• No results found

N. B.: Uit andere bronnen (o.a voorbeeldbedrijven geïntegreerd bosbeheer) weten we dat deze resultaten niet representatief zijn voor alle gemeentelijke bosbeheerders.

5.2 Definitie, afbakening en schaal

De beheerspraktijk laat zien dat geïntegreerd bosbeheer dusdanig breed wordt uitgelegd dat het voor iedereen iets anders kan betekenen. Een beheerder die op houtproductie stuurt noemt zijn beheer geïntegreerd, omdat hij wel eens dood hout in het bos laat liggen. Een beheerder van natuurbos noemt het geïntegreerd, omdat hij wel eens hout uit het bos oogst. Maar ook de beheerder die zijn bos beheert met kleinschalige ingrepen kan vinden dat dat geïntegreerd bosbeheer is.

Om als onderzoeker te kunnen vaststellen welke beheersvormen wel en welke niet tot geïntegreerd bosbeheer gerekend kunnen worden, was het nodig om het begrip nauwkeuriger te definiëren dan in de werkdefinitie voor de schriftelijke enquête was gebeurd (“geïntegreerd bosbeheer is gericht op het optimaal samengaan van de functies houtproductie, natuur en recreatie”). De definitie zoals die in “Geïntegreerd bosbeheer, praktijk, voorbeelden en achtergronden” (Van der Jagt et al, 2000) is geformuleerd, is met dat doel voorlopig als dé definitie van geïntegreerd bosbeheer genomen (zie kader).

Geïntegreerd bosbeheer is er op gericht om in een bos zowel natuur, bosbeleving als houtproductie tot hun recht te laten komen. De beheersmaatregelen sluiten zoveel mogelijk aan op spontane processen en zijn bedoeld om de functies van het bos integraal te verbeteren of daarin een beter evenwicht te brengen. Door een actief beheer ontstaat een aantrekkelijk en naar soorten en leeftijden gemengd bos. Het bos heeft een aanzienlijk deel inheemse boomsoorten, kwaliteitsstammen, dode bomen en een gevarieerde bosstructuur.

In deze definitie hebben de houtproductie, de natuur en de recreatie een plaats. De houtproductie speelt dus bij geïntegreerd bosbeheer een duidelijke rol (een kenmerkend verschil met natuurtechnisch bosbeheer). Daarnaast wordt er actief beheerd (gestuurd) met een doel voor ogen, inclusief de terreinkenmerken die op termijn gerealiseerd moeten zijn. Om dit goed te kunnen doen is volgens ons planmatigheid belangrijk.

Het aspect schaal komt in de genoemde definitie niet voor, maar is wel belangrijk. Tijdens het onderzoek bleek dat een aantal beheerders de opvatting heeft dat geïntegreerd bosbeheer niet per se op perceelsniveau maar ook op het niveau van de gehele beheerseenheid beschouwd kan worden. Dat betekent dat naar hun oordeel monoculturen naast elkaar kunnen voorkomen en dat de afwisseling tussen de percelen dan voldoende is voor beleving en natuurwaarden. Zoals geïntegreerd bosbeheer hierboven is gedefinieerd, kan er dan inderdaad sprake zijn van geïntegreerd bosbeheer. Dit roept echter nog wel vragen op, zoals bij welke oppervlakte groepsgewijze mengingen overgaan in vlaktegewijs beheer en welke aaneengesloten oppervlakte met niet-inheemse soorten nog aanvaardbaar is binnen geïntegreerd bosbeheer. Wij gaan er van uit dat integratie van functies op perceelsniveau een striktere vorm van geïntegreerd bosbeheer is dan die op het niveau van de beheerseenheid. Er zijn geen onderzoeksresultaten bekend in welke situatie functievervulling optimaal plaatsvindt.

Deze discussie geeft al aan dat de definitie van geïntegreerd bosbeheer nog niet in alle aspecten is uitgekristalliseerd. Om op de genoemde punten toch meer duidelijkheid te kunnen bieden moeten we kijken naar het veronderstelde einddoel van geïntegreerd bosbeheer op lange termijn en de daarbij behorende terreinkenmerken. Aangezien we in dit onderzoek ook willen vaststellen in hoeverre de praktijk overeenkomt met wat de rijksoverheid voor ogen heeft, sluiten we daartoe aan bij de subsidieregeling Natuurbeheer van het Programma Beheer. Deze regeling biedt beheerders een keuze uit drie doelpakketten voor bos, waarvan het 'pluspakket' (bos met verhoogde natuurwaarden) naar onze mening een goed beeld geeft van het uiteindelijke streefdoel van de overheid voor geïntegreerd bosbeheer.

