• No results found

Discussie: Het perspectief van de Vreedzame Wijk

Het programma De Vreedzame Wijk is gestart in 2008 en heeft nog nauwelijks geschiedenis. In deze onderzoeksrapportage komt aan de orde wat, in het licht van het onderzoek, de krachten en de zwakten zijn. Voor de toekomstige ontwikkeling is het belangrijk te beschrijven wat ontwikkelingsmogelijkheden en risico’s zijn.

Krachten om te bestendigen.

De krachten die uit de rapportage naar voren komen zijn:

De wijkbrede aanpak.

Laag gestructureerde kinderactiviteiten als speeltuinen, kinderclubs en sportclubs zijn vaak niet in staat om met een consistent pedagogische notie te werken. Door de wijkbrede aanpak wordt gebruik gemaakt van het Vreedzame

referentiekader dat kinderen hebben aangeleerd op Vreedzame scholen. Medewerkers van kinderactiviteiten die met De

Vreedzame Wijk methode werken zijn over het algemeen enthousiast over de werkzaamheid van het programma. Ze zien een afname van incidenten en een meer ordelijk verloop binnen de activiteiten. Naast De Vreedzame Wijk zijn een paar andere wijkbrede pedagogische aanpakken bekend. De Asset-Based-Community-Development van het Search Instituut in de Verenigde Staten12 en, iets dichterbij, de ‘Jong in West’

aanpak13 uit Amsterdam. Over deze modellen bestaan enthousiaste verslagen, wat aangeeft dat men elders, door onderzoek of ervaringskennis, tot de slotsom komt dat een integrale benadering een haalbare en succesvolle strategie is.

In Kanaleneiland geven respondenten aan dat de wijkbrede

12 www.search-institute.org

13 http://www.west.amsterdam.nl/jeugd_en_onderwijs/jong-west/

aanpak betekent dat men gezamenlijk gebruik maakt van een benadering die aansluit bij de ervaringen van kinderen op school. Er zijn weinig ouders, kinderen en professionals te vinden die geen voordeel zien bij deze strategie van De Vreedzame Wijk.

Democratisch opvoeden als basis.

Het appel en de belofte dat met De Vreedzame Wijk gewerkt wordt aan democratie en ‘the democratic way of life’ geeft enthousiasme bij respondenten. In de dagelijkse praktijk lijkt democratie ver weg, maar het komt dichterbij in het aanleren van prosociaal gedrag of ’the democratic way of life’.

Ervaringen met top-down implementatie van democratie in landen waar hiervoor nauwelijks een traditie bestaat laat zien dat vaardigheden en attituden zoals kinderen die aangeleerd krijgen in De Vreedzame School en De Vreedzame Wijk voorwaardelijk zijn voor het invoeren van de bestuursvorm democratie.

Medewerkers geven aan dat hun kinderactiviteiten ordelijker verlopen dan voorheen. Omdat een ordelijk verloop van de bijeenkomsten een gunstig resultaat is, is het realistisch te verwachten dat De Vreedzame Wijk opgevat wordt als een reeks van technieken om gedragsmodificatie bij onaangepaste kinderen te bewerkstelligen. Hiermee zou echter wel het hart uit de methode verdwijnen, omdat Gutmann aangeeft dat het bij democratische reproductie juist om het ontwikkelen van een democratische overtuiging gaat. In ieder geval is meerdere keren door respondenten benoemd dat de meerwaarde van de Vreedzame methode is dat het eigenlijk een overtuiging is, die dieper gaat dan het toepassen van methodisch handelen.

Participatie als peiler van het werken met kinderen.

Met name in de interviews met sleutelpersonen en professionals komt naar voren dat men participatie het grondbeginsel van de Vreedzame aanpak vindt. Als kinderen

participeren, ontwikkelen ze eigenaarschap en als kinderen zich eigenaar voelen zullen ze zich verantwoordelijk gedragen.

Andersom zullen kinderen zich niet verantwoordelijk gedragen als ze geen verantwoordelijkheid krijgen Door te participeren worden kinderen deel van het ‘real-life’ democratisch

experiment van de samenleving waarin ze leven, want literatuur geeft aan dat dit niet kan lukken in een

verantwoordelijkheidsvrij oefenvacuüm met consequentieloos oefenmateriaal (Biesta, 2011). Sleutelpersonen geven, onder andere, aan dat het waarschijnlijk de enige werkzame methode is in jongerenwerk. In de praktijk blijkt dat het lastig is voor sommigen om kinderen daadwerkelijk te laten participeren. Uit onze gegevens blijkt dat slechts 5,9% mee kan beslissen in de activiteiten, geen enkele respondent voelt zich eigenaar in de activiteiten. Het percentage ‘meedenken’ en ‘meebeslissen’ is wel toegenomen ten opzicht van de eerste meting in 2010 en hieruit blijkt dat medewerkers met behulp van het Vreedzame programma kinderen al wel meer laten participeren en inbreng van kinderen serieus neemt. Hierbij moet opgemerkt worden dat in sommige activiteiten meer ruimte is voor participatie dan in andere activiteiten.

