperkt de aftrekbaarheid van de per saldo

verschuldigde aftrekbare rente. Bij winst gaat het om de winst voor verliesverrekening, het begrip ‘gecorrigeerde belastbare winst’ wordt nader toegelicht art. 15b lid 4 Wet Vpb, in formule vorm luidt dit als volgt:

Gecorrigeerde belastbare winst = belastbare winst + overschot rentelasten + afschrijvingen

Voorbeeld:

X BV is een bedrijf dat fietsen verkoopt. De opbrengst van de fietsen is in een gegeven jaar €20.000.000. Het resultaat van de deelneming waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is bedraagt €4.000.000. De kosten van de inkoop van de onderdelen van de fietsen bedragen €12.000.000. De afschrijvingen voor de machines zijn in totaal €2.000.000. De rentelasten die X BV heeft komen neer op €4.000.000.

De fiscale EBITDA X BV bedraagt €8.000.000.

De maximale rentekosten dat van de fiscale winst af mag worden getrokken bedraagt 30% van de fiscale EBITDA, in dit geval: €8.000.000 X 30% = €2.400.000

In beginsel mag er slechts €2.400.000 rentekosten van de fiscale winst afgetrokken worden in plaats van de €4.000.000 rentekosten die BV X heeft.

Het behandelde voorbeeld kan in de volgende figuur worden weergegeven:

47 Consultatiedocument ATAD1 p.4 (art. 15b lid 1 Wet Vpb)

48 Fiscale EBITDA = belastbare winst vermeerderd met het overschot aan rentelasten en het bedrag van de afschrijvingen 49 Strien, van, J. (januari 2018) Beperking renteaftrek via EBITDA-regels in ATAD 1. WFR 2018/19

(19)

Omzet 20.000.000 20.000.000 Kostprijs omzet -12.000.000 -12.000.000 8.000.000 8.000.000 Afschrijvingen -2.000.000 -2.000.000 Rente -4.000.000 -4.000.000 Dividend 4.000.000 4.000.000 Fiscale winst 6.000.000 6.000.000

Niet aftrekbare rente 1.600.000

Deelnemingsvrijstelling -4.000.000 -4.000.000 Belastbare winst 2.000.000 3.600.000 Correctie Afschrijvingen 2.000.000 2.000.000 Rente 4.000.000 2.400.000 Fiscale EBITA 8.000.000 8.000.000 Maximale rente 30% 2.400.000 -2.400.000 Niet aftrekbaar 1.600.000

In het consultatiedocument wordt uitgegaan van een percentage van 30 van de winst. Dit is echter een vrije keuze, er mag gekozen worden voor een lager percentage. De OESO heeft een aanbeveling gegeven die de ATAD over heeft genomen, het percentage moet liggen in de range 10% - 30%.50

In het consultatiedocument is tevens een drempel opgenomen van €3.000.000, welke is overgenomen uit de ATAD-richtlijn.51 Echter, de hoogte van de drempel is een keuze waar de

lidstaten zelf een invulling aan mogen geven. De drempel houdt in dat het financieringskostensurplus aftrekbaar is tot een bepaalde hoogte.

1.4.3 Art. 15b lid 2 Wet Vpb

Het tweede lid geeft aan dat het eerste lid niet van toepassing is als de belastingplichtige geen deel uitmaakt van een groep in de zin van 2:24b BW52 , als de belastingplichtige geen met

hem gelieerd lichaam heeft en als de belastingplichtige geen vaste inrichting heeft.53

50 Preambule, Richtlijn (EU) 2016/1164 (ATAD). (onderdeel 6) 51 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 3 sub a 52 Artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek 53 Consultatiedocument ATAD1 p.4 (art. 15b lid 2 Wet Vpb)

(20)

Art. 2:24b BW geeft de volgende definitie van een groep:

‘’Een groep is een economische eenheid waarin rechtspersonen en vennootschappen organisatorisch zijn verbonden. Groepsmaatschappijen zijn rechtspersonen en vennootschappen die met elkaar in een groep zijn verbonden.’’ 54

In art. 10d (oud) Wet Vpb, voor de toepassing van de thincapregeling, werd hetzelfde vereiste gebruikt voor een groep. Indien aan een groep in de zin van 2:24b BW werd voldaan dan viel men onder het bereik van het artikel. In dit artikel werd er getoetst of sprake was van een teveel aan vreemd vermogen. Dit artikel is echter komen te vervallen per 01-01-2013.55

1.4.4 Art. 15b lid 3 Wet Vpb

In het conceptwetsvoorstel is een drempel opgenomen dat het overschot aan rente in aftrek komt tot een bedrag van €3.000.000.56 Uiteraard alleen indien dat hoger is dan 30% van de

fiscale EBITDA. Deze regel is ingevoerd om de impact op kleinere bedrijven te verkleinen.

Voorbeeld:

Het voorbeeld van de drempel wordt uitgewerkt met de gegevens van het bovenstaande voorbeeld; BV X had in totaal €4.000.000 aan rentekosten, €2.400.000 mocht in eerste instantie worden afgetrokken van de fiscale winst, door de drempel mag er uiteindelijk €3.000.000 van de in totaal €4.000.000 worden afgetrokken.

