• No results found

Leerling 1: Nee inderdaad.

8. Lessenserie ‘Moreel oordelen over personages bij korte verhalen’

8.1 Didactische verantwoording

8.1.1 Korte verhalen

Moreel oordelen over personages gebeurt in deze lessenserie aan de hand van korte verhalen. Korte verhalen lenen zich volgens Janssen (2009) “bij uitstek voor een uitwisseling van gedachten, niet alleen omdat het kort is en gezamenlijk gelezen kan worden, maar ook vanwege de open plekken en meerduidigheid die zo kenmerkend zijn voor het genre. De lezer moet gegevens of vermoedens zelf invullen, en vaak is er meer dan één interpretatie mogelijk.” (85). Ook literatuuronderwijsdeskundige Schrijvers (2019), die zelf een lessenserie ontwierp aan de hand van korte verhalen, geeft aan dat dit genre zich perfect leent binnen het literatuuronderwijs, omdat er op deze manier “activiteiten vóór, na en tijdens het lezen” gepland kunnen worden. In de lessenserie over het moreel oordelen over personages worden verschillende korte verhalen gebruikt. De verhalen passen allemaal binnen thema’s van het burgerschapsonderwijs. De korte verhalen uit de lessenserie zijn: Poep (1995) van Manon Uphoff, Stella Bergsma’s korte verhaal Zonnefoto’s (2017), De neuzen van onze laarzen (2017) van Walter van den Berg en Een bord vol spaghetti (1984) van Adriaan van Dis. In elk verhaal staan burgerschapsthema’s centraal.

8.1.2 Open taken en ruimte bieden

Schrijvers (2019) stelde in haar lessenserie over sociaal-morele kwesties en dilemma’s dat het van belang is om “open, creatieve taken” te ontwerpen, “waarbij er niet één ‘correct’ antwoord” is. Daarbij is het handzaam te kiezen voor taken waar leerlingen iets moeten maken of doen in plaats van ontische vragen te beantwoorden over de tekst. Hiermee is dan ook rekening gehouden in de lessenserie. Hoewel er “niet één ‘correct’ antwoord” mogelijk is en leerlingen uiteindelijk niet gedwongen kunnen worden om het meest door de samenleving geaccepteerde oordeel te vellen, is het uiteraard wél de bedoeling dat leerlingen burgerschapsvaardigheden vertonen. Mouissie et al. (2015) stellen in een toolkit voor burgerschapseducatie van de Universiteit van Amsterdam en de CED-groep dat een docent ruimte moet bieden, maar daarbij wel “een zogenaamd moreel kompas” moet aanreiken. Dit houdt in dat de docent “niet voorschrijft wat gewenst, normaal of goed is en wat niet”, maar eigen waarden terughoudend inbrengt. De docent geeft daarbij leerlingen de ruimte om hun eigen standpunt en meningen te vormen. Ruimte bieden is volgens Mouissie et al. (2015) belangrijk, omdat het dan

48

daadwerkelijk het standpunt van de leerling zelf wordt en niet een standpunt is dat hun werd opgelegd.

8.1.3 Veilige omgeving

Aangezien het daarnaast in de korte verhalen gaat om morele-ethische soms heikele kwesties, is het belangrijk om voor de leerlingen een veilige leeromgeving te creëren. Schrijvers et al. (2017) stellen immers dat het “bespreken van persoonlijke leeservaringen vraagt om een veilige omgeving”, wat kan plaatsvinden door “leeractiviteiten in kleine groepjes te organiseren” waarbij “de docent hierbij op de achtergrond blijft: leerlingen ervaren dan meer vrijheid om te zeggen wat ze denken, zonder het gevoel te hebben daarop beoordeeld te worden.”