Eenduidige aanpak

Sleutelfiguren in Kanaleneiland geven aan dat de grote kracht van De Vreedzame Wijk, haar eenduidige aanpak is.

Aangegeven wordt dat wanneer verschillende systemen of domeinen waarin kinderen opgroeien dezelfde waarden communiceren er een grotere waarschijnlijkheid is dat kinderen zich sneller ontwikkelen tot democratische burgers. Een ecologische/contextuele aanpak waarbij in de

beleidsontwikkeling rekening gehouden wordt met

ontwikkelingen op al deze ‘geneste’ domeinen, wordt geacht meer rendement te geven dan een aanpak gericht op een of enkele van deze systemen (Bronfenbrenner, 1977). Systemen die nog ontbreken in de samenwerkingsverbanden in

Kanaleneiland zijn in veel gevallen de ouders, enkele

Islamitische zelforganisaties en de moskee. Wanneer ook op

deze domeinen dezelfde aanpak wordt geïntroduceerd en gewaardeerd, zal naar verwachting een groter effect optreden.

Uitkomsten van het onderzoek.

Sterke aspecten van de Vreedzame Wijk blijken uit het onderzoek:

 Kinderen stellen zich positiever op en doen met minder problemen mee in de kinderactiviteiten die De Vreedzame Wijk methode hebben ingevoerd.

 Laag gestructureerde kinderactiviteiten als speeltuinen, kinderclubs, sportclubs zijn niet in staat om zelf een goede structuur neer te zetten. Door de wijkbrede aanpak wordt gebruik gemaakt van het Vreedzame referentiekader dat kinderen hebben aangeleerd op Vreedzame scholen.

 Medewerkers van kinderactiviteiten die met De Vreedzame Wijk methode werken zijn over het algemeen enthousiast over de werkzaamheid van het programma. Ze zien een afname van incidenten met kinderen en een ordelijker verloop binnen de activiteiten.

 De Vreedzame wijk sluit aan bij de behoefte van kinderen om betekenis te hebben en om bij te dragen aan de samenleving waarin ze leven.

 Volgens sociaal wetenschappelijke theorie zijn de sociale mechanismen waar De Vreedzame Wijk op rust werkzaam

 Vrijwel alle organisaties die met kinderen werken in Kanaleneiland hebben besloten met De Vreedzame Wijk methode te gaan werken en hier een succes van te maken.

 Twee scholen voor het voortgezet onderwijs zijn gestart met de opzet van een Vreedzaam programma (In Overvecht en Kanaleneiland)

 Nagenoeg alle kinderwerkers zijn getraind in het uitvoeren van de methode.

Zwakten om te overwinnen.

Zwakten die uit het onderzoek naar voren komen zijn:

Bereik op straat en probleemsituaties.

De locatie van de effecten van De Vreedzame Wijk lijkt zich in hoofdzaak te beperken tot de betrekkelijk gecontroleerde omgevingen (alle kinderwerk in de wijk Kanaleneiland) waar in zekere zin ‘een Vreedzaam spel’ wordt gespeeld en waar de jeugdwerker, als belangrijke symbool van de morele cultuur meestal voorwaardelijk is om dit spel eerlijk en veilig te laten verlopen. Motivatie om mee te spelen komt vooral omdat kinderen gewoon mee willen doen en volgens Dewey (1997) wanneer kinderen het spel leuk vinden. Uit ons onderzoek komt naar voren dat kinderen dat Vreedzame spel waarderen. Als kinderen mee willen doen zullen ze zich aanpassen aan die Vreedzame morele cultuur, maar dat is dan een opportunistisch

‘aanpassen’ en niet gebaseerd op moreel handelen of moreel inzicht. Andersom passen kinderen zich ook net zo makkelijk aan de straatcultuur aan. Een uitspraak van de

programmaontwikkelaar was: “Kinderen zijn kameleons” en uit de bespreking met de kinderwerkers kwam dan ook naar voren dat het constructieve gedrag er is zolang er leiding is en het gedrag ‘beloond’ wordt met complimenten en aandacht, of zolang men - in dit geval – in de speeltuin was. Hiermee werd de vraag opgeworpen wat de school de leerlingen aanleren:

inzichten, vaardigheden / competenties waar ze blijvend wat aan hebben of een vaardigheid om zich, als een kameleon, naadloos te kunnen aanpassen.