Echter, het nieuwe kabinet heeft in het regeerakkoord gekozen voor een lagere drempel van namelijk €1.000.000.57 Dit wordt later in dit hoofdstuk, in paragraaf 5, behandeld.

De genoemde drempel die wordt aangenomen geldt per belastingplichtige. Een fiscale eenheid zoals we die in Nederland kennen, telt als één belastingplichtige. Het zou in sommige gevallen dus voordeliger kunnen zijn om geen fiscale eenheid aan te gaan. 1.4.5 Art. 15b lid 4 Wet Vpb

Het vierde lid omschrijft wat er onder gecorrigeerde belastbare winst wordt verstaan. Het betreft de belastbare winst vermeerderd met het overschot aan rentelasten en het bedrag van de in aanmerking gekomen afschrijvingen.58

54 Artikel 24b van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek

55 Burgt, van der, G.C., Doornebal, J. (2017) Cursus belastingrecht: Vennootschapsbelasting Studenteneditie. Deventer:

Wolters Kluwer, (ISBN 9789013142969)

56 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 3 Wet Vpb) 57 Regeerakkoord 2017-2021 (p. 67)

(21)

1.4.6 Art. 15b lid 5 Wet Vpb

Het vijfde lid bepaalt wat niet onder het overschot aan rentelasten valt. Dit betreffen de rentelasten ter zake van schulden en rentebaten ter zake van vorderingen, voor zover deze deel uitmaken van winst uit een andere staat waarop de objectvrijstelling voor buitenlandse ondernemingswinsten van toepassing is.59

1.4.7 Art. 15b lid 6 Wet Vpb

Het zesde lid bestaat uit twee bepalingen. Toen het consultatiedocument werd gepubliceerd, op 10 juli 2017, was het nog niet duidelijk welke van de twee bepalingen opgenomen zou worden. De bepalingen houden in dat indien zowel de rente de 30% overschrijdt als de drempel van €3.000.000, er een groepsescape bestaat. De eerste variant betreft de ‘eigenvermogen uitzondering’ en de tweede de ‘EBITDA-uitzondering’.60

Onderstaand worden de twee uitzonderingen kort omschreven. De lidstaten hebben zelf de vrijheid om een groepsuitzondering te kiezen. In het regeerakkoord is uiteindelijk besloten dat er niet wordt gekozen voor een van de twee groepstoetsen.61 Dit wordt later in dit hoofdstuk,

in paragraaf 5, behandeld.

1.4.7.1 Eigenvermogen uitzondering

De eerste variant, de ‘eigenvermogen uitzondering’ houdt kort gezegd in dat de beperking niet geldt, indien de verhouding tussen het eigen vermogen en het totale vermogen van de belastingplichtige ten hoogste 2 procentpunten lager is dan de overeenkomstige groepsratio.62

Voorbeeld:

X bv is onderdeel van een groepsmaatschappij. Op de geconsolideerde jaarrekening is er een totaal vermogen van €15.000.000 en een eigen vermogen van €3.000.000. De groepsratio betreft 20%. Als de ratio tussen het eigen vermogen en het totale vermogen van X BV 18% of hoger is, mag het renteoverschot alsnog in aftrek worden gebracht.

1.4.7.2 EBITDA-uitzondering

De tweede variant, de ‘EBITDA-uitzondering’, houdt in dat het percentage van 30% wordt vervangen door de verhouding tussen de nettorentelasten van de groep en het resultaat voor belasting van de groep, indien die verhouding hoger is dan 30%.63

59 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 5 Wet Vpb) 60 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 6 Wet Vpb)

61 Rapport werkgroep Fiscaliteit ten behoeve van de Studiegroep Duurzame Groei 62 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 6 Wet Vpb)

(22)

Voorbeeld:

X BV is onderdeel van een groepsmaatschappij. De groep betaalt gedurende een jaar

€15.000.000 rente aan derde. Stel de EBITDA van de groep bedraagt €25.000.000, dan

worden de rentelasten afgezet tegen de EBITDA van de groep. In dit voorbeeld bedraagt dat 60%, welke gunstiger is dan de 30% uit de regeling. In totaal zou X BV recht hebben op een totale aftrek van (60% x €8.000.000) €4.600.000 van het renteoverschot in plaats van

€3.000.000.

1.4.8 Art. 15b lid 7 Wet Vpb

Of het zevende lid wordt opgenomen is afhankelijk van de opname van het zesde lid. Dit lid bespreekt het geval indien de belastingplichtige deel uitmaakt van meer dan één groep.64

1.4.9 Art. 15b lid 8 Wet Vpb

In het consultatiedocument is ervoor gekozen het niet-aftrekbare overschot aan rentelasten onbeperkt voort te wentelen.65 De lidstaten staan ook bij deze beslissing vrij in het opnemen

van de bepaling, wel heeft de ATAD hiervoor een aantal mogelijkheden gegeven.

In dit wetsvoorstel is er gekozen om het overschot aan rentelasten dat niet in aftrek komt, over te brengen naar het volgende jaar en in dat jaar wordt aangemerkt als rentelasten.

