• No results found

5.1 Samenvatting resultaten

Het is over het algemeen niet het geval dat de journalisten tegenwoordig minder kritisch zijn op beleidsbepalers, trainers en aanvoerders in de voetbalwereld dan dat ze waren in 2000- 2004. Het is zelfs zo dat er in het tijdvak 2012-2016 gemiddeld gezien iets vaker kritiek wordt geuit. Er is echter geen duidelijk verschil in kritiek tussen de interviews met de drie topclubs en de de andere drie representatieve clubs.

Wat nog meer uit de resultaten blijkt is dat het niveau van journalistieke kritiek beïnvloed wordt door verschillende aspecten: de bron waaruit het interview afkomstig is, de persoon die geïnterviewd wordt en de vorm van het interview. Het soort crisis blijkt

daarentegen niet van invloed te zijn op de journalistieke kritiek.

Het niveau van kritiek in interviews is onder meer afhankelijk van de bron waaruit het afkomstig is. Interviews uit vaktijdschriften zijn gemiddelde gezien het meest kritisch van allemaal. De regionale kranten komen hierna. De populaire kranten en de kwaliteitskranten uiten het minst vaak kritiek in een interview.

Ook de rol van geïnterviewde binnen de club blijkt van invloed te zijn op de journalistieke kritiek. De trainers worden door de journalist gemiddeld het meest kritisch benaderd, gevolgd door de aanvoerder; de beleidsbepaler krijgt te maken met de minste kritiek.

Wat de vorm van de interviews betreft: de artikelen waarin een vraag-

antwoordstructuur wordt gehanteerd blijken een stuk kritischer te zijn dan interviews met een gemengde structuur.

Waar werd verwacht dat in tijdvak II de journalistieke kritiek zou afnemen ten opzichte van tijdvak I, gebeurt dit alleen bij de trainer. De beleidsbepaler en de aanvoerder krijgen in de tweede periode zelfs met meer kritiek te maken.

Wat betreft de bronnen, neemt in de tweede periode alleen de kritiek binnen de regionale kranten af. Zowel de vaktijdschriften, de populaire en de kwaliteitskranten worden kritischer.

Wat nog meer opvalt als de twee perioden naast elkaar worden gelegd, is dat er een stuk meer indirecte kritiek geuit wordt. Bij de traditionele topdrie is te zien dat er een duidelijke verschuiving plaatsvindt van directe naar indirecte vormen van kritiek. Dit gebeurt bij de grote drie clubs aantoonbaar meer dan bij de kleinere clubs.

5.2 Terugkoppeling theoretisch kader

Dit onderzoek heeft tot doel gehad om de vraag “Hoe kritisch is de hedendaagse

voetbaljournalistiek (2012-2016) in vergelijking met die van begin deze eeuw (2000-2004)?” te kunnen beantwoorden, om uiteindelijk een beeld te schetsen van de huidige stand van zaken in de voetbaljournalistiek. Het onderzoek moet bovendien perspectief bieden voor vervolgonderzoeken en deze onderzoekers hierin van handvatten voorzien.

Door de veranderingen binnen de voetbalwereld, heeft er een verschuiving

plaatsgevonden bij papieren media waar de voetbaljournalisten voor werken. Het is meer en meer een vak geworden waarbinnen de journalist duiding en achtergrond geeft en met zijn expertise hierin zichzelf kan onderscheiden. Aan de andere kant is er door alle veranderingen een nieuwe situatie ontstaan, waarin de tijdsdruk om te publiceren flink verhoogd is en de schrijvende pers daarmee onder druk is komen te staan. Dit kan ervoor zorgen dat er ook genoegen genomen kan worden met minder, mits de krant maar vol komt.

Om de voetbalkaternen te vullen, zijn de journalisten meer en meer afhankelijk geworden van de poortwachters van de voetbalclubs, vaak in de vorm van pr-

tussenpersonen: mensen die tot achter de schermen toegang kunnen geven bij de clubs, noodzakelijk om de lezer van een goede duiding te kunnen voorzien. Het zijn echter dezelfde

is met de schrijfwijze of kritiek van de journalist. Deze macht hebben de clubs verkregen, doordat er in media meer en meer aandacht is voor voetbal.

