• No results found

Deltabeslissing Rijn-Maasdelta

4. Principiële keuzen Zuidwestelijke Delta bij Deltabeslissingen

4.4 Deltabeslissing Rijn-Maasdelta

In de Deltabeslissing Rijn-Maasdelta worden besluiten genomen over het hoofdwatersysteem van de grote rivieren18. Een aantal van die besluiten zijn van direct belang voor de Zuidwestelijke Delta. Zo is inmiddels besloten om de verdeling van de Rijnafvoer over IJssel, Lek en Waal vooralsnog niet te wijzigen, en om niet te kiezen voor berging op de Grevelingen. Hieronder gaan we in op de keuzen voor de Maeslantkering en het beheer van de Haringvlietsluizen; voor Grevelingen wordt verwezen naar hoofdstuk 5.

Voor de Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg is bepaald dat vervanging op zijn vroegst in 2070 aan de orde zal zijn, en dat ook een nieuwe kering afsluitbaar-open zal zijn. Er zijn twee alternatieven afgevallen. Een open verbinding van de Nieuwe Waterweg naar zee, waarbij de Maeslantkering wordt verwijderd, viel af wegens sterk negatieve effecten op de wateropgaven. Ook is de vervanging van de kering door een dam met sluizen afgevallen. Deze optie is voor waterveiligheid niet kosteneffectief, zowel qua investeringskosten als qua schade voor de scheepvaart en ecologie. Voor de zoetwatervoorziening in west Nederland zijn er alternatieven voor een dam met sluizen die minder investeringskosten vergen. De keuze om de Maeslantkering nu niet te vervangen, en aan het eind van de levensduur weer te kiezen voor een afsluitbare kering in een open Nieuwe Waterweg, is in twee opzichten van belang voor de Zuidwestelijke Delta: ze beïnvloedt de effectiviteit van de (inmiddels afgevallen) optie van berging op de Grevelingen ten behoeve van veiligheid in de Rijn-

17 Het deel van de Zuidwestelijke Delta met aanvoermogelijkheid uit het hoofdwatersysteem beslaat de Zuid-Hollandse eilanden, West-

Brabant en delen van Zeeland (Reigersbergsche polder, Tholen en St. Philipsland).

18

Synthesedocument Integrale Voorkeursstrategie Zuidwestelijke Delta 57 Maasmonding, en de zoetwatervoorziening in het gebied dat onder invloed staat van externe verzilting via de Nieuwe Waterweg (zie hierboven).

Het beheer van de Haringvlietsluizen is van groot belang voor de zoetwatervoorziening en de estuariene dynamiek in de Zuidwestelijke Delta. De Nationale Stuurgroep Deltaprogramma heeft bepaald dat wordt uitgegaan van het Kierbesluit. Daarin is vastgelegd dat de sluizen in beperkte mate open zullen staan ter bevordering van de visintrek. Uitvoering van het Kierbesluit zal pas kunnen starten nadat eerst het afgesproken pakket voor de alternatieve zoetwatervoorziening is uitgevoerd. Ervaringen met het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen zijn eerst nodig, voordat eventueel verdere stappen kunnen worden genomen. Door monitoring van de effecten van het Kierbesluit zal veel informatie beschikbaar komen, maar dit zal pas op de (middel)lange termijn zijn. De optie van verdergaande openstelling kan daarna vanuit andere belangen (bijvoorbeeld estuariene dynamiek) in beeld komen en vraagt veel kennis en inzicht over de effecten op de zoetwatervoorziening en de veiligheid.

Er zijn eerder twee opties voor de Haringvlietsluizen afgevallen in de Nationale Stuurgroep Deltaprogramma. Een eerste optie was een geheel open Haringvliet, waarbij de keringen worden verwijderd. Gezien de grote negatieve effecten op waterveiligheid en de zoetwatervoorziening viel deze optie af. Een tweede optie was een ingrijpend gewijzigd beheer van de sluizen (“als een Stormvloedkering”), waarbij deze alleen gesloten zouden worden wanneer de waterveiligheid daarom vraagt. Bij een keuze voor beheer als Stormvloedkering stijgen de maatgevende waterstanden in het Haringvliet niet, er zijn dus geen gevolgen voor veiligheid en dijkversterkingsopgaven. Wel ontstaat er meer dynamiek onder dagelijkse omstandigheden. Hierdoor nemen de stroomsnelheden in Spui, Oude Maas en Dordtsche Kil af, en wordt de erosie afgeremd. Daardoor worden investeringen in bodembescherming uitgesteld. Doordat de sluizen onder dagelijkse omstandigheden open staan, zal het zoute zeewater ver het Haringvliet opkomen. De estuariene dynamiek wordt vergroot en daarmee verbetert de waterkwaliteit van het Haringvliet en de achterliggende delta. De zoutindringing zal verder reiken dan bij de Kier: zonder aanvullende maatregelen zal het inlaatpunt bij Bernisse veel vaker dan nu te maken krijgen met hoge zoutgehaltes. Daardoor moeten alternatieven worden gezocht voor de zoetwatervoorziening. Deze optie viel af omdat eerst meer bekend moet zijn over de effecten van het Kierbesluit.

Synthesedocument Integrale Voorkeursstrategie Zuidwestelijke Delta 58 Onderzoek naar de afgevallen optie Haringvlietsluizen als stormvloedkering

Vanaf 1998 (start MER procedure voor Kierbesluit) is veel kennis verzameld over het Haringvliet en verschillende beheervarianten van de Haringvlietsluizen. Het bleek complex om de effecten van een gewijzigd sluisbeheer op het watersysteem modelmatig goed in beeld te brengen. In het

Deltaprogramma is met verschillende stakeholders (waaronder de betrokken ministeries, Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen, Wereld Natuur Fonds, Evides en Havenbedrijf Rotterdam) verkend wat de gevolgen zouden zijn wanneer de Haringvlietsluizen als

stormvloedkering beheerd zouden worden. Er bleken veel vragen en twijfels bij de modelmatige berekeningen over de gevolgen voor het zoet-zout gradiënt in het Haringvliet. Op basis van de beschikbare kennis en de bijeenkomsten met de betrokken partijen heeft de Nationale Stuurgroep Deltaprogramma in april 2013 besloten om verdergaande openstelling van de Haringvlietsluizen op dit moment niet te onderzoeken in het Deltaprogramma (DP2014). De monitoring van de effecten van het Kierbesluit zal op (middel)lange termijn meer kennis over het watersysteem opleveren.

Synthesedocument Integrale Voorkeursstrategie Zuidwestelijke Delta 59