• No results found

Uit dit onderzoek zijn een aantal interessante resultaten gebleken, zoals beschreven in hoofdstuk 4. Er dienen echter een aantal kanttekeningen geplaatst te worden bij deze resultaten.

Allereerst aangaande de aanwezigheid van altruïstisch en deontologisch schuldgevoel bij de geïnterviewde moeders, bestaat een kwantitatieve stellingenoverzicht, dat gecombineerd wordt met het zien van foto’s van gezichtsuitdrukkingen. Hiermee wordt de aanwezigheid van altruïstisch en deontologisch schuldgevoel geïdentificeerd bij een individu. Echter, bij het afnemen van deze vragenlijst is ook MRI onderzoek nodig. Gezien beperkingen in middelen en tijd, was het in dit onderzoek niet mogelijk deze vragenlijst en het MRI onderzoek af te nemen en konden de verschillende soorten schuldgevoel niet objectief gemeten worden. In de interviews is daarom ook niet gevraagd naar de aanwezigheid van verschillende soorten schuldgevoel, maar slechts naar de aanwezigheid van schuldgevoel in het algemeen. De verschillende soorten schuldgevoel zijn daarom geïdentificeerd aan de hand van de compensatiegedragingen die de moeders vertoonden en richting wie de moeders schuldgevoel ervaren. Dit is vanzelfsprekend minder betrouwbaar. Het onderzoek geeft echter wel bemoedigende resultaten om vervolgonderzoek op te baseren, zowel op wetenschappelijk als op praktisch gebied.

Zoals besproken in de paragraaf ‘maatschappelijke relevantie’ werken in Nederland veel moeders, waardoor zij ook met een schuldgevoel kampen. Enerzijds is het wetenschappelijk gezien interessant om de aanwezigheid van het schuldgevoel te identificeren en om uitwerkingen van schuldgevoel te herkennen. Anderzijds is het praktisch gezien voor marketing professionals interessant om in te spelen op het schuldgevoel van

zowel werkende als niet werkende moeders door bijvoorbeeld de reclame voor bepaalde producten beter op de doelgroep toe te spitsen.

Een tweede kanttekening dient geplaatst te worden bij de grootte van de steekproef. In dit onderzoek zijn twintig vrouwen geïnterviewd, elf werkende en negen niet werkende moeders. Dit is bij lange na niet voldoende om representatief te zijn voor alle moeders in Nederland. Om representatieve resultaten te verkrijgen is het belangrijk dat er onderzoek uitgevoerd wordt met een grotere steekproef. Daarnaast is de steekproef niet willekeurig samengesteld, maar voornamelijk uit het netwerk van de onderzoeker. Hierdoor kan het zijn dat er een onevenwichtige samenstelling van de steekproef is op het gebied van leeftijd, etnische of culturele achtergrond, interesses, opleidingsrichting en burgerlijke staat. Dit houdt echter niet in dat de resultaten van dit onderzoek nutteloos zijn. Zoals eerder gesteld zijn de verkregen resultaten bemoedigend voor vervolgonderzoek, omdat er verschillende gedragingen bij schuldgevoel bekend zijn geworden.

Ook de onderzoeksopzet heeft ruimte voor verbetering. Door beperkingen in tijd en middelen was het niet mogelijk schuldgevoel bij de moeders objectief te meten door middel van vragenlijsten en/of neurologisch onderzoek. Het schuldgevoel is dus gemeten door af te gaan op wat moeders zelf aangaven. Schuldgevoel is echter niet altijd even makkelijk om toe te geven, waardoor niet alle moeders, bewust of onbewust, alle informatie hebben gegeven. Er is geprobeerd hiervoor te corrigeren door ook interpretatief schuldgevoel mee te nemen in de resultaten. Om dit te identificeren in de interviews kon alleen afgegaan worden op de opinie van de onderzoeker, welke niet objectief is. Voor vervolgonderzoek is het raadzaam een keuze te maken in het meten van deontologisch en altruïstisch schuldgevoel ofwel andere soorten schuldgevoel. Hiervoor kan een vragenlijst ontwikkeld

Ten slotte is het consumptiegedrag van de geïnterviewden niet volledig onderzocht. Slechts op de vraag hoe zij hun kinderen bezig hielden in hun vrije tijd gaven alle moeders antwoord. Deze antwoorden zijn vervolgens onverdeeld in twee categorieën: activiteiten die weinig tot geen geld kosten en activiteiten die wel geld kosten. Dit geeft een indicatie van het consumptiegedrag van moeders, maar laat slechts een klein deel van het volledige beeld zien.

