• No results found

Dekkingsgraad

In document Inhoud Bestuursverslag (pagina 15-18)

2.2.1 Totaal vermogen / totaal verplichtingen = dekkingsgraad De actuele dekkingsgraad is de financiële graadmeter van een pensioenfonds. Het is de verhouding tussen het pensioenvermogen en de pensioenverplichtingen van een fonds.

De waarde van de verplichtingen – berekend op basis van de door DNB voorgeschre-ven rentetermijnstructuur (RTS) – is het bedrag dat wij nu in kas moeten hebben om de toegezegde pensioenen nu en in de toekomst te kunnen uitkeren. Voor beleids-beslissingen over de renteafdekking of bij collectieve waardeoverdrachten is deze dekkingsgraad een belangrijke graadmeter. De actuele dekkingsgraad is 108,3% op 31 december 2020 (31 december 2020: 97,6%).

2.2.2 Beleidsdekkingsgraad

De beleidsdekkingsgraad is het gemiddelde van de actuele dekkingsgraden per maand-einde over de laatste twaalf maanden. Deze beleidsdekkingsgraad is leidend bij verschillende beleidsbeslissingen, zoals voor het wel of niet uitvoeren van individuele waardeoverdrachten of voor de bepaling of de buffers van het pensioenfonds voldoende zijn. De beleidsdekkingsgraad steeg van 92,3% eind 2020 naar 103,2% eind 2021. Sinds oktober 2021 worden weer individuele waardeoverdrachten uitgevoerd.

2.2.3 Reële dekkingsgraad

Naast de actuele dekkingsgraad en de beleidsdekkingsgraad kent een pensioenfonds ook nog een reële dekkingsgraad. De reële dekkingsgraad geeft aan of een pensioen-fonds in de toekomst de pensioenen kan verhogen op basis van een verwachte prijs-index. De verhoging is bedoeld om de koopkracht van de pensioenen te behouden.

Een reële dekkingsgraad van 100% betekent dat een fonds voldoende middelen heeft om de nominale pensioenen te kunnen verhogen met de verwachte prijsindex. De reële dekkingsgraad van PME eind 2021 bedraagt 83,6% (2020: 75,7%).

2.2.4 Ontwikkeling dekkingsgraad 2015 - 2021

16/188 Reservetekort: Onze beleidsdekkingsgraad is sinds 1 januari 2015 ook lager dan de

vereiste dekkingsgraad. Op 31 december 2021 is de vereiste dekkingsgraad 118,2%.

Daarmee is sprake van een reservetekort. Vanaf 2015 stellen wij daarom jaarlijks een herstelplan op. Hierin staat hoe wij verwachten binnen een periode van tien jaar op het niveau van de vereiste dekkingsgraad te komen. Zolang sprake is van een reserve-tekort, wordt het herstelplan jaarlijks geactualiseerd.

Dekkingstekort: Sinds 31 december 2014 is onze beleidsdekkingsgraad ook lager dan de minimaal vereiste dekkingsgraad van 104,3%. Daarmee is sprake van een dekkings-tekort. Omdat onze beleidsdekkingsgraad eind 2021 nog steeds lager is dan 104,3%, hadden wij in 2022 op grond van de regels in de Pensioenwet de pensioenen moeten verlagen. Maar omdat de actuele dekkingsgraad eind 2021 hoger is dan 104,3% is een verlaging niet nodig.

Actualisatie van het herstelplan: Omdat eind 2020 sprake was van een dekkings- en reservetekort hebben wij vóór 1 april 2021 een geactualiseerd herstelplan ingediend bij de toezichthouder, DNB. Uit dit herstelplan blijkt dat wij binnen de gestelde maximale termijn van tien jaar beschikken over de vereist dekkingsgraad. Wij rekenen in het herstelplan met de maximale wettelijk toegestane rendements-parameters. Omdat wij eind 2020 gebruik maakten van de – in paragraaf 2.1 genoemde – vrijstellingsregeling toonde PME bij het indienen van het herstelplan aan dat het gebruikmaken van de vrijstellingsregeling – naar het oordeel van het bestuur – evenwichtig was. Bij het besluit om gebruik te maken van deze regeling werden de effecten hiervan voor de verschillende groepen in kaart gebracht. Op basis hiervan stelden wij vast dat verlagen van de pensioenen in 2021 niet noodzakelijk was en dat het gebruikmaken van de vrijstellingsregeling voldoende evenwichtig was. Ook de actuariële sleutelfunctiehouder bevestigde dat wij voldoende met de belangen van alle betrokkenen rekening hadden gehouden. Het verantwoordingsorgaan adviseerde eveneens positief. DNB beoordeelde het herstelplan als concreet en haalbaar en stemde met het plan in.

