• No results found

Bas van Leeuwen, Esther van der Linden, Sander Muns Marlon Pijpelink, Liesbeth de Theije, Jolanda in ’t Veld

8. Discussie en aanbevelingen

Dit hoofdstuk bediscussieert de gevonden resultaten en de toegepaste methodiek. Het interviewschema heeft een aantal zwakke punten en daardoor de inter-

views ook. De uitkomsten van de interviews zullen worden besproken in het kader van representativiteit. Ook zullen in dit hoofdstuk aanbevelingen worden gedaan. De conclusies die uit het onderzoek naar vo- ren zijn gekomen zullen gebruikt worden als uit- gangspunt voor aanbevelingen voor het maken van beleid voor het landelijke gebied binnen de Steden- driehoek.

Discussie

Het houden van een tiental semi-gestructureerde in- terviews heeft zijn beperkingen. Behalve dat vragen niet helemaal uit de verf kunnen komen of respon- denten onduidelijke of onbruikbare antwoorden ge- ven, is het zo dat maar van een zeer kleine groep mensen hun mening nu bekend is. Maar de personen die geïnterviewd zijn, zijn wel representatief voor de bevolking van het landelijke gebied van de Steden- driehoek. De interviewlocaties zijn met zorg uitgeko- zen en per locatie is ook steeds geprobeerd om een zo breed mogelijk scala aan verschillende woonmilieus en hun bewoners te onderzoeken. Hierdoor zijn res- pondenten met zeer verschillende achtergronden ge- interviewd. Dit geeft een breed beeld van wat er leeft onder de bewoners in de Stedendriehoek, al is dit beeld beperkt omdat er maar een klein aantal inter- views zijn afgenomen. De interviews zijn ook op een bepaalde dag van de week (woensdag) afgenomen op een bepaald tijdstip van de dag (ochtend en middag). Dit kan onbedoeld van invloed zijn geweest op het soort respondent wat thuis getroffen is. Tevens zijn

een aantal respondenten tijdens hun werk geïnter- viewd, wat dit mogelijke nadeel op kan heffen. Hier- onder worden een aantal problemen met het uitvoe- ren van de interviews beschreven.

In het algemeen is het interviewschema betreffende ‘sociaal ruimtelijke veranderingen’ behoorlijk uitge- breid. Daarom ontstonden er tijdens het houden van de interviews situaties waarin de interviewer moest improviseren om zijn vragen niet dubbel te stellen. Omdat onderwerpen als ‘leven op het platteland’ en ‘sociaal ruimtelijke veranderingen’ in nauw verband staan met elkaar, werd al naar gelang het interview duidelijk welk beeld men had bij ‘sociaal ruimtelijke veranderingen’. Een voordeel dat we wel hebben be- nut dankzij dit uitgebreide interviewschema, is dat door herhaling van vragen de interviewer de kans kreeg om wat dieper op de gegeven antwoorden in te gaan. Het schema gaf een leidraad om vanaf een meer afgekaderd interview over te gaan in een meer open interview. Dit resulteerde tot een verdere verdieping van de gegeven antwoorden.

De vragen over bewoning van het buitengebied ble- ken niet duidelijk voor de geïnterviewden. De vraag- stelling was te abstract en tegelijkertijd te fijn afge- steld. De geïnterviewden wisten niet precies wat ze met de vragen aanmoesten en waren geneigd om ze op een te klein gebied te betrekken zodat de antwoor- den nauwelijks voor een groter gebied toepasbaar zijn. Het was dan ook moeilijk om deze vragen beant- woord te krijgen. Wel werden de opvattingen en wensbeelden duidelijk over de huizen in het landelij- ke gebied. Hierbij spelen de foto-interviews een be-

langrijke rol. Maar ook hier geldt weer dat het uit- gangspunt van de geïnterviewden verschilde, vanwege onvoldoende duidelijke uitleg. Dit heeft de uitkom- sten en de bruikbaarheid daarvan sterk beïnvloed. Sommigen bekeken de huizen vanuit het oogpunt dat ze moesten passen in het landschap anderen keken gewoon naar de esthetische waarden en weer anderen pasten een totaal andere methode toe.