Het morele klimaat op de straten in Kanaleneiland heeft een aantal kenmerken gemeen met wat Anderson (1999) ‘the Code of the Street’ noemt. De code bestaat uit informele regels en verwachtingen in de publieke omgeving. De informele regels zijn opgebouwd rond het thema wantrouwen van de overheid en de rechtstaat en als gevolg daarvan het focussen op zelfbescherming en respect, bedoeld als waardigheid die men

‘verdient’. Men verdient respect als men ‘voor zichzelf kan

zorgen’ dat betekent dat men in staat is zichzelf en zijn vermeende rechten, bezittingen, relaties en status te

verdedigen. In de Code of the Street is het geaccepteerd om dit met geweld te doen als de verdediger dat nodig vindt. Sterker nog: het initiatief nemen met geweld kan een geaccepteerd middel zijn om meer status te verkrijgen of te voorkomen dat de eigen belangen worden geschaad. Er is veel concurrentie en men moet dus steeds op de hoede zijn dat die rechten etc. niet worden aangetast. In gebieden waar de Code of the Street floreert wonen vaak mensen uit de laagste socio-economische klasse van de samenleving. Ze hebben vaak een laag inkomen, geen werk en dus weinig bronnen van waardigheid. Het

alternatief om die waardigheid te verkrijgen is dus om je een

‘tough reputation’ aan te meten. Aangezien iedereen weet dat anderen ook volgens dezelfde code leven, wordt ook

geaccepteerd dat je van tijd tot tijd klappen terug kunt verwachten. Die wetenschap en gevolgen draag je ‘als een man’. Een en ander kan er toe leiden dat ruzies snel fysiek escaleren. In ons onderzoek vonden we bij veel kinderen een erkenning dat de cultuur op straat nu eenmaal gewelddadiger is dan op school en dat je je daar dus ook harder moet gedragen, ook al werd dit meestal gezien als een noodzakelijk kwaad.

Hoopvol is dat we ‘het verlies van vertrouwen in

overheidsinstanties’ niet of nauwelijks zien onder respondenten in Kanaleneiland. Het gaat hier om een aspect waarvan we gedurende het onderzoek ontdekten dat het belangrijk was. Uit meerdere interviews met kinderen, hun ouders en professionals blijkt dat men verwacht dat kinderen een schoolcarrière zullen vervolgen en uiteindelijk een plek in de reguliere samenleving innemen. Dit doet vermoeden dat het iets minder pro-sociale gedrag en de attitude eerder onderdeel is van de rites-de-passage van de turbulente tienertijd dan van een uitgesproken Code of the Street attitude. Dit neemt echter niet weg dat er mechanismen zijn die kinderen in meer of mindere mate door deze periode heen helpen. Anderson beschrijft dat er, in een omgeving waar de Code of the Street gangbaar is, jongeren zijn die zich uiteindelijk prosociaal ontwikkelen. Anderson beschrijft dat er fatsoenlijke - of ‘decent families’ zijn

waarbinnen de kinderen veelal met strakke hand opgevoed worden en zoveel als mogelijk weggehouden worden bij

‘slechte vrienden’. Kinderen uit deze fatsoenlijke families moeten ook leren zich te verhouden tot de code, maar hebben in tegenstelling tot kinderen die uit ‘street’ families komen veel meer een reële keuze om voor een ‘decent’ leven te kiezen.

Deze strategie is geen eenvoudige, Anderson beschrijft dat jongeren die zich willen ontworstelen aan hun milieu vaak als een verrader worden beschouwd. Dit ontworstelen gebeurt vaak naar aanleiding van het zich verbinden van volwassenen aan kinderen. Deze volwassenen kunnen dan als rolmodel dienen. Deze rolmodellen kunnen de ouders zijn, maar ook andere volwassenen. Scales e.a. (2006) benoemen een dergelijke verbinding tussen volwassenen en kinderen een belang voor een positieve ontwikkeling. De Vreedzame Wijk biedt een aantal positieve alternatieven die de ontwikkeling van een Code of the Street mentaliteit tegen gaan:

1)Talentontwikkeling en participatiegroepen tegenover verveling en nietsdoen. 2) Volwassenen (ouders en andere betrokkenen) die zich kunnen verbinden met jongeren

tegenover volwassenen die kinderen met geweld disciplineren 3) Participatie tegenover vervreemding van de samenleving en 4) Vreedzame conflictoplossingvaardigheden tegenover geweld als probleemoplosser.