1 Op 1 januari 2015 werd het huidige financiële toetsingskader ingevoerd en in de wetgeving vastgelegd.

Aangezien eind 2021 de dekkingsgraad nog steeds onder het vereiste niveau van 118,2% ligt, is in maart 2022 een nieuw herstelplan ingediend bij DNB.

2.2.5 Analyse dekkingsgraadontwikkeling 20151 – 2021 Onze dekkingsgraad is in de afgelopen zeven jaar onder het minimaal vereist vermogen van 104,3% gebleven. Op 31 december 2014 was de actuele dekkings-graad 101,7% en de beleidsdekkingsdekkings-graad 104,1%. Wij zijn er niet in geslaagd om in de periode tot 2022 voldoende te herstellen en een beleidsdekkingsgraad van 104,3% te behalen.

In de volgende tabel laten wij zien hoe verschillende factoren de actuele dekkingsgraad van PME positief en negatief in de afgelopen zeven jaar hebben beïnvloed. Daaruit volgt dat de dekkingsgraad in deze zeven jaar met 6,6 procentpunt van 101,7% naar 108,3% is gestegen en dat de rente en het rendement de grootste invloed op de ontwikkeling van de dekkingsgraad hebben. Alle factoren worden daarna toegelicht.

premie uitkering toeslag/

verlaging

Premie: Op de inkoop van pensioenaanspraken is over de afgelopen zeven jaar jaarlijks verlies geleden. De premiedekkingsgraad van PME voor de pensioenopbouw in 2021 bedraagt 69%. Bij een premiedekkingsgraad van 100% of meer is de feitelijke premie voldoende om de pensioenopbouw te financieren. In 2021 had de premie

een negatief effect van 1 procentpunt op de dekkingsgraad. Over de hele periode is dat 4,2 procentpunt (negatieve impact).

Eind juni 2020 besloten wij in het premiebeleid vanaf het jaar 2021 het verwachte rendement voor de premieberekening gelijk te stellen aan het maximale verwachte rendement (zoals vastgelegd in artikel 23a Besluit ftk, peildatum 30 september 2020), verminderd met een prudentieafslag van 10 basispunten.

De feitelijke premie van de verplichte regeling bedroeg in 2021 27,59% van de pensioengrondslag (2020: 22,7%) en de pensioenopbouw voor ouderdomspensioen 1,815% van de pensioengrondslag (2020: 1,875%).

De gedempte kostendekkende premie bedroeg in 2021 27,59%. Deze premie voldoet aan de wettelijke eisen. De pensioenopbouw is in 2021 ingekocht tegen de lage rente van begin 2021 (0,20%), terwijl in de premievaststelling in 2021 is uitgegaan van een gedempte kostendekkende premie op basis van een verwacht lange termijn reële rendement van 1,57%, rekening houdend met de prijsinflatie.

In 2021 is het premiebeleid opnieuw geëvalueerd. Hierbij betrokken wij ook de ambities uit het strategisch meerjarenplan 2020 – 2025, waarin meer evenwicht in de premie en de ambitie en het toegroeien naar een premiedekkingsgraad van 90%

werden vastgelegd. Wij bespraken eind 2021 een doorkijk voor de jaren 2022 tot en met 2024 met hierin de gevolgen voor de premie en de opbouw met sociale partners.

Omdat sociale partners in 2022 starten met gesprekken met de achterban over het nieuwe pensioenstelsel en de onderhandelingen over een nieuwe CAO ook in 2022 plaatsvinden, gaven sociale partners aan dat zij voor het jaar 2022 hechten aan rust en vertrouwen in de sector en dat stabiliteit in de premie en de opbouw hiervoor

belangrijk zijn.