1.4.10 Art. 15b lid 9 Wet Vpb

In het negende lid wordt benadrukt dat onder rentelasten, als bedoeld in het eerste lid, tevens kosten en valutaresultaten vallen.66

De vraag die hierbij op komt is het precieze bereik van het rentebegrip. Dat kosten en valutaresultaten in dit wetsartikel worden meegenomen is duidelijk, maar het is bijvoorbeeld de vraag of onder deze wettekst ook betalingen van financiële leasing vallen. In de richtlijnen van de ATAD167 wordt onder de toepassing van het begrip financieringskosten een zeer ruim

begrip verstaan, namelijk niet alleen rentelasten maar ook kosten die economisch bezien daarmee sterk vergelijkbaar zijn. Er wordt een zeer uitgebreide opsomming gegeven en het omvat onder andere ook betalingen op winstdelende leningen en het financieringsdeel van een financial-leasetermijn.68

64 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 7 Wet Vpb) 65 Consultatiedocument ATAD1 p. 5 (art. 15b lid 8 Wet Vpb) 66 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 9 Wet Vpb) 67 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 2 lid 1

(23)

1.4.11 Art. 15b lid 10 Wet Vpb

In het tiende lid wordt vastgesteld wat wordt verstaan onder een jaarrekening of geconsolideerde jaarrekening.69

1.4.12 Art. 15b lid 11 Wet Vpb

Lidstaten kunnen ervoor kiezen om een uitzondering op te nemen in geval van het ontbreken van een groepsrelatie. In het elfde lid heeft Nederland deze keuze opgenomen.70

1.4.13 Overige keuzes

Uit het consultatiedocument is gebleken dat sommige bepalingen uit de ATAD-richtlijn niet zijn opgenomen in het wetsvoorstel. Zo konden lidstaten er bijvoorbeeld voor kiezen om financiële instellingen uit te sluiten van de earnings-strippingmaatregel, deze bepaling is niet opgenomen.71 Dit is een opvallende keuze, gezien de grootte van de financiële sector in

Nederland. Ten tweede kon er ook gekozen worden om langlopende openbare infrastructuurprojecten uit te sluiten, ook hierover is niets vastgesteld in het wetsvoorstel. Tot slot bestond de keuze om bestaande leningen van voor juni 2017 uit te sluiten voor de aftrekbeperking, ook hierover is geen bepaling te vinden in het wetsvoorstel.72 In hoofdstuk 4

paragraaf 2 wordt nader ingegaan op de gevolgen van de keuzes de Nederland lijkt te maken.

1.5 Regeerakkoord

In het regeerakkoord73 dat op 10 oktober 2017 is gepubliceerd staan, zoals al kort besproken,

enkele veranderingen ten opzichte van het wetsvoorstel dat op 10 juli 2017 is gepubliceerd. Er is gekozen voor een drempel van €1.000.000 rente in plaats in de eerder gepubliceerde €3.000.000 rente. Hiermee wordt het vestigingsklimaat verslechterd ten opzichte van de eerder benoemde €3.000.000 indien andere lidstaten een hogere drempel hanteren.74

Ten tweede wordt ervoor gekozen om geen keuze te maken tussen de twee groepsescapes die zijn opgenomen in het wetsvoorstel, maar om geen enkele groepsescape op te nemen. Ten derde wordt vermeld dat enkele bestaande renteaftrekbeperkingen waarschijnlijk worden afgeschaft, de uitzondering hierop is de renteaftrekbeperking gericht tegen winstdrainage. In hoofdstuk twee van dit onderzoek zal dit verder worden behandeld.

69 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 10 Wet Vpb) 70 Consultatiedocument ATAD1 p. 4 (art. 15b lid 11 Wet Vpb) 71 Richtlijn (EU) 2016/1164, 12 juli 2016, art. 4 lid 7 (p. 9)

72 Strien, van, J. (januari 2018) Beperking renteaftrek via EBITDA-regels in ATAD 1. WFR 2018/19 (paragraaf 3.6) 73 Regeerakkoord 2017-2021, Vertrouwen in de toekomst (oktober 2017) (p. 67)

(24)

1.6 Conclusie

De ATAD-richtlijn is tot stand gekomen door uitvoering te geven aan het OESO/BEPS-project. Het doel is het bestrijden van belastingontwijking door internationaal opererende bedrijven. De EU-lidstaten worden verplicht de richtlijn te implementeren in de nationale wetgeving, die op 1 januari 2019 in werking moet treden. De lidstaten hebben, door de verschillende keuzes die gemaakt kunnen worden, in zekere zin vrijheid bij de implementatie van de wetgeving. De regelgeving kan naar wens van de lidstaat worden ingevuld, een soepele of strengere regeling is hierbij mogelijk.

Het Nederlandse conceptwetsvoorstel is gepubliceerd op 10 juli 2017. In dit conceptwetsvoorstel is duidelijk geworden dat de earnings-strippingmaatregel een plaats krijgt als art. 15b Wet Vpb. In het Nederlandse conceptwetsvoorstel is te zien welke keuzes Nederland lijkt te gaan maken voor de invoering van de earnings-strippingmaatregel.

De earnings-strippingmaatregel zorgt ervoor dat het overschot aan rentelasten niet kan worden afgetrokken voor zover de rentelasten meer bedragen dan 30% van de fiscale EBITDA. Een van de keuzes die Nederland heeft gemaakt is dat er in het consultatiedocument een drempel is opgenomen van €3.000.000. Dat komt overeen met de ATAD-richtlijn. Echter, later is in het regeerakkoord opgenomen dat deze drempel wordt verlaagd naar €1.000.000 waardoor het vestigingsklimaat van Nederland mogelijk verslechtert.

Een andere opvallende beslissing die Nederland heeft gemaakt is om geen ‘groeps uitzonderingen’ op te nemen. In het consultatiedocument stonden twee groepsescapes waartussen gekozen kon worden.

Tot slot kiest Nederland in het consultatiedocument ervoor om het niet-aftrekbare overschot aan rentelasten onbeperkt voort te wentelen, waardoor de renteaftrekbeperking slechts een getemporiseerde aftrek wordt. In het geval de fiscale EBITA het toelaat is de niet afgetrokken rente in het volgende jaar alsnog een aftrekbare rentelast.

(25)

2. De renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb

2.1 Inleiding

De vergoeding die wordt betaald aan de vertrekkers van vreemd vermogen, de rente, komt bij de bepaling van de winst in principe in aftrek. In de vennootschapsbelasting kan de aftrek van rente bij een onderworpen lichaam echter worden geblokkeerd.75

Renteaftrekbeperkingen zijn een populair onderwerp binnen de vennootschapsbelasting. In 1996 is de eerste renteaftrekbeperking in de wet vennootschapsbelasting opgenomen, dit was art. 10a Wet Vpb. Sindsdien zijn er veel renteaftrekbeperkingen opgenomen en zijn enkele ook alweer afgeschaft. Aangezien dit onderzoek slechts de renteaftrekbeperking van art. 10a Wet Vpb omvat, worden de overige renteaftrekbeperkingen toch minimaal besproken om een overzicht te creëren van renteaftrekbeperkingen in het algemeen.

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het ontstaan en de werking van art. 10a Wet Vpb, de samenloop tussen verschillende renteaftrekbeperkingen en wordt het verschil tussen eigen vermogen en vreemd vermogen omschreven.

2.2 Verschil tussen eigen vermogen en vreemd vermogen

De afgelopen 20 jaar is de problematiek van het onderscheid tussen eigen vermogen en vreemd vermogen en de gevolgen hiervan steeds meer een hoofdpijndossier geworden.76

Rente op vreemd vermogen is aftrekbaar, dividend uit eigen vermogen niet. Ondernemingen hebben bij het aantrekken van financieringsmiddelen de keuze uit eigen vermogen of vreemd vermogen.77

Het financiële belang dat eigenaren van een onderneming in een onderneming hebben wordt het eigen vermogen genoemd. Het eigen vermogen bestaat uit het aandelenkapitaal en reserves. Het aandelenkapitaal wordt gecreëerd door aandelenemissies.

Vreemd vermogen kan worden verdeeld in kort en lang vreemd vermogen. Het kan worden aangetrokken van aandeelhouders of derden. In grote lijnen bestaat kort vreemd vermogen uit

75 Bouwman, J.N., Boer M.J. (2017) Wegwijs in de Vennootschapsbelasting. Sdu Uitgevers, vijftiende druk, (ISBN

9789012400060), (hoofdstuk 4)

76 Dool, van den, R.P., Heithuis, E.J.W. (2017) Compendium vennootschapsbelasting. Wolters Kluwer, zestiende druk, (ISBN

9789013141368), (hoofdstuk 5, p. 105)

(26)

schulden met een looptijd korter dan een jaar. Lang vreemd vermogen heeft over het algemeen een looptijd die langer is dan een jaar.

In de lijst van vragen en antwoorden van het document ‘Herziening Belastingstelsel’ van de Tweede Kamer der Staten-Generaal78 wordt antwoord gegeven op de vraag wat de reden is

om eigen en vreemd vermogen niet dezelfde fiscale behandeling te geven. In het antwoord wordt duidelijk dat bij de fiscale winstbepaling aangesloten wordt bij bedrijfseconomische uitgangspunten. In de bedrijfseconomie vormt rente over vreemd vermogen fiscaal een kostenpost. Deze kostenpost is in beginsel aftrekbaar bij de bepaling van winst. De vergoeding die wordt ontvangen vanuit het eigen vermogen is dividend en mag niet van de fiscale winst worden afgetrokken. Het antwoord omschrijft tevens dat in vrijwel alle landen het eigen vermogen en het vreemd vermogen fiscaal verschillend worden behandeld. Er wordt ook omschreven dat het negatieve gevolgen heeft om beide vermogensposten verschillend te behandelen. Een van de negatieve gevolgen is uiteraard de stimulatie om ondernemingsactiviteiten met vreemd vermogen te financieren, dit brengt een groter faillissement risico met zich mee.

