• No results found

HOOFDSTUK I. Deeltijdse arbeid

1. Definities

Deeltijdse arbeid kan op verschillende manieren worden gedefinieerd. Volgens de definitie van de Conventie van de IAO is deeltijdse arbeid iedere arbeid die normaal gezien niet voltijds wordt verricht. In België bestaat er geen enkele regel om deeltijdse arbeid te definiëren. Om niet- temin aanspraak te kunnen maken op sociale wetten en pensioenrech- ten (evenredigheidsprincipe) moet de werknemer, behoudens uitzon- deringen, minimum drie opeenvolgende uren presteren, en het totaal van zijn wekelijkse prestaties moet minstens overeenkomen met een derdetijds betrekking.

Het kan gaan om een vast of variabel arbeidsstelsel.

In het kader van een vast arbeidsstelsel kan er gebruik gemaakt wor- den van een vaste of een variabele werktijdregeling.

Bij een vaste werktijdregeling kan de spreiding over een week als volgt gebeuren: (bijvoorbeeld 24 u./week, op maandag en woensdag van 14 tot 18 u. en op vrijdag en zaterdag van 11 tot 18 u.). De arbeids- tijden kunnen ook over verschillende weken gespreid worden: de da- gen en uren moeten volgens een vast schema tijdens een bepaalde week worden gepresteerd, maar iedere week kan dit schema verschuiven.

In dit geval is de cyclus vast en bedragen de prestaties 24 u. /week. In een vaste cyclus kan men ook een week van 26 u. hebben die door een week van 22 u. wordt gevolgd, wat alweer neerkomt op een ge- middelde van 24 u.

Bij een variabele werktijdregeling worden de dagen en uren die daad- werkelijk op een week moeten worden gepresteerd, niet gedefinieerd

Voorbeeld: Week ma di wo do vr za zo 1 R R 4 4 8 8 R 2 5 5 R R 6 8 R 3 5 5 5 5 4 R R 4 R R 4 4 8 8 R

in de arbeidsovereenkomst, omdat zij voortdurend aan wijzigingen on- derhevig zijn.

Bij een variabel arbeidsstelsel is het mogelijk de″gemiddelde″we- kelijkse arbeidsduur te bepalen die gedurende maximum een trimes- ter moet worden aangehouden, alvorens hij bij collectieve arbeidso- vereenkomst op een jaar kan worden gebracht.

2) WETTELIJKE ASPECTEN

Wij vermelden in dit verband de nieuwe Conventie en Aanbeveling uit 1994 van de IAO i. v. m. deeltijdse arbeid. De Conventie is uitvoerbaar in de landen die ze hebben geratificeerd, terwijl de Aanbeveling eer- der een bundeling is van praktische uitvoeringsregels. Aldus wordt in de Conventie bepaald dat deeltijdse werknemers dezelfde bescher- ming genieten als voltijdse werknemers inzake veiligheid, arbeidsge- neeskunde, het recht op vertegenwoordiging en op overleg, bescher- ming van het moederschap, jaarlijkse vakantie of ziekteverlof. Boven- dien genieten zij een basisuurloon dat overeenstemt met dit van een voltijdse betrekking. De overstap van een voltijdse naar een deeltijdse betrekking, of omgekeerd, gebeurt op vrijwillige basis. De toegang tot de deeltijdse arbeid zal bijgevolg worden aangemoedigd.

In juli 1994 werd het witboek over de toekomst van het Europees so- ciaal beleid gepubliceerd. Hierin drukt de Commissie eens te meer de wens uit dat op het vlak van de arbeidsvoorwaarden resultaten zou- den worden geboekt, o. m. voor deeltijdse werknemers. Ook is er de Europese Richtlijn betreffende atypische beroepen die voor een aantal bijzondere punten nog steeds ter studie ligt. Al werd het voorstel be- treffende de veiligheids- en gezondheidsproblemen van tijdelijke werk- nemers en van werknemers met een arbeidsovereenkomst van onbe- perkte duur in 1991 door de Raad goedgekeurd, toch is het voorstel i. v. m. de deeltijdse werknemers in de Raad op ernstige moeilijkheden gestoten. Thans wordt er met de sociale gesprekspartners onderhan- deld. De Commissie geeft toe dat het er in hoofdzaak op aankomt ba- sisregels op te stellen die moeten zorgen voor een harmonisering van de″flexibele″arbeidsorganisatie, waarbij erop gelet wordt dat er voor deze werknemers degelijke arbeidsvoorwaarden worden uitgewerkt.

Het Europees Gerechtshof is ook tussenbeide gekomen zodat ook deeltijdse werknemers kunnen inschrijven op een rustpensioenstelsel. Op Belgisch vlak bestaat er geen wettelijke definitie van deeltijdse arbeid. In het arbeidsrecht bestaat er een algemene definitie van deel- tijdse arbeid die terug te vinden is in het commentaar bij artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35, die verduidelijkt dat deel- tijdse arbeid slaat op arbeid die regelmatig en vrijwillig gedurende een

kortere periode dan de normale periode wordt verricht. In deze defi- nitie staat het woord″regelmatig″tegenover het woord″onregelma- tig″en bevat noties omtrent tijdsduur en reglementering. Het woord vrijwillig duidt erop dat de werknemer niet kan verplicht worden een deeltijdse betrekking te aanvaarden. Dit betekent dat de werkgever niet eenzijdig een voltijdse betrekking in een deeltijdse betrekking kan ver- anderen. In het sociale zekerheidsrecht komt er geen specifieke defi- nitie van deeltijdse arbeid voor.

Drie grote beginselen liggen aan de basis van de reglementering over deeltijdse arbeid:

- het beginsel van de derdetijdse betrekking: in principe (maar er zijn uitzonderingen) mag de wekelijkse arbeidsduur niet lager liggen dan een derde van de voltijdse wekelijkse arbeidsduur die door een werk- nemer van dezelfde categorie in de onderneming wordt gepresteerd. - het drie-urenbeginsel: iedere periode mag niet minder dan drie uur bedragen (in principe, maar er zijn uitzonderingen). Doel is voorko- men dat de werknemer zich naar het werk zou moeten begeven voor een arbeidsduur die lager dan drie uur ligt.

- het trimestrieel beginsel: bij een flexibel deeltijds arbeidsstelsel moet de wekelijkse arbeidsduur gemiddeld over een periode van maxi- mum drie maanden worden nageleefd. Voor bepaalde categorieën van werkgevers en werknemers kan deze periode door een collectie- ve arbeidsovereenkomst of door de Koning met een jaar worden ver- lengd.

Naast de op de werknemers van de privé-sector van toepassing zijn- de aanpassing van de arbeidswetgeving aan de noodwendigheden van de deeltijdse arbeid werden er een aantal koninklijke besluiten uitge- vaardigd die op de specifieke problemen van de overheidsambtena- ren en het onderwijzend personeel betrekking hebben. Er bestaat voor werknemers van ten minste 55 met een anciënniteit van 25 jaar als loontrekkende de mogelijkheid deeltijds brugpensioen te genieten (col- lectieve arbeidsovereenkomst). Anderzijds handelt de wet van 10 april 1995 over de herverdeling van de arbeid in de openbare sector en voor- ziet in halftijdse vervroegde uittreding en vrijwillige vierdagenweek.

3) EVOLUTIE EN BELANG VAN DEELTIJDSE ARBEID