In de theorie is onderbouwd waarom het voor de voetbaljournalist aantrekkelijk kan zijn om zich schuldig te maken aan zelfcensuur. Door alle ontwikkelingen die zich hebben voorgedaan binnen en buiten de voetbalwereld, voelt de journalist zich minder onafhankelijk in zijn werk. Hiermee kunnen een of meer van de journalistieke grondwaarden worden geschaad met als gevolg het schuldig maken aan zelfcensuur.

Daarom was de verwachting ook dat de huidige voetbaljournalisten minder kritisch zouden zijn dan in de periode 2000-2004 en zich eerder schuldig zouden maken aan zelfcensuur. Deze werkhypothese wordt verworpen, aangezien op basis van de data kan worden vastgesteld dat de journalisten zelfs iets kritischer zijn geworden. Daarbij moet wel een kanttekening geplaatst worden: de kritiek wordt meer middels de indirecte manier overgebracht.

Het is echter mogelijk dat er andere factoren een rol hebben gespeeld in de

uitkomsten van dit onderzoek, zonder dat ze er specifiek bij betrokken zijn. Zo heeft er bij de papieren media immers een verschuiving van rol plaatsgevonden in de richting van meer duiding en achtergrond. Deze verandering vindt plaats tussen de twee onderzochte tijdvakken. Het is mogelijk dat er met deze rol automatisch een meer kritische insteek gepaard gaat, waarmee het effect van het cordon sanitaire aan pr, wat volgens de theorie een afname van kritiek in de hand werkt, deels opgeheven zou kunnen zijn. Het blijft echter allemaal speculeren.

Implicaties voor beroepsgroep

Dit is een van de eerste onderzoeken die de journalistieke kritiek binnen de voetbalwereld onderzoekt. Uit het onderzoek blijkt dat de journalisten tegenwoordig meer indirecte kritiek gebruiken in plaats van de directe vorm. Dit kan iets zijn waar de journalisten over na zouden kunnen denken, om hiermee de mogelijke verschraling van kritiek door de scheve

machtsverhouding te minimaliseren. Zo worden de journalistieke grondwaarden in stand gehouden.

Het is verassend dat uitgerekend de grotere kranten minder kritisch zijn dan de regionale kranten. Er wordt nog weleens afgegeven op regionale journalistiek, maar uit dit onderzoek blijkt dat over beide tijdvakken gemiddeld genomen deze journalisten kritischer

zijn dan die van de kwaliteitskranten. De kwaliteitskranten behandelen dan weliswaar geen kleinere clubs, maar de regionale kranten doen dat wel met de topdrie. Op die manier kunnen deze verschillende bronnen toch met elkaar vergeleken worden. Daaraan is te zien dat de regionale kranten deze grote clubs ook kritischer benaderen dan de landelijke kranten.

Tenslotte is het grote aandeel van de zogenaamde ‘wedstrijdjournalistiek’ opgevallen. Dat zijn artikelen die gebaseerd zijn op quotes van de betrokkenen na een wedstrijd. Kranten nemen deze massaal van elkaar over, met als gevolg dat in tientallen kranten vrijwel

inwisselbare stukken staan. Zelfs in tijden van crisis wordt er niet meer aandacht besteed aan verdieping en achtergrond, terwijl dit juist in deze situatie verwacht wordt van kranten en tijdschriften. Dit is typerend voor de druk op de schrijvende pers. Het is mogelijk goed als de journalisten hiervan op de hoogte zijn.

5.3 Kritische reflectie

Elk onderzoek heeft te maken met bepaalde verbeterpunten. Bij deze scriptie is dat niet anders.

Het meest cruciale onderwerp van kritiek zou in dit geval de samenstelling van het corpus kunnen zijn, aangezien de verzamelde interviews behoorlijk verschillen van het ideale interviewcorpus waarnaar gestreefd is.