8.1.4 Verantwoording teksten

Les Verhaal Keuzeverantwoording tekst

1 Poep – Manon Uphoff Het verhaal Poep van Manon Uphoff komt uit de verhalenbundel Begeerte. Ik heb gekozen voor dit korte verhaal, omdat het verhaal in eerste instantie voldoet aan bepaalde aspecten binnen burgerschapsvorming in het onderwijs. Burgerschapsonderwijs houdt volgens de VO-raad (z.d.) onder meer in dat leerlingen omgaan met verschillen op sociaaleconomisch gebied en dat zij de basiswaarde gelijk(waardig)heid in acht kunnen nemen. Daarnaast draait het binnen burgerschapsonderwijs ook om kennis van sociale regels en omgangsvormen, de inachtneming van fatsoenregels en het nadenken over sociale processen en over de aard en gevolgen van verschillen tussen mensen. Ook wijzen leerlingen binnen burgerschapsvorming in het onderwijs discriminerend gedrag af. SLO (Bron, 2006) betoogt bovendien dat het binnen het domein Participatie draait om de thema’s (on)gelijkheid en discriminatie. Binnen het domein Identiteit kunnen leerlingen vanuit hun eigen normen en waarden over anderen oordelen en reflecteren op gedrag. Deze inhouden, vaardigheden, houdingen en reflecties komen allemaal aan bod met betrekking tot het verhaal Poep. Neerlandicus Dirksen (1999), eigenaar van leesadviezen.nl en voormalig docent Nederlands, besprak de tekst al in een leeskring met zijn leerlingen en betoogt dat de tekst voor leerlingen en voor

49

volwassenen “een opmerkelijk verhaal is” en dat dit verhaal gaat over het zoeken naar grenzen, waarover personages uiteindelijk stappen. Poep gaat over een man die bereid is twee hondendrollen te eten om het huis van een rijke dame te krijgen. Echter, “[d]e andere kant van het verhaal is natuurlijk de wreedheid van de vrouw, haar haast sadistische spel met de arme voorbijganger, dat zich echter tegen haar keert.” (Dirksen, 1999). Doordat het verhaal twee personages kent met normafwijkende karaktereigenschappen, kunnen leerlingen over hen een moreel oordeel vellen. Bovendien is Poep een ontwrichtend verhaal, omdat Dirksen (1999) betoogt dat zijn leerlingen vinden dat de verhalen van Uphoff uit de bundel Begeerte “schuren en branden”. Hierdoor past het verhaal binnen het relationele paradigma van Rooden (2015), aangezien teksten binnen dit paradigma zich niet “voegen naar onze, formele of inhoudelijke, verwachtingen.” Het gaat bij dit paradigma dus om teksten die zich niet voegen naar verwachtingen en idealen, waarin personages optreden die andere, afwijkende normen, waarden en opvattingen hebben dan de lezer.

2 Zonnefoto’s – Stella Bergsma

Ik heb voor het korte verhaal Zonnefoto’s gekozen, omdat burgerschapsonderwijs leerlingen aanmoedigt tot goed burgerschap, waarbij leerlingen onder andere moeten afzien van intimidatie, anderen in hun waarde moeten laten, niet zonder toestemming aan of goede reden aan iemands lichaam komen (lichamelijke integriteit) en respectvol met elkaar om moeten gaan (Bron, 2006). Deze thema’s spelen een duidelijke rol in Zonnefoto’s. In dit verhaal fietst een jonge vrouw door het bos, waar zij een man tegenkomt die het stuur van haar fiets beetpakt en daarna naar de boezem van de vrouw graait. Een docent Nederlands vond dit verhaal echter niet geschikt voor 5-vwo (te onkies en vulgair), maar volgens taalwetenschapper Marc van Oostendorp (2017) is Zonnefoto’s een verhaal dat “ieder 16-jarig meisje en iedere 16-jarige jongen verplicht moet lezen”. Ook stelt woordvoer Job Altena (ANP, 2017) van het CPNB dat “het heel goed is dat haar [Bergsma’s, JV] werk discussie uitlokt” en hij pleit er dan ook voor dat leerlingen over dit werk discussiëren.