Ondanks de bovenstaande tekortkomingen geeft dit onderzoek goede handvatten voor toekomstig onderzoek. Voor marketingdoeleinden is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de doelgroep werkende moeder en de doelgroep niet werkende moeders. Om marketingactiviteiten zo goed mogelijk op beide groepen aan te laten sluiten is het belangrijk hen beiden goed te leren kennen om in te spelen op hun wensen en behoeften.

Echter, om toekomstig onderzoek degelijk uit te voeren zijn enkele aanbevelingen van belang:

• De steekproef dient representatief te zijn voor de Nederlandse bevolking, zowel qua grootte als qua leeftijd, etnische en culturele achtergrond, burgerlijke staat, woonplaats, religie en aantal kinderen.

• Het onderzoek dient qua opzet zowel kwantitatief als kwalitatief te zijn. Dit verhoogt de betrouwbaarheid, en zorgt ervoor dat schuldgevoel beter gemeten kan worden en er een onderscheid gemaakt kan worden tussen verschillende soorten schuldgevoel bij moeders.

• Het consumptiegedrag van zowel werkende als niet werkende moeders dient verder onderzocht te worden. Hiervoor is het raadzaam om het gezinsinkomen als factor mee te nemen.

Uit deze casestudy blijken de volgende hypotheses welke gebruikt kunnen worden voor vervolgonderzoek:

- Zowel werkende als niet werkende moeders vinden het het belangrijkst om er te zijn voor de kinderen.

- Zowel werkende als niet werkende moeders zijn tevreden met de huidige situatie (werkend/niet werkend).

- Niet werkende moeders werken niet omdat het meer rust in het gezin brengt en ze de volledige zorg voor hun kinderen willen.

- Niet werkende moeders hebben niet de intentie om nog iets met hun opleiding te gaan doen in de toekomst.

- De meerderheid van de niet werkende moeders leert graag iets nieuws door middel van opleidingen/cursussen.

- Ondanks het feit dat participeren van moeders op de arbeidsmarkt geaccepteerd is en gestimuleerd wordt, krijgen zowel werkende als niet werkende moeders commentaar uit hun omgeving.

- Zowel werkende als niet werkende moeders ervaren schuldgevoel.

- Werkende moeders uiten hun schuldgevoel makkelijker dan niet werkende moeders. - Niet werkende moeders schamen zich meer dan dat zij zich schuldig voelen.

- Werkende moeders voelen zich schuldiger richting hun kinderen en partner dan niet werkende moeders.

- Werkende moeders compenseren het schuldgevoel door ‘het herstellen van de relatie’ en ‘het vergoeden van de schade’.

- Niet werkende moeders compenseren het schuldgevoel door ‘zorg te bieden richting het slachtoffer’.

- Werkende moeders laten de kinderen meer kiezen wat het gezin gaat doen in de vrije tijd dan niet werkende moeders.

- Werkende moeders ondernemen meer met het gezin dat geld kost dan dat niet werkende moeders doen.

- Niet werkende moeders doen vaker kosteloze activiteiten met de kinderen dan werkende moeders.

- Werkende moeders kopen luxere en duurdere dingen voor zichzelf en de kinderen dan niet werkende moeders doen.

- Werkende moeders kopen meer via het internet dan niet werkende moeders, doordat werkende moeders minder tijd hebben.

- Niet werkende moeders jagen meer de koopjes na dan werkende moeders, doordat niet werkende moeders meer tijd hebben.

- Zowel werkende als niet werkende moeders komen qua aankopen op de laatste plaats van het gezin.