Ten eerste behoren de interviews min of meer vergelijkbaar te zijn. Zowel qua lengte als qua vorm, omdat het vergelijken ervan dan hard gemaakt kan worden. Maar dit

onderzoek wijkt af deze ideale situatie. Er is geen maximumaantal woorden gehanteerd, de interviews zijn hierdoor zeer uiteenlopend in het aantal woorden. Bovendien is het

merendeel van een gemengde structuur, die ook nog eens niet gelijk verdeeld zijn over de twee verschillende perioden. Dit kan ook mogelijk een uitwerking hebben gehad op de uitkomsten van het onderzoek.

Daarnaast zou het interessant kunnen zijn om verschillende type crises in het onderzoek af te wisselen. Bij gebrek aan geschikte artikelen, is het overgrote deel van interviews afkomstig uit perioden van sportieve crisis. Dit heeft er mogelijk voor gezorgd dat de trainer de meeste kritiek te verduren krijgt, aangezien hij eerder verantwoordelijk wordt gehouden voor de sportieve wanprestaties.

De 36 interviews komen idealiter gelijk verdeeld uit de vier verschillende categorieën van papieren media: de kwaliteitskrant, de populaire krant en het vaktijdschrift. Het is dan ook nog van belang dat de verschillende bronnen evenredig verdeeld worden over de verschillende clubs, maar ook dat is niet het geval. Deze scheve verdeling heeft mogelijk invloed op de uitkomsten en daarmee de conclusies.

Er zijn nu drie verschillende clubs gekozen op basis van de gemiddelde positie op de ranglijst gedurende de perioden. Alle drie de clubs zijn ‘provincieclubs’ zoals dat wordt genoemd. Het is dan misschien beter om in het vervolg een club uit de randstad te nemen als bijvoorbeeld FC Utrecht. Daarnaast lijken FC Groningen en SC Heerenveen behoorlijk op elkaar. Niet alleen qua geografische ligging, wat tot gevolg heeft dat beide clubs vaak door dezelfde kranten en journalisten worden ondervraagd, ook op sportief gebied zijn clubs behoorlijk gelijk. Het zou wel een mogelijkheid kunnen zijn om twee van dergelijke clubs op te nemen, maar dan is het beter als de een een degradatiekandidaat is en de ander een subtopper. Een middenmoter en een subtopper lijken wellicht toch te veel op elkaar.

Misschien dat de tijd tussen de twee perioden groter had kunnen zijn, aangezien rond de jaren ’80 de druk op schrijvende pers flink toenam door de invloed van televisie. En daar komt dan het internet in de jaren ‘90 nog bij. De sociale media zijn ongeveer in 2005

opgekomen. Misschien dat de afzonderlijke perioden langer hadden kunnen zijn, omdat in grotere perioden er meer te vinden is, waardoor er wellicht een meer eenduidig corpus zou ontstaan.

Er wordt in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen de kracht van directe kritiek en indirecte kritiek, terwijl op basis van de theorie mag worden gesteld dat directe kritiek eerder schade aanbrengt aan de zowel de band met de bron als met de lezer. Dit speelt geen rol in dit onderzoek, terwijl het misschien andere resultaten zou hebben opgeleverd.

Wat mijn eigen rol betreft: de voorwaarden voor een crisissituatie heb ik zelf geformuleerd en bedacht. Hierin kan bevooroordeeldheid een rol spelen. Net als bij het onderscheid in de verschillende mogelijkheden voor journalistieke kritiek. De zes varianten van kritiek heb ik weliswaar op basis van theorieën aangehaald, maar het is niet gezegd dat alle vormen van journalistieke kritiek hiermee in het onderzoek meegenomen zijn.

In dit onderzoek is ervoor gekozen om perioden waarin het slecht gaat met de voetbalclub te analyseren. Het kan mogelijk interessant zijn om een corpus samen te stellen met interviews uit perioden waarin het juist goed gaat met de club. In crisisperioden kan het namelijk het geval zijn dat journalisten geforceerd op zoek gaan naar kritische uitingen, om zichzelf te profileren als waakhond van de samenleving. In een periode waarin dit niet geval is, kan het interessant zijn om te kijken hoe de journalisten handelen op het moment waarin juist niet per se gevraagd wordt om een kritische houding.