Bij dit doelpakket horen de volgende criteria:

• Minimaal 70% van de oppervlakte is bezet met inheemse soorten

• Minimaal 50% van de oppervlakte bestaat uit gemengd bos

• Verjongingsvlakten beslaan maximaal 2 hectare

• Stukken met meer dan 80% uitheemse soorten beslaan maximaal 2 hectare

• Ten minste 70% van de oppervlakte bevat per hectare ten minste 4 dode bomen (staand en/of liggend, dikker dan 30 cm dbh).

Deze criteria zijn tot stand gekomen in goede samenspraak tussen de overheid en de betrokken organisaties van de bosbouwsector en hebben een breed draagvlak. Daarom kunnen we ervan uit gaan dat ze in de praktijk ook richtingevend zullen zijn voor een verdere detaillering van de doelen voor geïntegreerd bosbeheer op het niveau van terreinkenmerken (soortensamenstelling, menging en schaal).

Overigens hoeft het bos niet meteen en ook niet volledig aan de bovenstaande criteria te voldoen om in aanmerking te komen voor de regeling. De mogelijkheid bestaat om via de zogenaamde omvormingspakketten A, B en C stapsgewijs naar dit doel toe te werken, mits de beheersmaatregelen op langere termijn wel tot dit doel zullen leiden.

Het uitgangspunt van stapsgewijs naar een doel toewerken komt bovendien goed overeen met de benadering van geïntegreerd bosbeheer. Een ongunstige uitgangssituatie snel veranderen (bijvoorbeeld door grootschalig niet-inheemse boomsoorten te kappen) kan strijdig zijn met de aanpak van geïntegreerd bosbeheer. Dat betekent bijvoorbeeld dat niet meteen 50% van de oppervlakte hoeft te bestaan uit gemengd bos, maar dat men wel moet kunnen aantonen dat de beheersmaatregelen uiteindelijk tot dit doel zullen leiden.

De Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 heeft als grootste discussiepunt dat 70% van de oppervlakte bezet moet zijn met inheemse soorten. De discussie hierover spitst zich toe op de al dan niet vermeende eenzijdige nadruk op natuurwaarden, met voorbijgaan aan de effecten op de houtproductie. Deze discussie zal verder gevoerd moeten worden.

Er is een groep beheerders die onder geïntegreerd bosbeheer vooral natuurvolgend bosbeheer verstaat, met weinig of geen houtproductie. Dat is o.a. bij een aantal natuurbeschermingsorganisaties het geval. Sommigen voeren geïntegreerd bosbeheer uit in een omvormingsperiode op weg naar natuurbos. Er vindt wel houtoogst plaats maar die is tijdelijk en staat ten dienste van de natuurfunctie. Men richt het beheer niet op houtoogst in de toekomst.

Veel gemeenten sturen op natuur en recreatie en doen dat kleinschalig en natuurvolgend. Zij noemen dat geïntegreerd bosbeheer, maar besteden geen aandacht aan houtproductie. Volgens de in dit onderzoek gehanteerde definitie is dat geen geïntegreerd bosbeheer. Zoals genoemd bestaat er een strikte opvatting van geïntegreerd bosbeheer waarbij men de functies op elke plek en tegelijkertijd wil integreren en optimaliseren. Daarnaast is er een minder strikte vorm waarbij men de functies wel binnen de beheerseenheid integreert, maar op verschillende plaatsen. Afhankelijk van de nagestreefde terreinkenmerken zoals grootte van de kapvlaktes, de hoeveelheid dode bomen, de oppervlakte gemengd bos etc. (de criteria uit de subsidieregeling) is er volgens de definitie van dit onderzoek dan wel of geen sprake van geïntegreerd bosbeheer. Wij pleiten ervoor dat deze discussie binnen de bosbouwsector verder wordt gevoerd, zodat ook over deze operationele aspecten van geïntegreerd bosbeheer overeenstemming wordt bereikt.