In het onderzoek zijn wij geen volwassenen of kinderen tegengekomen die zich expliciet als tegenstander van De Vreedzame Wijk verklaarden of die de Code of the Street meer waardeerden. Ook al blijkt dat 48% bij de tweede meting geneigd was op straat Code of the Street oplossingen voor conflictoplossing te verkiezen met als motivatie: ‘Daar werkt het nu eenmaal zo ‘. Toch blijkt, ondanks die aanpassing aan de sociale norm, op de straat het overgrote deel van de kinderen een Vreedzame probleemhantering meer te waarderen.

De Vreedzame Wijk en de straatcultuur staan haaks op elkaar, maar waarschijnlijk op een manier waarop licht en donker zich in een schijnbare tegenstelling tot elkaar verhouden. Donker is

niet ‘iets’, maar juist het ontbreken van iets. Het donker kan bestreden worden door er ‘iets’ = positief, namelijk licht te brengen en het ‘niet iets’ verdwijnt dan vanzelf. De uitkomst van de positieve pedagogiek van De Vreedzame Wijk kan

betekenen dat de voorwaarden voor het ontstaan van Code of the Street gedrag worden weggenomen zoals licht het donker verdrijft. Er hoeft geen ‘war against …’ ingezet te worden.

Mechanismen participatie werken anders dan gedacht.

De mechanismen achter burgerschapszin en participatie lijken anders te werken dan aanvankelijk gedacht. De gegevens ondersteunen het idee niet dat ‘meer willen participeren’ ook leidt tot feitelijk meer doen. Uit onderzoeken komt naar voren dat een aanleiding, zoals gevraagd worden een belangrijke rol speelt (Hustinx, 2009, p10) bij het beginnen met vrijwillige inzet.

Dit idee ondersteunt ook de ideeën van Biesta (2011) en Morrow (2008) dat participatie niet zozeer afhankelijk is van vaardigheden of attituden, maar ontstaat als er feitelijke kansen zijn om te participeren.

Het beschreven mechanisme is niet onderzocht in ons

onderzoek en het is vooralsnog niet helder hoe attituden en het feitelijk gedrag ’vrijwillige inzet’ samenhangen. Ook in de literatuur komt niet naar voren hoe al de componenten uit het mechanisme samenhangen. Het lijkt aannemelijk dat het mechanisme functioneert als hieronder geschetst.

Figuur 22: Een model voor ontstaan van burgerschap.

Attitude aspecten:

Eigenaarschap, gemeenschapszin, burgerschap

Sociale norm:

Buurtvariabelen en belangrijke anderen (ouders identificatie figuren)

Intentie Gedrag:

Participatie

Efficay: Kansen om mee te doen

Hier is het ASE model of the Theory of Planned Behavior in te herkennen (Ajzen,1991) De aspecten zoals ze in het model staan zijn beschreven in hoofdstuk 2.3. Ons onderzoek en de huidige operationalisaties zijn er niet op gericht geweest om deze samenhang te analyseren. In toekomstig onderzoek kan deze verder onderzocht worden.

Ook blijkt uit ons onderzoek dat participatie makkelijker is uit te spreken dan te organiseren. Wijkmediatoren bijvoorbeeld, willen best ingezet worden bij activiteiten, maar ze worden hier mondjesmaat voor gevraagd. Wat de achtergrond van deze weerstand is, wordt niet uitgebreid onderzocht. In een aantal gevallen lijkt het te maken te hebben met het idee van kinderwerkers dat men kinderen in hun vrije tijd niet kan belasten met het oplossen van conflicten. Het lijkt niet ondenkbaar dat we hier raken aan een mythe dat kinderen geen verantwoordelijkheid willen dragen of dat

verantwoordelijkheid dragen voor verbetering van de wijk een taak is voor volwassenen en niet voor kinderen omdat je ze dan parentificeert (Biesta, 2011, Morrow, 1999). Hierbij wordt voorbij gegaan aan het idee dat kinderen van nature ‘gevers’

zijn. “Ieder kind heeft het nodig om nodig te zijn” geeft de

programmaleider van De Vreedzame Wijk aan. Kinderen willen graag loyaal zijn en bijdragen aan een verbetering van de wijk en ze leren hiermee dat het leuk is om voor anderen te zorgen.