Het type journalist speelt in dit onderzoek geen rol. Het kan mogelijk interessant om te kijken naar werksituaties van de voetbaljournalisten. Uit dit onderzoek blijkt dat er wel degelijk een verschil in kritiek is tussen de verschillende kranten. Hoe zit het met het gevoel van baanzekerheid, zijn het freelancers of hebben ze een vast contract? Feit is dat de overgrote interviews zijn afgenomen door mannelijke journalisten, maar tegenwoordig komen er steeds meer vrouwen in de voetbaljournalistiek. Het kan mogelijk interessant zijn om de kritische aanpak van man en vrouw te vergelijken. Kunnen de vrouwen verdergaan als het gaat om het uiten van kritiek?

Het is daarnaast mogelijk interessant om te kijken hoe de voetbaljournalistiek op de televisie zich heeft ontwikkeld. De clubs hebben een verplichting om zowel voor een camera van de NOS als van Fox Sports te verschijnen, op deze manier kan dan het verschil tussen publieke omroep en commerciële zenders worden vastgesteld.

Onder zelfcensuur wordt verstaan dat een in essentie nieuwswaardig onderwerp bewust achterwege gelaten wordt. Dat is in dit onderzoek niet onderzocht. Er wordt in dit onderzoek vooral gekeken naar het schrijfproces en de publicatie daarvan: twee van de vier journalistieke handelingen. Deze data zeggen in feite niets over de verandering van de kritische aard van het journalistiek handelen. Het laat slechts zien in hoeverre de journalist veranderd is in het uiten hiervan. Selectie en informatie vergaren spelen geen rol, terwijl zelfcensuur in principe in alle vier de handelingen van het journalistieke proces een rol kan spelen. Het kan mogelijk interessant zijn om ook te kijken naar invloed tijdens deze twee andere handelingen.

De sociale media spelen tegenwoordig een belangrijke rol, het kan interessant zijn om het aantal volgers op online platformen te koppelen aan de journalistieke kritiek in

Aangezien het verschil tussen de beleidsbepaler, trainer en aanvoerder niet heel groot is, kan het een mogelijkheid zijn om slechts een van deze drie te kiezen in het vervolg.

In Groot-Brittannië is in feite de commercialisering van het voetbal begonnen. Het kan interessant zijn om interviews uit dit land te vergelijken met die uit Nederland. Zo kan er een beeld verkregen worden van de plaatsing van Nederland in de internationale

voetbaljournalistiek.

Literatuurlijst

Boland, T. (2012). Critique As a Modern Social Phenomenon: The Critical Society. Lampeter, Wales: The Edwin Mellen Press Ltd.

Boland, T. (2013). Towards an anthropology of critique: The modern experience of liminality and crisis. Anthropological Theory, 13(3), 222-239.

Boyle, R., Dinan, W., & Morrow, S. (2002). Doing the business? Newspaper reporting of the business of football. Journalism, 3(2), 161-181.

Boyle, R., & Haynes, R. (2004). Football in the New Media Age. Londen, Engeland: Routledge. Broersma, M. (2007). Form, Style and Journalistic Strategies. An Introduction.. Form and

Style in Journalism. European Newspapers and the Representation of News 1880- 2005, 1, 9-29.

Brown, P., & Levinson, S. (1987). Politeness: Some Universals in Language Usage. Cambridge, Groot-Brittannië: Cambridge University Press.

Buraimo, B., Paramio, J., & Campos, C. (2010). The impact of televised football on stadium attendances in English and Spanish league football. Soccer & Society, 11(4), 461-474. Deuze, M. (2004). Wat is journalistiek?. Amsterdam, Nederland: Het Spinhuis.

Frank, J. (1990). You call that a rhetorical question? Journal of Pragmatics, 14, 723-738. Guschwan, M. (2016). New media: online fandom. Soccer & Society, 17(3), 351-371. Haiman, J. (1998). Talk Is Cheap: Sarcasm, Alienation, and the Evolution of Language.

Kennedy, P., & Kennedy, D. (2012). Football supporters and the commercialisation of football: comparative responses across Europe. Soccer & Society, 13(3), 327-340.

Krabbe, E., & Laar, J. A. van. (2011). The Ways of Criticism. Argumentation, 25, 199-227. Matthews, L., & Anwar, D. (2013). Social Media and Sports Journalism: How is the rise of

Twitter affecting football journalism? In K. Fowler-Watt, & S. Allen (Red.), Journalism: New Challenges (pp. 303-323). Bournemouth, Engeland: Centre for Journalism & Communication Research.

Menary, S. (2016). Game on: the commercialisation and corruption of the pre-season friendly. Soccer & Society, 1(1), 1-17.

Neiger, M., Zandberg, E., & Meyers, O. (2010). Communicating Critique: Toward a

Conceptualization of Journalistic Criticism. Communication, Culture & Critique, 3(3), 377-395.

Prenger, M. (2007). Een selectieve blik. Apeldoorn, Nederland: Het Spinhuis. Prenger, M. (2011). Gevaarlijk spel. Diemen, Nederland: Uitgeverij AMB.

Price, J. (2013). Changing the game? The impact of Twitter on relationships between football clubs, supporters and the sports media. Soccer & Society, 14(4), 446-461.

Sugden, J., & Tomlinson, A. (2007). STORIES FROM PLANET FOOTBALL AND SPORTSWORLD Source relations and collusion in sport journalism. Journalism Practice, 1(1), 44-61. Tracy, K., Dusen, D. Van, & Robinson, S. (1987). "Good and "Bad" Criticism: A Descriptive

Bijlagen

Interviews

Ajax

Tijdvak I - beleidsbepaler (01/10/2004) “Jaakke: ‘Ik heb Ajax nog nooit zo slecht zien spelen’” Tijdvak I - trainer (21/02/2004) “Koeman: Ik heb echt niks verkeerds gedaan”

Tijdvak I - aanvoerder (08/05/2004) “Wijze lessen voor Rafael van der Vaart: ‘Op een bepaald moment ben je hier wel uitgekeken’”

Tijdvak II - beleidsbepaler (18/10/2016) “Edwin van der Sar wil dat Ajax ingezette lijn blijft volgen”

Tijdvak II - trainer (25/11/2015) “Frank de Boer: ‘Ik sta achter de directie’”

Tijdvak II - aanvoerder (13/12/2013) “’We mogen best kritisch zijn, de goede vorm ontbrak’”

Feyenoord

Tijdvak I - beleidsbepaler (07/01/2003) “Harde kritiek in plaats van aankopen” Tijdvak I - trainer (21/04/2001) “’Veel mogelijkheden heeft Feyenoord niet meer’” Tijdvak I - aanvoerder (15/01/2001) “De zorgen van alleskunner Bosvelt; Feyenoords aanvoerder in Portugal noodgedwongen op een zijspoor”

Tijdvak II - beleidsbepaler (02/02/2016) “Hoofd naar beneden is niet de oplossing” Tijdvak II - trainer (03/02/2016) “Van Bronckhorst blijft nog buiten schot”

De Graafschap

Tijdvak I - beleidsbepaler (22/06/2004) “Derk Haank: Ik laat De Graafschap eredivisiewaardig achter”

Tijdvak I - trainer (11/10/2003) “Peter Bosz: ‘Hier zit geen zielig hoopje mens’” Tijdvak I - aanvoerder (19/09/2002) “Amersfoorters balen bij De Graafschap” Tijdvak II - beleidsbepaler (07/07/2012) “Clémence Ross: ‘Leergeld betaald’” Tijdvak II - trainer (19/02/2014) “Calderwood: ‘Als ze in de spiegel kijken, knapt die’ Tijdvak II - aanvoerder (20/02/2012) “Meijer: ‘Schuld niet bij trainer’”

FC Groningen

Tijdvak I - beleidsbepaler (01/03/2002) “FC Groningen zet punt achter ‘heel vervelende affaire’”

Tijdvak I - trainer (21/09/2002) “’We kunnen natuurlijk niet blijven verliezen’” Tijdvak I - aanvoerder (20/10/2001) “’Misschien is Lodeweges wel te goed voor ons” Tijdvak II - beleidsbepaler (12/01/2013) “’Als het minder gaat, vreet dat aan je’” Tijdvak II - trainer (21/05/2013) “’Warme hand, dikke knuffel en tot sinas’” Tijdvak II - aanvoerder (19/12/2012) “Kwakman weer op tweesprong”

SC Heerenveen

Tijdvak I - beleidsbepaler (26/09/2002) “Riemer ziet geen reden om Foppe af te vallen” Tijdvak I - trainer (03/10/2002) “Foppe gaat niet op jacht naar spoken”

Tijdvak I - aanvoerder (19/09/2002) “Tieme Klompe: Er moet iets gebeuren bij Heerenveen” Tijdvak II - beleidsbepaler (27/10/2015) “Vertrek Van der Wiel luidt nieuwe tijd in”

Tijdvak II - trainer (26/09/2015) “De zorgen van ’n voetbaltroubadour” Tijdvak II - aanvoerder (01/02/2013) “Ramon Zomer: ‘Geen tijd te verliezen’”

PSV

Tijdvak I - beleidsbepaler (27/09/2001) “De preses is trots, zijn club leeft weer” Tijdvak I - trainer (24/09/2001) “Gerets mist ‘schoffelaars’”

Tijdvak I - aanvoerder (15/03/2004) “Mark van Bommel loopt zichzelf voorbij” Tijdvak II - beleidsbepaler (1/11/2013) “’We hebben dit scenario voor het seizoen al

Tijdvak II - trainer (03/05/2014) “’Vierde plek is topclub onwaardig’” Tijdvak II - aanvoerder (25/11/2013) “Stijn Schaars: ‘Het is crisis bij PSV’”

Codeboek voorbeeld

Club Ja Ne

e Marker of criticism

Woorden die betrekking hebben op het handelen van de gesprekspartner als “kritiek”, “afkeuring”, “ernstig”, “benard”, “slecht”, “negatief”, “protest”, “misser”, “fout”, “debacle”, “flop”, “fiasco”, “echec”, “afgang”, “dwaling”, “falen”, “mislukking”, “ruzie”, “vete”, “verdeeldheid”, “teleurstelling” en “klacht”. Of synoniemen hiervan.

Indirecte rede

Uiting van de journalist waarmee hij een negatief standpunt van een derde partij over het handelen van de verantwoordelijke bij het interview betrekt. Het wordt geuit met de bedoeling het gedrag van de geïnterviewde te kritiseren. Het zijn woorden, of synoniemen hiervan, als “uitdagen”, “tegenspreken”, “weerleggen”, “onderstrepen”, “afwijzen”, “ontkennen”, “betwijfelen” en “betreuren”. Het gebruik van de indirecte rede heeft de vorm: “Partij X betreurt (of een synoniem hiervan) uw handelingen.” Retorische vraag

Vragen waarop geen letterlijk antwoord verwacht wordt. Sarcasme

Uitingen te herkennen aan een op het oog plotselinge positieve noot in een stuk kritische tekst, welke humorvol aandoet. Dit komt door de discrepantie tussen de letterlijke uiting en de eigenlijke bedoeling waaruit ietwat vijandige intenties blijken.

Directive

1. Vraag om relevantie van bepaalde handelingen aan te tonen of bestaande bezwaren tegen het handelen te weerleggen. “Waarom is er toen op die manier gehandeld?”, “Waarom zijn de handelingen relevant in het licht van de doelstellingen?” of andere vormen die hieraan verwant zijn.

potentiële veranderingen van het handelen van de geïnterviewde

aangedragen en geadviseerd. Hierdoor wordt hij of zij gedwongen het eigen