Dit onderzoek is uitgevoerd met het besef dat binnen de Stedendriehoek verschillende opvattingen bestaan over wat landelijkheid is en over hoe toekomstige woningbouw in dit gebied eruit moet zien. Er bestaan zogezegd verschillende rurale discoursen. Ook in de beleidswereld bestaan er verschillende opvattingen over wat er met het landelijke gebied moet gebeuren in de toekomst. Deze verschillende discoursen zijn zoveel mogelijk aan bod gekomen tijdens het houden van de interviews. Het is natuurlijk ook zo dat dit on- derzoek vanuit een bepaald discours is uitgevoerd en geïnterpreteerd. Als student krijgen we bepaalde op- vattingen mee tijdens onze opleiding in Wageningen en door colleges van verschillende sprekers uit de vakwereld. In de uitvoering van het onderzoek is zo- veel mogelijk getracht naar een objectieve benadering.

Aanbevelingen

Beleidsmakers en politici kunnen uit het uitgevoerde onderzoek een aantal zaken meenemen die relevant zijn voor toekomstige woningbouw in het landelijke gebied binnen de Stedendriehoek. Zo is een van de conclusies dat nieuwbouw in kleine kernen in de Ste-

dendriehoek het beste kan worden ontworpen vol- gens ouderwetse bouwstijlen. Om nieuwe woningen in de kleine kernen tot een onderdeel van dit dorp te laten worden is het ontwerp belangrijk. Dit bewaart de ruimtelijke en daardoor misschien ook de sociale eenheid van een dergelijk dorp. Beleidsmakers en architecten dienen zich bewust te zijn van de invloed van de bouwstijl op de acceptatie van deze nieuwbouw door de authentieke bewoners. Moderne architectuur past niet in het beeld wat deze bewoners hebben van hun landelijke omgeving.

Een andere aanbeveling is het levendig houden van de kernen van de dorpen. Door nieuwe woningen te bouwen ontstaat er ook meer draagvlak voor voorzie- ningen. Dit is een positief gevolg van uitbreiding van een dorp. Het levendig houden van de kern is een belangrijk gegeven voor het behouden en ontwikke- len van sociale cohesie tussen bewoners en voor de mogelijkheid om nieuwkomers te laten integreren. Een andere aanbeveling is het opvangen van de jeugd uit het eigen dorp. Op dit moment zijn er niet genoeg starterswoningen om aan deze vraag te voldoen. Als de jeugd in hun eigen buurt kan blijven wonen, wordt de sociale structuur ook meer gewaarborgd dan wan- neer een dorp wordt bevolkt door alleen maar nieuw- komers met veel geld voor dure koophuizen. Be- leidsmakers en politici moeten zich inzetten voor het bouwen van huur- en koopwoningen in de goedkope segmenten van de woningmarkt.

Het verenigingsleven in de dorpen is op dit moment een belangrijke peiler van het sociale leven van de dorpsbewoners. Deze verenigingen moeten

gestimuleerd en gesubsidieerd worden zodat ze ook in de toekomst kunnen blijven bestaan. Voor nieuw- komers zijn deze lokale verenigingen van belang om te kunnen integreren in het dorpsleven.

De kwaliteiten ‘natuur’ en ‘ruimte’ worden als ken- merkend en positief gezien voor het landelijke gebied binnen de Stedendriehoek. Deze kwaliteiten moeten dan ook in de toekomst gewaarborgd worden, zodat het landelijke gebied haar aangename imago kan be- houden. Als aan deze functies wordt getornd, dan wordt er ook aan de rurale idylle van de bewoners en bezoekers een verandering aangebracht. Deze veran- deringen worden over het algemeen niet positief er- varen.

Een ander opvallend fenomeen is dat bewoners van

het landelijke gebied van de Stedendriehoek niet al- leen op het gebied van de Stedendriehoek gericht zijn. Tijdens de interviews werd ook een aantal keren ge- zegd dat voor winkelvoorzieningen of recreatiegebie- den vaak naar de Achterhoek werd uitgeweken. Be- leidsmakers en politici moeten zich ervan bewust zijn dat de Stedendriehoek in een context van omliggende gebieden functioneert en dat inwoners in hun hande- len niet gebonden zijn door de grenzen van deze Ste- dendriehoek.

Tot slot kan opgemerkt worden dat het bestuderen van processen in het landelijke gebied geen gemakke- lijke opgave is. Maar deze complexiteit mag geen rede zijn om geen rekening te houden met de wensen en behoeftes die er spelen in het landelijke gebied.