In de contextuele visie van Nagy (1994) wordt gesproken over het belang dat kinderen ‘geven’ of producent zijn in plaats van consument. Het levert hen een, wat hij noemt, ‘constructief gerechtigd zijn’ op. Buiten Nagy’s taalveld zouden we dit waarschijnlijk een positief gevoel van eigenwaarde noemen.

Een meer pragmatische reden van het niet laten participeren van kinderen kan zijn dat continuïteit onder het personeel en visie om het te organiseren ontbreekt.

Mogelijkheden voor verdere ontwikkeling.

Kinderen, ouders, burgers betrekken.

Activiteiten om de doelgroep niet alleen als consument, maar ook als producent te betrekken bij de activiteiten is uitermate belangrijk om te voorkomen dat De Vreedzame Wijk blijft steken in een aanpak voor beroepskrachten. Hiermee zou een belangrijke kracht binnen de gemeenschap onbenut blijven en meer dan dat: als bewoners niet gaan participeren wordt geen eigenaarschap gecreëerd. De Commission on Children at Risk (2003) spreekt over het betrekken van de hele gemeenschap bij de opvoeding en Mannes e.a. (2005, p.244) geven aan dat het fundament van hun benadering de mobilisatie is van de publieke wil, kracht en commitment van bewoners om een normatieve cultuur/sociale norm neer te zetten waarin iedereen mee doet om bij te dragen aan een gezonde ontwikkeling van kinderen. Men spreekt zich dus uit voor een brede benadering waarbij, vanuit alle domeinen, (in Bronfenbrenners termen:

systemen) een zelfde invloed komt (Lohman e.a., 2007;

Bronfenbrenner en Morris, 1998). Dit alles om de doelgroep maximaal te benaderen en te beïnvloeden. Om die reden is het raadzaam om, bij het ontwikkelen van strategieën, als

uitgangspunt te nemen dat men die instanties in De Vreedzame Wijk wil betrekken die veel of intensief contact hebben met de

doelgroep. We denken hier aan woningcorporaties,

wijktoezichthouders en de politie. Zij hebben onder andere een superviserende rol en daarin zouden de methodieken van De Vreedzame Wijk niet misstaan. De doelgroep van De

Vreedzame Wijk bestaat uit kinderen en hun ouders en uit de metingen blijkt dat de kinderen bereikt worden. Het bereiken van ouders is echter een ingewikkeldere zaak en hoewel de naamsbekendheid van De Vreedzame Wijk is gestegen van 16% naar 35% is hier natuurlijk nog lang geen plafond bereikt van bekendheid en betrokkenheid. Organisaties die contacten hebben met ouders kunnen hierin een mediërende rol

vervullen. In de observaties die in de wijk werden gedaan bleek dat er nog veel inwoners van Kanaleneiland, in vrijwilligerswerk en zelforganisaties, niet bekend waren met De Vreedzame Wijk. Zelforganisaties kunnen een belangrijke ingang vormen voor het bereiken van ouders. Op het gebied van de

zelforganisaties en het vrijwilligerswerk zijn nog winsten te boeken. Tot dusver is een aantal vrijwilligersorganisaties als sportclubs en verenigingen betrokken. Andere organisaties als kerken, Marokkaanse, Turkse en andere zelforganisaties lijken nog onvoldoende bereikt. Niet alleen hebben deze vaak toegang tot een achterban, zij zijn het materiaal waaruit de civil society opgebouwd wordt.

Verlengde ontwikkeling na het twaalfde jaar.

Hoe wordt de democratische vorming vormgegeven na de basisschool? De Vreedzame Wijk beperkt zich (vooralsnog) tot de leeftijd van ongeveer twaalf jaar. Met de inzet van

wijkmediatoren die steeds ouder worden wordt die grens overschreden. Ook de Utrechtse jongerenteams (surveillance door jongeren in de grote winkelcentra in de stad) en de jongerenwerkorganisatie JoU hebben interesse getoond om elementen en principes van de Vreedzame methode in hun beleid op te nemen. Er is een start gemaakt met het Trajectum College en het Globe College om daar tot een Vreedzaam voortgezet onderwijsmodel te komen. Samenwerken met al deze groepen kan een verrijking geven, op voorwaarde dat

deze organisaties de ruimte krijgen/nemen om zelf een methode te ontwikkelen die inhoudelijk aansluit bij de Vreedzame methode, maar qua identiteit en uitingsvorm volstrekt anders mag zijn.

Steeds opnieuw uitvinden:

Steeds opnieuw uitvinden: