• No results found

Een beroepsstandaard kan zorgen voor verduidelijking voor professionals en instellingen wat het beroep lerarenopleider inhoudt en dienen als een leidraad voor het werk als opleider. Op deze manier kan een standaard ook bijdragen aan de professionalisering van de beroepsgroep (Bergen et al, 2009). In Nederland is een beroepstandaard voor lerarenopleiders ontwikkeld en een bijbehorend registratietraject dat gebruikt wordt als certificeringtraject en professioneel ontwikkeltraject. Uit onderzoek van Smith (2005) blijkt dat er weinig onderzoek is gedaan naar de toepassing van externe standaarden en officiële eisen voor nieuwe lerarenopleiders. Deze studie richtte zich op de (mogelijke) rol van de beroepsstandaard voor lerarenopleiders en het bijbehorende registratietraject ontwikkeld voor de beroepsvereniging VELON. Aan dit onderzoek hebben vijf lerarenopleidingen deelgenomen. Binnen deze opleidingen zijn HR-beleidsmakers, teamleiders en lerarenopleiders bevraagd naar hun visie op de beroepsstandaard, het registratietraject en het gevoerde HR-beleid binnen hun instelling.

Melief et. al (2012) beschrijft in de verantwoording van de beroepsstandaard enkele doelen die de standaard kan dienen. De standaard kan een als referentiekader dienen bij de keuze voor professionele ontwikkeling van lerarenopleiders in alle stadia van hun carrière. Tijdens het registratietraject wordt dit in de praktijk toegepast. Doordat lerarenopleidingen hun opleiders beoordelen aan de hand van zelf geformuleerde competenties wordt de standaard binnen de instellingen niet gebruikt als leidraad bij de keuze voor professionele ontwikkeling.

De beroepsstandaard kan ook gebruikt worden om duidelijk te scheppen over de aard van het beroep (Koster e.a, 2005). Zoals al benoemd hebben alle instellingen hun eigen kwaliteitscriteria geformuleerd. Hoewel deze grotendeels overeenkomen is het toch opvallend dat alle deelnemende instellingen ervoor kozen om zelf criteria te ontwikkelen in plaats van gebruik te maken van de standaard. Een aantal HR- beleidsmakers gaven hiervoor uiteenlopende redenen zoals: (1) wij willen niet geregeerd worden door papier, (2) wij zijn eigenzinnig, (3) wij krijgen een vast format voor beoordeling krijgen vanuit de organisatie en (4) het onderzoeksgedeelte mist in de standaard. Geen van de respondenten had kritiek op de inhoud van de beroepsstandaard. Het is een mogelijkheid dat de intentie van de beleidsmakers om de

beoordelingsprocedure in eigen hand te houden een unieke situatie binnen hun instelling te creëren de reden is dat het gebruik van de beroepsstandaard nog niet uniform is.

In 2005 werd geconcludeerd dat kennis van de beroepsstandaard of registratie bij de VELON geen rol speelde bij aanname-eisen. Uit dit onderzoek blijkt dat deze resultaten, ondanks het groeien van het beroepsregister nog steeds van toepassing zijn. Beide instrumenten worden niet benoemd in vacatures en worden ook door HRM- beleidsmakers en teamleiders niet als eis gesteld. Binnen dit onderzoek is echter gevraagd naar het bezitten van een beroepsregistratie en niet naar bereidheid om deze te gaan halen. Het aanbieden van inwerktrajecten die uitmonden op registratie in combinatie met het feit dat solliciterende lerarenopleiders vaak nog onervaren zijn kan ervoor zorgen dat bereidheid voor het halen van registratie een meer gepaste eis is. Daarnaast is ook het aspirant-register niet meegenomen binnen dit onderzoek. Omdat lerarenopleiders in een eerder stadium opgenomen kunnen worden in het aspirant- register zou het mogelijk zijn dat solliciterende opleiders wel in het bezit zijn van een plek binnen het aspirant-register.