50 3 De neuzen van onze

laarzen – Walter van den Berg

De neuzen van onze laarzen is een kort verhaal van Walter van den Berg en één van de verhalen uit de bundel Als dit zo doorgaat (2017). In deze bundel staan meerdere verhalen van verschillende schrijvers over hoe het er in de wereld aan toe zou gaan als het rechts- nationalistisch gedachtegoed de macht krijgt. In het korte verhaal over moslimhaat en geweld tegen Marokkanen snijdt de auteur verschillende burgerschapsthema’s aan. Burgerschapsvorming in het onderwijs staat namelijk voor het tegengaan van geweld, discriminatie en rechts nationalisme en bespreekt thema’s als diversiteit en de pluriforme samenleving (Bron, 2006 & VO-raad, z.d.). De neuzen van onze laarzen gaat over een ik-persoon die uitmaakt van de groep Meeuwen: een racistische groep die geweld pleegt tegen Marokkanen. 4 Een bord vol spaghetti

– Adriaan van Dis

Het korte verhaal Een bord vol spaghetti gaat eveneens over racisme, discriminatie, diversiteit en de pluriforme samenleving, maar in dit korte verhaal is in tegenstelling tot De neuzen van onze laarzen geen sprake van fysiek geweld. In Een bord vol spaghetti barst het hoofdpersonage van de vooroordelen jegens een donkere man in een wegrestaurant. Deze vooroordelen hebben alle kenmerken van racisme. Dit keer is het dus geen discriminatie richting moslims (mensen die een bepaalde ideologie of religie aanhangen), maar discriminatie en racisme jegens iemand vanwege zijn huidskleur en afkomst. Dit verhaal is in zoverre leerzaam, omdat aan het einde van het verhaal is gebleken dat alle vooroordelen over de donkere man nergens op gebaseerd blijken en er sprake is van een tafelvergissing.

8.1.5 Richtlijnen literair groepsgesprek

Het is in eerste instantie belangrijk dat leerlingen tijdens de literaire groepsgesprekken een echt gesprek zullen voeren. Daarbij is het handzaam om zogeheten high-order-vragen te stellen, aangezien deze vragen de gespreksvoerders uitnodigt om “een meer uitgebreid antwoord te geven” (Voerman & Faber, 2013). High-order-vragen zijn, zo stellen Voerman en Faber in 2013, vragen die in de taxonomie van Bloom (Joppe, 2017) vanaf het niveau Toepassen zijn. Toepassingsvragen, analyserende vragen, evaluerende en creërende vragen nodigen dus, kortom, uit tot het geven van uitgebreide antwoorden. Daarbij krijgen leerlingen in de eerste les instructie over het VLOEI-end gesprek, naar idee van Schrijvers (2019), wat de leerlingen ook

51

moet stimuleren om uitgebreid te antwoorden – en dus om uitvoerig te oordelen over personages. VLOEI staat voor:

- Vragen stellen - Luisteren naar elkaar

- Oordelen even uitstellen

- Evenveel aan het woord zijn - Inhoudelijk de diepte ingaan

In groen staat aangegeven aan welke aspecten tijdens de literaire groepsgesprekken voldaan zal worden; in rood staat aangegeven aan welk aspect van het acroniem niet voldaan zal worden. Het is immers niet de bedoelingen dat leerlingen hun oordeel tijdens het gesprek uitstellen, maar juíst dat zij hun oordeel geven. Tot slot dient de docent de leerlingen vragen voor te schotelen, waarbij het IRE-interactiepatroon wordt vermeden. Immers, Schrijvers (2019) betoogt dat literatuur meerduidig is en er niet één correct antwoord is. Daarom is het volgens Schrijvers (2019) beter om “open, inventariserende vragen te stellen.”

De leerdoelen van elke les uit de lessenserie kennen een logische opbouw met het oog op Witte: het lesdoel van de eerste les zit voornamelijk op Niveau 2 (personages beschrijven en aangeven of personages sympathiek zijn), het lesdoel van de tweede en de derde les op Niveau 3 (morele kwesties en gedrag personages kritisch beoordelen) en die van de vierde les op Niveau 4 (empathisch identificeren met personages en kritisch reageren op gedrag personages).