• No results found

Determinanten voor de verspreiding van innovaties De ontwikkeling van de determinanten

In document Weten wat we doen (pagina 142-146)

Verspreiding van vernieuwing

2 Theorie en methode van aanpak

4.2 Determinanten voor de verspreiding van innovaties De ontwikkeling van de determinanten

Allereerst gaan we in op de ontwikkeling van de determinanten. In de voorgaande paragraaf hebben we gezien dat de tijd een belangrijke deter- minant is voor de innovatiestatus. Ook voor de determinanten geldt dat deze afhankelijk zijn van de tijd. Figuur 4.4 geeft met een indexcijfer de ontwikkeling van een aantal determinanten weer. Om een wirwar van lijnen te voorkomen is hierbij is gekozen voor de continue variabelen, zoals het aandeel specialisten in loondienst, het aandeel specialisten in opleiding, het aantal specialisten per opname en de mate van concurren- tie. Het gemiddelde over alle ziekenhuizen in 1997 is daarbij op 100 gesteld.

Figuur 4.4: Ontwikkeling van de determinanten 1997-2002 (1997=100)

De gekozen determinanten kennen tot 1999 een gelijkmatig verloop. Na 2000 is er voor de determinanten betrekking hebbende op specialisten een opvallende knik. Dit heeft waarschijnlijk te maken heeft met de her- ijking van de functiegerichte budgettering. Met de herijking zijn zoge- noemde grijze productieafspraken omgezet naar specialisten.

De relatie determinanten en innovaties

Tabel 4.1 geeft de effecten weer van de determinanten op de innovatie- status. Er is voor ieder type innovaties een afzonderlijk model geschat (zie hoofdstuk 2) . Een positieve coëfficiënt duidt op een positieve relatie tussen de betreffende determinant en de innovatiestatus en vice versa. In de tabel zijn significante coëfficiënten vet gemaakt. Overigens heeft de grootte van de coëfficienten geen directe betekenis in de zin van een gro- ter effect. De grootte van de coëfficient wordt namelijk bepaald door de grootteorde van de variabelen. De constante weerspiegelt een gemiddelde waarde voor alle ziekenhuizen. De gemeten effecten van de andere varia- belen geven de verandering aan ten opzichte van dit gemiddelde. De trendvariabele is een benadering voor de veranderingen van jaar op jaar die niet door de andere variabelen wordt weergegeven. Een voorbeeld van een dergelijke variabele is de informatiepositie van ziekenhuis. Deze variabele is als zodanig niet te meten. Duidelijk is wel dat in de loop der tijd een bepaalde innovatie bij ziekenhuizen steeds meer bekend wordt.

Tabel 4.1: Schattingsresultaten relatie determinanten en innovaties, 1997-2002

Multidis. Technische Verpleeg- ketenzorg logistiek Zvz ICT diagnostiek kwaliteit kundigen

en spreekuren behandeling Constante 0,26 -0,12 1,72 -0,41 -5,48 -1,33 0,12 Trend 0,20 0,23 0,17 0,33 0,46 0,19 0,26 Spec. loondienst 0,19 0,05 -0,05 -0,22 0,70 1,58 0,27 Spec in opleiding 0,85 0,03 0,40 -0,44 0,20 1,91 0,62 Spec per opname 82,10 88,80 -40,18 -19,64 -190,42 -31,47 -105,92 Mutatie rak 3,72 1,05 0,94 0,03 2,80 -2,36 -1,57 STZ -0,38 -0,36 0,15 -0,09 -0,11 -0,39 0,20 Academisch -1,01 -0,29 0,22 0,40 0,40 -2,01 1,42 Concurrentie 0,03 0,03 -0,02 0,03 0,09 0,03 -0,14 Locaties 0,02 0,09 -0,02 -0,07 0,10 0,20 0,12 Spec begroting -0,11 0,22 -0,03 -0,52 0,53 -0,79 0,50 Deconcentratie 0,12 -0,21 0,00 0,11 -0,09 0,08 -0,26 Apart bureau zorgv 0,19 0,34 0,11 0,17 0,30 1,20 0,01 Omvang ziekenhuis 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Samenstelling pat. -1,25 -0,75 -0,90 0,18 1,68 -2,10 -1,54

Verklaarde variantie 0,52 0,56 0,56 0,58 0,40 0,35 0,25

Uit tabel 4.1 valt af te leiden dat multidisciplinaire diagnostiek en behandeling, de technische kwaliteit en de verpleegkundigen spreekuren het meest worden beïnvloed door de hier gekozen factoren. Zij kennen de meeste significante coëfficiënten. Het minst gevoelig voor de gekozen factoren is ICT.