2.3 Overzicht renteaftrekbeperkingen

In dit onderzoek staat de eerste renteaftrekbeperking in de vennootschapsbelasting centraal, art. 10a Wet Vpb. Dit wetsartikel wordt daarom uitgebreid uiteengezet in de volgende paragraaf. In deze paragraaf worden de overige renteaftrekbeperkingen kort uiteengezet. 2.3.1 Art. 10b

Art. 10b Wet Vpb heeft te maken met langlopende onzakelijke laagrentende leningen in concernverband. Doordat de internationale economie de afgelopen decennia is toegenomen, vond de wetgever het nodig om een renteaftrekbeperking op te nemen die internationale mismatches voorkomt. Het kwam namelijk voor dat bij bepaalde leningen de rentebate in het buitenland niet of nauwelijks belast werd, terwijl tegelijkertijd deze in Nederland wel tegen het vennootschapstarief afgetrokken werd van de winst. Dit acht de wetgever ongewenst en daarom is art. 10b Wet Vpb ontstaan.79

In art. 10b Wet Vpb moet aan een drietal vereisten worden voldaan, indien dit het geval is dan is de renteaftrekbeperking van toepassing. Tevens geldt deze renteaftrekbeperking ook voor

78 Herziening Belastingstelsel, Lijst van vragen en antwoorden vastgesteld 14 mei 2018, Tweede Kamer der Staten-Generaal,

nr.34, 32140, (p. 59 vraag 161)

79 Burgt, van der, G.C., Doornebal, J. (2017) Cursus belastingrecht: Vennootschapsbelasting Studenteneditie. Deventer:

(27)

koersmutaties en waarde mutaties. Indien art. 10a Wet Vpb de rente beperkt, is art. 10b Wet Vpb niet meer van toepassing. Art. 10b Wet Vpb kent geen tegenbewijsregeling.

2.3.2 Art. 13l

In januari 2013 is art. 13l in de wet vennootschapsbelasting opgenomen. Dit artikel richt zich op de renteaftrekbeperking voor bovenmatige deelnemingsrente en financieringskosten die verband houden met de verwerving of uitbreiding van deelnemingen. Deze renteaftrekbeperking is ingevoerd, omdat de regering misbruik wil tegengaan.80 In het eerste

lid staat vermeld dat de deelnemingsrente niet aftrekbaar is voor zover het bedrag aan bovenmatige deelnemingsrente €750.000 te boven gaat. In het tweede lid wordt omschreven hoe de bovenmatige deelnemingsrente in een bepaald jaar berekend moet worden: Bovenmatige deelnemingsrente = (rente + kosten) x (deelnemingsschulden/ totaal verschuldigde geldleningen). In het derde lid wordt bepaald dat van een deelnemingsschuld sprake is voor zover het gezamenlijke bedrag van de verkrijgingsprijs van de deelnemingen uitgaat boven het eigen vermogen, met dien verstande dat een deelnemingsschuld nooit meer bedraagt dan het gezamenlijke bedrag van de geldleningen en nooit meer bedraagt dan het gezamenlijke bedrag van de verkrijgingsprijs van de deelnemingen.81 Bij deze

renteaftrekbeperking zijn wel escapes aanwezig om alsnog onder de renteaftrekbeperking uit te komen.82

2.3.3 Art. 15ad

Op 1 januari 2012 is art. 15ad in de Wet Vpb opgenomen. Deze renteaftrekbeperking is gericht tegen overnameholdingconstructies waarbij de grondslag van de overgenomen onderneming wordt uitgehold. Dit artikel wordt dan ook enkel toegepast bij een overnameschuld. Uit het artikel is op te merken dat het volgende wordt verstaan onder overnameschulden: schulden die voortvloeien uit een overeenkomst van geldlening of een daarmee vergelijkbare overeenkomst, waarbij rente in aanmerking wordt genomen bij het bepalen van de winst en die rechtens dan wel in feite direct of indirect verband houden met de verwerving of uitbreiding door een maatschappij van een belang in of meerdere andere maatschappijen.83 Onder een

overnameschuld worden alle middelen die zijn verkregen door het plegen van een overname verstaan, ook leningen door derden verstrekt. Art. 15ad Wet Vpb zorgt er dus voor dat de rente van de overnameschuld niet onbeperkt kan worden afgetrokken van de winst van de overgenomen vennootschap. Het wetsartikel schrijft voor hoe de niet aftrekbare rente

80 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, 33.287, nr.3, (p. 11) 81 Art. 13l lid 3 Wet Vpb

82 Burgt, van der, G.C., Doornebal, J. (2017) Cursus belastingrecht: Vennootschapsbelasting Studenteneditie. Deventer:

Wolters Kluwer, (ISBN 9789013142969), (hoofdstuk 2.4.15)

(28)

berekend dient te worden.84 In het jaar van de invoering, 2012, was er een geschatte

budgettaire opbrengst van €31 miljoen tot een oplopende naar €155 miljoen in 2016.85

2.4 Ontstaan Art. 10a Wet Vpb

Art. 10a Wet Vpb heeft tot doel constructies in groepsverband tegen te gaan die als doel hebben om op gekunstelde wijze86 rentelasten te creëren die ten koste gaan van de