De selectie van de deelnemende instellingen is in dit onderzoek zorgvuldig gemaakt. De instellingen zijn geselecteerd op locatie (verspreid door het land), opleidingsniveau (zowel hbo als academisch), hun kennis van het registratietraject en de aanwezigheid van een geregistreerde lerarenopleider. Door deze selectie hebben de resultaten van dit onderzoek betrekking op meerdere soorten lerarenopleidingen. Ook is het mogelijk geweest om verschillen en overeenkomsten te benoemen tussen hbo en academische opleidingen. Daarnaast zijn de instellingen geselecteerd op kennis van de beroepsstandaard en hebben ze allemaal één of meerdere lerarenopleiders in dienst die het registratietraject gevold hebben. Door deze selectie was het mogelijk om binnen deze instellingen informatie te verzamelen over het schriftelijke en uitgevoerde beleid. Deze selectie zorgt er echter ook voor dat de verzamelde informatie niet geldend is voor alle lerarenopleidingen in Nederland. Daarnaast is het aantal respondenten die deelnamen aan dit onderzoek niet genoeg om uitspraken te doen die generaliseerbaar zijn. Een sterk aspect van dit onderzoek is de dataverzameling. Doordat er semigestructureerde interviews zijn afgenomen kon er veel data verzameld worden en was er voor de respondenten ruimte om hun eigen visie en ervaringen te delen. Door

deze methode hebben een beperkt aantal respondenten deel kunnen nemen aan het onderzoek. Vervolgonderzoek op grotere schaal zal kunnen uitwijzen of er binnen andere lerarenopleidingen dezelfde soort activiteiten plaatsvinden.

Dit onderzoek heeft zich uitsluitend gericht op de rol van het registratietraject en de beroepsstandaard binnen lerarenopleidingen. Een van de lerarenopleiders binnen dit onderzoek die deelneemt aan een pilot binnen haar instelling zegt het volgende:

“ Het gaat om individuele professionalisering en zicht op het beroep maar wil je een sterke beroepsvereniging zijn dan zul je moeten zorgen dat alle beleidsmakers in het onderwijs weten wat dit is en waar het voor staat. Ik moet aan schoolbesturen uitleggen wat de betekenis is van registratie.”

Deze quote geeft aan dat het registratietraject binnen schoolbesturen in mindere mate bekend. Momenteel wordt er veel aandacht besteed aan het project ‘samen opleiden’. Het zorgt ervoor dat de verantwoordelijkheid van het leraren opleiden verdeeld wordt tussen instelling en de praktijkschool. Mede door dit project stijgt het aantal schoolopleiders binnen Nederland. Om een compleet beeld te krijgen van de manier waarop beleidsmakers met het registratietraject omgaan zou een vervolgonderzoek naar het beleid binnen schoolbesturen nuttig zijn.

Dit onderzoek naar het de beroepsstandaard en het registratietraject binnen het HR- beleid van lerarenopleidingen heeft een aantal aanbevelingen opgeleverd:

• De VELON is opgericht als beroepsvereniging die de belangen behartigt van lerarenopleiders. De documenten en instrumenten die worden uitgegeven zijn ontwikkeld door leraren uit de beroepsgroep. Uit dit onderzoek blijkt dat betrokkenheid bij het registratietraject en de bereidheid om dit te promoten en faciliteren een grote rol speelt voor de rol van zowel de standaard als het registratietraject binnen HR-beleid. Veel beleidsmakers en teamleiders geven aan samenwerking te wensen met de VELON. Een vorm van samenwerking zou de positie van beide instrumenten kunnen vergroten.

• Uit dit onderzoek blijkt dat de respondenten uiteenlopende visies hebben over de status en het doel van het registratietraject. De term ‘registratie’ wordt in andere beroepsgroepen gebruikt als een borging voor kwaliteit of als voorwaarde om het beroep uit te kunnen oefenen. Ook de verplichte BKO-registratie voor academisch onderwijzend personeel is een verplichting. De status van het registratietraject voor

lerarenopleiders is echter nog onvoldoende duidelijk. De VELON zou de positionering van de beroepsstandaard en het registratietraject landelijk inzichtelijk kunnen maken voor een betere implementatie.

• Het BKO-registratietraject vertoont inhoudelijk overeenkomsten met het registratietraject voor lerarenopleiders. De BKO-registratie is verplicht en heeft voor de instellingen prioriteit. Uit het onderzoek blijkt dat er interesse is in een traject waarin de BKO- en VELONregistratie gecombineerd kunnen worden tot één traject. Als dit mogelijk is zullen meer lerarenopleiders binnen academische instellingen zich registreren bij de VELON. Een samenwerking tussen universiteiten en de VELON is wenselijk.