Uit tabel 4.1 blijkt verder dat de trend in alle gevallen een significante bijdrage levert aan de verspreiding van innovaties. Voor een deel repre- senteert deze trend de informatievertraging. Deze informatievertraging kan betrekking hebben op de bekendheid met de innovatie zelf, maar bijvoorbeeld ook op de effectiviteit van de innovaties of de kosten daar- van. Ziekenhuizen wachten dus op informatie om een goede kosten- batenanalyse te maken. Verder speelt de bereidwilligheid van specialisten en het verplegend personeel hierin ook een rol. Ook zij moeten de voor- delen zien en bereid zijn hun werkwijzes eventueel aan te passen. Een andere belangrijke significante factor is de aanwezigheid van een bureau zorgvernieuwing. Blijkbaar draagt speciale aandacht van het zie- kenhuismanagement voor innovaties, bijvoorbeeld door een speciaal bureau zorgvernieuwing te faciliteren, daadwerkelijk bij aan snellere introductie van innovaties.

Een toenemende concurrentie levert een significante bijdrage aan multi- disciplinaire diagnostiek, technische kwaliteit, ketenzorg en logistiek. Het betreft hier innovaties die vooral tot doel hebben de efficiëntie van de behandeling te vergroten en ongemakken van operaties te reduceren. Blijkbaar hebben ziekenhuizen, en in het bijzonder specialisten, een ster-

kere prikkel tot dit type vernieuwingen in een competitieve omgeving. Indien de liberalisering van de ziekenhuismarkt daadwerkelijk tot meer concurrentie leidt kan op deze punten dus nog een sprong voorwaarts worden verwacht.

De omvang van het ziekenhuis heeft ook een significante invloed op een aantal innovaties: multidisciplinaire diagnostiek, technische kwaliteit, verpleegkundigen spreekuren en ketenzorg. Dit is een veel voorkomend resultaat in de literatuur over de verspreiding van innovaties. Schaal heeft dikwijls te maken met een verdergaande professionalisering van organisa- ties, waardoor innovaties sneller bekend zijn. Dikwijls speelt ook de gro- tere financiële draagkracht van grote organisaties een rol van betekenis. Het effect van bepaalde specialistenkenmerken op innovaties varieert. Zo blijkt het aandeel specialisten in loondienst uitsluitend op ziekenhuisver- plaatste zorg van significante invloed te zijn. Het aandeel specialisten in opleiding heeft een een positief effect op de introductie van multidisci- plinaire diagnostiek, verpleegkundigen spreekuren en ziekenhuisver- plaatste zorg. Kennis, die direct vanuit de opleiding wordt meegenomen, zou hierin een rol kunnen spelen of dat deze groep (jonge) medici de bereidwilligheid tot veranderingen weet te vergroten. Het aantal specia- listen per opname is een indicatie voor de tijd die specialisten beschik- baar hebben voor patiënten, maar ook voor activiteiten naast de directe medische zorg. Hierbij moet men denken aan het opleiden van specialis- ten of het doen van wetenschappelijk onderzoek.

Academische ziekenhuizen nemen het voortouw bij ICT, STZ zieken- huizen bij verpleegkundige zorg. Het aantal locaties heeft een significant positief effect op de introductie van technische kwaliteit. De samenstel- ling van de patiënten, ofwel de gemiddelde zwaarte, heeft alleen een significante invloed op de introductie van logistieke vernieuwingen. Dit soort verbanden zijn vooralsnog niet direct te duiden.

Opvallend is verder de beperkte invloed van financiën en organisatie. Slechts een significant effect treffen we aan bij de mutatie van de RAK, namelijk voor multidisciplinaire diagnostiek. We treffen geen significan- te effecten aan bij de kenmerken

specialisten betrokken bij begrotingen of een decentrale organisatie. De financiële situatie, noch de wijze van besluitvorming over de begroting of een (de)centrale managementsstructuur zijn in dit verband van bete- kenis. Andere kenmerken dan de formele en financiële verhoudingen zijn blijkbaar meer van belang.

Uit tabel 4.1 volgt dat de verklaarde variantie tamelijk hoog is. Voor de eerste vier hoofdtypen geldt een verklarende variantie van meer dan 50%. ICT laat zich het minst goed beschrijven met de gekozen determi- nanten (25%). Opgemerkt moet worden dat een belangrijk deel van de

verklaarde variantie voortkomt uit de trend, in feite een containerbegrip voor allerlei niet te benoemen factoren, zoals de snelheid van de versprei- ding van informatie.

4.3 Productiviteit

In document Weten wat we doen (pagina 142-146)