Nederlandse belastinggrondslag.87

Tot aan de invoering van art. 10a Wet Vpb, werd winstdrainage bestreden door de Nederlandse fiscus met het leerstuk van fraus legis. Op 26 december 1996 is art. 10a Wet Vpb opgenomen in de wet vennootschapsbelasting. De wetgever wilde ten eerste de fraus legis jurisprudentie codificeren. Daarnaast heeft art. 10a Wet Vpb ten opzichte van de jurisprudentie een breder bereik.88 Vanaf de invoering van het renteaftrekbeperking artikel in de wet

vennootschapsbelasting zijn er vele structuren ontstaan om alsnog binnen de lijnen van art. 10a Wet Vpb belastingheffing te omzeilen. Sinds de invoering van het art. 10a Wet Vpb is het artikel dan ook verschillende keren aangepast door de wetgever om gaten te dichten.89 Zo zijn

er bijvoorbeeld in 2007 naar aanleiding van de Wet werken aan winst grondige aanpassingen doorgevoerd90 en is in 2014 is bepaalt dat bij art. 10a Wet Vpb de rente die verschuldigd is

aan een verbonden lichaam niet in aftrek mag worden gebracht indien deze rente verband houdt met besmette rechtshandelingen.91

2.4.1 Fraus legis

Fraus legis is door de Hoge Raad geïntroduceerd, het is een begrip dat het ‘misbruik van recht’ verbiedt. Het ziet niet alleen toe op de vennootschapsbelasting maar op alle heffingen, het heeft dus een breed toepassingsbereik. Er kan sprake zijn van fraus legis als wordt voldaan aan drie vereisten: het motiefvereiste, het objectief vereiste en het normvereiste.92

84 Burgt, van der, G.C., Doornebal, J. (2017) Cursus belastingrecht: Vennootschapsbelasting Studenteneditie. Deventer:

Wolters Kluwer, (ISBN 9789013142969), (hoofdstuk 2.4.3)

85 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 2011/12, 33 003, nr. 3, (p. 44)

86 Streek, van de, J.L., (april 2017) Beperking van de aftrek van groepsrente in verband met winstdrainage per 1 januari 2007,

Forfaitair, nr. 173, (p. 10-18)

87 Mattes, O., Mol-Verver. S.J., (2017) Hoofdzaken belastingrecht. Boom Juridische uitgevers, negentiende druk, (ISBN

9789462903418). (p. 301-302?

88 HR 23 augustus 1995, BNB 1996/3, HR 6 september 1995, BNB 1996/4, HR 20 september 1995, BNB 1996/5, HR 27

september 1995, BNB 1996/6

89 Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1995/96, 24 696, nr. 3, (p. 9)

90 Berck, R.F. (november 2007) Commentaar van de Commissie Wetsvoorstellen van de Nederlandse Orde van

Belastingadviseurs op het voorstel om art. 10a Wet Vpb 1969 te wijzigen. NOB

91 Weekers, F.H.H. (maart 2013) Vennootschapsbelasting. Toepassing van artikel 10a van de Wet op de

vennootschapsbelasting 1969. Staatscourant

(29)

Om te voldoen aan het motiefvereiste moet het besparen van Nederlandse

vennootschapsbelasting het oogmerk zijn. Indien er sprake is van een samenstel van transacties, kan men spreken van een objectief vereiste. Tot slot wordt voldaan aan het normvereiste indien het doel en de strekking van de Nederlandse belastingwet worden miskend.93

In een artikel van O. Marres94 omschrijft hij dat het leerstuk van fraus legis nog steeds kan

worden toegepast sinds art. 10a Wet Vpb is geïntroduceerd. Dit kan voor zover in art. 10a Wet Vpb voor een bepaald terrein niets heeft geregeld, en voor zover er strijd is met doel en strekking van art. 10a Wet Vpb zelf.95

2.4.2 Relevante jurisprudentie

Het leerstuk van fraus legis is een geheel in de jurisprudentie ontwikkeld concept.96 De fiscus

heeft in het verleden succesvol kunnen procederen tegen winstdrainageconstructies, voordat art. 10a Wet Vpb was ingevoerd, met behulp van fraus legis. De belangrijkste arresten in combinatie met de winstdrainage worden hieronder uiteengezet.

2.4.2.1 Overnameholdings-arresten

Het arrest van BNB97 1989/21798 wordt het oer-arrest genoemd aangezien er na dit arrest

een grote stroom van jurisprudentie op gang kwam. Het betrof een interne reorganisatie waarbij de verkopende moedervennootschap (A) gevestigd was op de Nederlandse Antillen. De moeder had twee dochters in Nederland (B en X). De aandelen van de Nederlandse dochtervennootschap (B) werden verkocht aan een nieuw opgerichte Nederlandse tussenholding (X). De koopprijs werd schuldig gehouden, hierdoor ontstond er een lening tussen A en X. B en X gingen een fiscale eenheid aan en binnen deze fiscale eenheid wilde X de rentekosten afzetten tegen de winsten van B zodat de fiscale winst verlaagd zou worden. De Hoge Raad stelt dat er een strijd met de doel en strekking van de Wet Vpb aanwezig is, de aftrek van de rente wordt zowel door het hof als door de Hoge Raad geweigerd.

93 Chin-Oldenziel, M., Belkaid-Koubia, M. (december 2013) Fraus legis, het normvereiste geanalyseerd, WFR 2013/1492

(paragraaf 2)

94 Universitair docent Universiteit van Amsterdam en advocaat bij Linklaters te Amsterdam

95 Marres, O.C.R., (2008) Fraus legis blijft een krachtig wapen tegen winstdrainage, Weekblad Fiscaal Recht 2008/6793, blz.