Wij besloten eind 2021 om het verwachte rendement voor de premieberekening voor het jaar 2022 op 1,57% te handhaven. Wij besloten verder om de premiedekkings-graad in 2023 en 2024 te laten stijgen naar 85% respectievelijk 90%. Overweging hierbij is dat de premie al jaren ontoereikend is en dat het treffen van maatregelen om de premiedekkingsgraad te verbeteren, het verlies op premie vermindert en daarmee

de dekkingsgraad beter beschermt. Dit draagt bij aan een beheerste, geleidelijke en evenwichtige overgang naar het nieuwe pensioenstelsel en biedt eerder perspectief op indexatie.

Uitkering: Bij een dekkingsgraad lager dan 100% heeft het uitbetalen van de

uitkeringen een negatief effect op de dekkingsgraad. Bij een dekkingsgraad hoger dan 100% is er een positief effect. Omdat de dekkingsgraad in de afgelopen zeven jaar vrijwel de gehele periode onder de 100% lag, heeft het betalen van de pensioen-uitkeringen over de hele periode een negatief effect op de financiële positie gehad.

Toeslagverlening / verlaging: Vanwege de financiële positie van het fonds hebben wij de afgelopen jaren de pensioenen niet kunnen verhogen (indexatie /

toeslagverlening). In de afgelopen zeven jaar zijn de pensioenen ook niet verlaagd.

Rente: De negatieve impact van de rentetermijnstructuur (RTS) op de dekkingsgraad is in de afgelopen jaren fors, te weten 35,8 procentpunt. De marktrente is gedurende deze zeven jaar gedaald van 1,93% (eind 2014) naar 0,57% (eind 2021), waardoor meer geld nodig is voor de (toekomstige) pensioenen.

De RTS wordt bepaald door de marktrente en de ultimate forward rate (de UFR, de op lange termijn verwachte rente, die eind 2021 ongeveer 1,5% is).

Rendement matchingportefeuille: De matchingportefeuille heeft in de afgelopen zeven jaar een positieve impact op de financiële positie van PME gehad. Dit zorgde voor een stijging van de dekkingsgraad met 11,4 procentpunt. Met de matchings-portefeuille – gericht op het realiseren van het rendement nodig voor de pensioen-verplichtingen – wordt onder meer het renterisico (deels) afgedekt. Dit gebeurt met obligaties, derivaten en geldmarktinstrumenten die op basis van de marktrente zijn gewaardeerd. Omdat de marktrente daalde, is op de renteafdekking een positief resultaat behaald. In 2021 heeft de matchingportefeuille een negatief rendement van 9,5% behaald. Dit leidt tot een daling van de dekkingsgraad van 3,3 procentpunt.

Rendement returnportefeuille: De returnportefeuille heeft in de afgelopen zeven jaar een positieve impact op de financiële positie van PME gehad. Dit leidde tot een

18/188 stijging van de dekkingsgraad met 32,6 procentpunt. Het doel van de

return-portefeuille is om gemiddeld ten minste extra rendement van 3% te behalen bovenop de stijging van de waarde van de toekomstige pensioenverplichtingen. In 2021 heeft de returnportefeuille een positief rendement van 17,0% behaald. Dit leidt tot een stijging van de dekkingsgraad van 7,4 procentpunt.

Overig: De overige mutaties bestaan uit wijzigingen van grondslagen en methoden voor de berekening van de voorziening voor de pensioenverplichtingen, individuele waardeoverdrachten en overige oorzaken. Deze mutaties hebben per saldo de afgelo-pen zeven jaar een positieve invloed op de dekkingsgraad van 3,3 procentpunt. De grootste positieve effecten in 2018 en 2020, betreffen de overgang op de Prognose-tafel AG2018 (1,0 procentpunt) respectievelijk de AG2020 (2,1 procentpunt) en de toevoeging van de middelen uit het premie-egalisatiedepot (0,3 procentpunt) in 2018.

In document Inhoud Bestuursverslag (pagina 15-18)