1431-1438

96 Marres, O.C.R. (2008) Fraus legis blijft een krachtig wapen tegen winstdrainage, Weekblad Fiscaal Recht 2008/6793 97 Beslissingen in Belastingzaken – Nederlandse Belastingrechtspraak

(30)

Niet veel later besloot de Hoge Raad in BNB 1990/72 ook de rente te beperken door de inzet van fraus legis.99 Het betrof een situatie waarin drie Antilliaanse vennootschappen ieder 2%

van de aandelen hadden in vennootschap (Y). De vennootschappen verkochten de aandelen aan vennootschap (Z), een door hen beheerste vennootschap. De koopprijs werd schuldig gebleven. Het verschil met het vorige arrest is dat er in deze situatie geen fiscale eenheid aan kon worden gegaan, omdat er maar 6% van de aandelen in bezit waren. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het toestaan van de renteaftrek in strijd zou zijn met het doel en de strekking van de wet. In een rechtsoverweging100 van de Hoge Raad is het volgende

geschreven:

‘’Doel en strekking zouden worden miskend indien de door de verkoop van de aandelen aan belanghebbende tegen schuldigerkenning van de koopsommen ontstane rechtstoestand niet op dezelfde wijze zou worden behandeld als de voordien bestaande rechtstoestand, zodat met de verkoop van de aandelen aan belanghebbende, de schuldigerkenning van de koopsommen en de vergoeding van rente over die schuld, voor de berekening van de winst van belanghebbende geen rekening behoort te worden gehouden.’’

Een wezenlijke verandering in belang en zeggenschap blijkt een grote waarde te hebben. Indien een belastingplichtige uit fiscale overwegingen een reorganisatie in gang zet, is de toepassing van fraus legis nog niet uitgesloten. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat als een grote herstructurering overbodig is, maar die tot doel heeft belasting te besparen, deze middels fraus legis bestreden kan worden.101

2.4.2.2 Schuldig gebleven kapitaalstorting arrest

Fraus legis is in 1993 toegepast op een schuldig gebleven kapitaalstorting.102 De

moedervennootschap (M bv) kocht een dochter (D bv) welke beschikte over compensabele verliezen. M bv wilde deze compensabele verliezen in aanmerking nemen. D bv keerde aandelen uit aan M bv, vervolgens leende D bv dit bedrag terug aan M bv met een gestorte kapitaal. De Hoge raad besloot dat het in strijd zou zijn met het doel en de strekking van de wet als de aftrek van rente toegestaan werd.

99 HR 7 juni 1989, BNB 1990/72 100 HR 7 juni 1989, BNB 1990/72 r.o 4.6

101 HR 11 juli 1990, BNB 1990/293 en HR 6 september 1995, BNB 1996/4 102 HR 10 maart 1993, BNB 1993/197

(31)

2.4.2.4 Schuldig gebleven dividenduitkering arresten

In 1996 is fraus legis toegepast op een schuldig gebleven dividenduitkering.103 Dit betreft een

verhanging van een dochtermaatschappij. Verschillende aandeelhouders hielde de aandelen in A bv, vervolgens werden er twee nieuwe bv’s opgericht (B bv en C bv). B bv werd

volgestort met aandelen in A bv en B bv verkocht vervolgens A bv aan C bv. C bv bleef de koopsom schuldig aan B bv. Vervolgens werd B bv een fiscale beleggingsstelling (FBI) en A bv en C bv vormden een fiscale eenheid. Er is geen sprake van strijd met doel en strekking van de Wet volgens de Hoge Raad wanneer er rente verschuldigd is aan een fiscale beleggingsinstelling. Een FBI104 is geen vennootschapsbelasting verschuldigd, maar heeft

een winstuitkeringsverplichting aan de aandeelhouders. In deze case is er dus sprake van een dividenduitkering.

Een ander voorbeeld van een schuldig gebleven dividenduitkering deed zich voor in 2001.105

In dit voorbeeld was de moedervennootschap gevestigd op de Nederlandse Antillen. De dochtervennootschap keerde dividend uit. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het in strijd was met het doel en de strekking van de wet, omdat er sprake was van een samenhangend geheel van rechtshandelingen.

2.4.2.3 Activa/passiva-transacties

Bij een arrest betreffende activa/passiva-transacties gaat het geschil over de aanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1992, het betreft de aftrekbaarheid van de verschuldigde rente.106 In deze situatie werden er activa en passiva overgedragen. Een

onderneming werd gedreven door een maatschap van bv’s. De belanghebbende, een besloten vennootschap, heeft een onderneming verworven via haar fiscaal gevoegde dochtermaatschappij. Doormiddel van leningen verstrekt door gelieerde vennootschappen die opgetreden zijn als verkoper, wordt de koopsom gefinancierd. Het hof acht de aftrek niet in strijd met het doel en de strekking van de wet, omdat er voldoende zakelijke motieven zijn aangevoerd voor een herstructurering.

2.4.2.5 Compenserende heffing

Bij het arrest betreffende de compenserende heffing is gebleken dat indien wel in zijn geheel aan de voorwaarde van fraus legis is voldaan, het toch buiten toepassing kan worden

gesteld. Dit was het geval bij de uitspraak BNB 1996/3.107 De rente mocht ten laste van het

103 HR 23 augustus 1995, BNB 1996/3 104 Fiscale beleggingsinstelling 105 HR 10 augustus, BNB 2001/399 106 Hof 8 april 1997, V-N 1997/3058, 16 107HR 23 augustus 1995, nr. 29 521, BNB 1996/3

(32)

resultaat worden gebracht, aangezien de rentebate neersloeg bij een FBI en sprake was van compenserende heffing. Een FBI heeft een tarief van nul procent, de instelling is verplicht om winst uit te rekenen aan de aandeelhouders.

2.5 Werking Art. 10a Wet Vpb

In deze paragraaf wordt art. 10a Wet Vpb onder de loep genomen. Elk lid van het wetsartikel wordt behandeld, tevens worden er een aantal voorbeelden omschreven om de situatie te verduidelijken.

2.5.1 Art. 10a lid 1 Wet Vpb

Het eerste lid van de wettekst van art. 10a Wet Vpb luidt als volgt;

‘’Bij het bepalen van de winst komen mede niet in aftrek renten — kosten en valutaresultaten daaronder begrepen — ter zake van schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verschuldigd aan een verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon, voor zover die schulden rechtens dan wel in feite direct of indirect verband houden met een van de volgende rechtshandelingen:

a. Een winstuitdeling of een teruggaaf van gestort kapitaal door de belastingplichtige of door

een met hem verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen, aan een met hem verbonden lichaam of verbonden natuurlijk persoon;

b. Een kapitaalstorting door de belastingplichtige, door een met hem verbonden lichaam dat

aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een met hem verbonden lichaam;

c. De verwerving of uitbreiding van een belang door de belastingplichtige, door een met hem

verbonden lichaam dat aan deze belasting is onderworpen of door een met hem verbonden natuurlijk persoon die in Nederland woont, in een lichaam dat na deze verwerving of uitbreiding een met hem verbonden lichaam is.’’ 108

Om onder art. 10a Wet Vpb te vallen moet er ten eerste een ‘besmette’ rechtshandeling aanwezig zijn. Deze ‘besmette’ rechtshandelingen staan vermeld bij a t/m c.

Bij de eerste situatie, art. 10a lid 1 onderdeel a Wet Vpb, kan het volgende voorbeeld worden gegeven;

108 Art. 10a Wet Vpb lid 1

(33)

Voorbeeld

Situatie 1 Situatie 2

We gaan uit van de situatie bij 1. A bv heeft 100% belang in B bv. B bv doet een dividenduitkering aan A bv. Aangezien B bv geen sterke liquiditeitspositie heeft wordt het dividend niet daadwerkelijk uitgekeerd, maar wordt het rentedragend schuldig gebleven. Deze situatie is geschetst bij 2. B bv moet nu dus rente betalen aan A bv, B bv zou nu de rente kunnen aftrekken, maar op grond van artikel 10a lid 1 onderdeel a Wet Vpb is dit niet mogelijk.

De tweede situatie, art. 10a lid 1 onderdeel b Wet Vpb, komt voor een groot deel overeen met onderdeel a. Het verschil is dat er sprake is van een schuldig gebleven kapitaalstorting. Als bovenstaande situatie 1 opnieuw wordt gebruikt, kan het volgende voorbeeld worden gegeven;

Voorbeeld

B bv besluit eigen aandelen in te kopen van de moeder, alleen wordt de koopsom rentedragend schuldig gebleven door B bv. Er ontstaat dan opnieuw een situatie 2 waarbij dit keer geen ‘dividendschuld’ is ontstaan, maar een ‘inkoop van eigen aandelen schuld’. Op grond van art. 10a lid 1 onderdeel b Wet Vpb is dit niet mogelijk.

Tot slot betreft de derde en tevens laatste situatie, art. 10a lid 1 onderdeel c Wet Vpb, een lichaam dat een belang in een ander lichaam verwerft (of uitbreidt) tot een belang van ten minste een derde, waarna dat lichaam vervolgens te kwalificeren is als een verbonden lichaam. Onderstaande situatie betreft een voorbeeld van de situatie. Voorbeeld:

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Although we measured a two-times higher SNR and a lower g-factor at high acceleration factors for the flexible coil, no difference in image quality was found in the real-time MRI

THE PROGRESSION OF VULNERABILITY 1 ROOT CAUSES Limited access to Lack of Physical Environment Local economy Risk= Hazard x Vulnerability R=HxV Social relations Public actions

images: (right) graph showing the changes in the local density of states, namely a splitting between spin up and spin down bands induced by a non-magnetic

Shelly pahoehoe Shelly pahoehoe is a very vesicular pahoehoe lava type with fragile lava crust [5]. It forms flow lobes and small lava tubes which become hollow inside

Background: To establish a radiomic approach to identify epidermal growth factor receptor (EGFR) mutation status in lung adenocarcinoma patients based on CT images, and to

are young people’s (ages 16 to 25) news repertoires structured and to what extent are these repertoires associated with different levels of political knowledge and political

Here, we present theoretical investigations of a CARS light source based on seeded four-wave mixing (FWM) [1] in silicon nitride waveguides, which is of great

The research at hand investigates the extent to which NWW is related to the well-being of employees, while taking into account the personal and organizational moderating