• No results found

Inleiding

Geïntegreerd bosbeheer is ruim tien jaar geleden geïntroduceerd en sindsdien zeer populair geworden. Maar wat ieder er precies onder verstaat is niet duidelijk. Zoals ook vastgesteld door andere auteurs: “het is lastig om geïntegreerd bosbeheer scherp af te bakenen. Er is min of meer een continuüm van beheersvormen van ‘vlaktegewijs’ tot ‘boomsgewijs’” (Wolf en Houtzagers, 2000). Voor een beter begrip van geïntegreerd bosbeheer en andere vormen van (kleinschalig) bosbeheer volgt hier een overzicht van definities en de belangrijkste verschillen. De verschillen tussen beheersvormen zijn belangrijk bij het interpreteren van de resultaten van onderzoek, juist omdat er bij beheerders veel verwarring blijkt te bestaan.

Geïntegreerd bosbeheer

De term geïntegreerd bosbeheer is in 1990 geïntroduceerd door Klingen en Sevenster en werd als volgt gedefinieerd: “Geïntegreerd bosbeheer is een poging om door gerichte beheersmethodieken natuur en houtproductie met elkaar in evenwicht te brengen. Het is een vorm van bosbeheer die met minimale ingrepen zoveel mogelijk gebruik maakt van wat de natuur te bieden heeft”.

Het geïntegreerde bos ziet er dan zo uit: “De bedoelde bossen zijn gemengd, bestaan voor een deel uit inheemse boomsoorten en hebben een gevarieerde vrij open structuur. Er bevindt zich een aandeel dood hout. Het beheer is extensief en de ingrepen vinden geleidelijk plaats”. (Klingen en Sevenster, 1991).

Het bos wordt benaderd als ecosysteem dat ook als zodanig in stand gehouden moet worden en vanuit het geheel van de functies die het vervult. Aanvankelijk lag de nadruk op houtproductie en natuur, geleidelijk heeft de recreatie (beleving, ‘mooier bos’) daar een grotere rol in gekregen. En uiteraard komen daar vaak andere aspecten bij, zoals landschap, cultuurhistorie, milieu en watervoorziening. Op deze manier lijkt geïntegreerd bosbeheer vooral een reactie op het tot dan gebruikelijke vlaktegewijze beheer van overwegend monoculturen. Hierbij moet worden aangetekend dat de leeftijd van het meeste Nederlandse bos ook rijp was voor nieuwe ontwikkelingen en de bosbouwpraktijk antwoorden zocht op veranderende omstandigheden, zoals toenemende recreatieve druk, toenemende druk op medegebruik vanuit de overheid en afnemende bedrijfsresultaten. Kuper (1992) stelt: “In strikte zin zou geïntegreerd bosbeheer alleen een zodanig beheer kunnen zijn waarbij meer dan één relevante functie op dezelfde plaats en tegelijkertijd structureel en substantieel tot zijn recht kan komen. Andere vormen van beheer maken echter ten onrechte gebruik van deze term.”

In “bedrijfsplanning geïntegreerd bosbeheer” (Van Raffe en Wolf, 2000) doen de auteurs in wezen dezelfde noodzakelijke aanvulling: “Geïntegreerd bosbeheer is een beheersvorm die erop is gericht de verschillende functies van het bos (….) op kleine schaal te integreren”.

Het Bosbeleidsplan (Ministerie van LNV, 1995) is vager: “…wordt bij geïntegreerd bosbeheer (en bij pro silva beheer ) aangesloten op en gebruik gemaakt van natuurlijke processen in het bos. Er worden geen handelingen uitgevoerd die in strijd zijn met deze natuurlijke processen. Doel is om het bos als ecosysteem gezond te houden en het zodanig te beheren dat het bos zijn veelzijdige functies blijvend zo goed mogelijk kan vervullen. Bij Pro Silva staat hierbij de houtproductiefunctie voorop, bij Geïntegreerd bosbeheer de andere functies”

Met als aanvulling: “De bosverjonging is in deze opvatting een geleidelijk proces. Bij verjonging staat de kleinschaligheid van de ingrepen en de bosstructuur voorop; daarentegen wordt het beheer uit efficiency overwegingen over een groot oppervlak tegelijkertijd uitgevoerd. De beheerder maakt zoveel mogelijk gebruik van natuurlijke verjonging. Selectieve dunning is de belangrijkste beheersmaatregel” (Ministerie van LNV, 1994)

Het Bosbeleidsplan stelt geïntegreerd bosbeheer en Pro Silva dus min of meer op dezelfde lijn, met als belangrijkste onderscheidend criterium de nadruk op de houtproductie.

Al (1997) vindt dat geïntegreerd bosbeheer “…… zich kenmerkt door combinaties van beheersdoelstellingen waarbij de productie van hout een vast gegeven is. Afhankelijk van de situatie worden doelstellingen voor natuur, recreatie, landschap en/of andere kwaliteiten nevengeschikt” (Al, 1997). Dat betekent dat er in zijn visie zonder houtproductie geen sprake kan zijn van geïntegreerd bosbeheer en dat er niet een vast beheersstramien te geven is. Ieder bos kent zijn eigen unieke combinatie van doelstellingen en daaraan gekoppelde beheersinspanningen.

In “Geïntegreerd Bosbeheer” (Van der Jagt et al , 2000) is het als volgt geformuleerd: “Geïntegreerd bosbeheer streeft naar een bos dat zowel voor de natuur, de recreatie als de houtproductie veel te bieden heeft. De uit te voeren beheersmaatregelen proberen integraal de functies van het bos te verbeteren of daarin een beter evenwicht te brengen. Door een actief beheer ontstaat een aantrekkelijk en naar soorten en leeftijden gemengd bos met een aanzienlijk deel inheemse boomsoorten, kwaliteitsstammen, dode bomen en een gevarieerde bosstructuur.

Afhankelijk van de situatie ter plaatse kan de nadruk per functie verschillen, maar wil er sprake zijn van geïntegreerd bosbeheer dan moeten de beheersmaatregelen alle drie de functies aansturen”.

In het boekje “De aanleg van geïntegreerde bossen” (Janssen et al, 2001) is de volgende formulering gekozen: “Geïntegreerd bos is een bos dat aantrekkelijk is voor bezoekers, ruimte biedt voor natuurontwikkeling en een basis legt voor toekomstige houtproductie. De houtproductie is vooral gericht op het produceren van (zwaar) kwaliteitshout. Om natuurwaarden zich te laten ontwikkelen moet er een substantieel aandeel inheemse soorten zijn, variatie in bosstructuur, en menging van boomsoorten. Men maakt verder gebruik van spontane processen. Voor bosbezoekers is afwisseling van belang, naast verrassing, rust en ontspanning.

De volgende terreinkenmerken zijn daarbij van belang: gevarieerde bosstructuur, mengingen van boom- en struiksoorten, inheemse soorten, open plekken, spontane bosvorming, dood hout, markante elementen, kwaliteitsstammen en bosranden”.

Het project Stimulering Geïntegreerd Bosbeheer in Gelderland maakt een duidelijke koppeling tussen de functievervulling, het na te streven bos(beeld) en de maatregelen. Geïntegreerd bosbeheer is een vorm van bosbeheer, waarbij expliciet prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling van zowel natuur- recreatie als houtproductiewaarden. Dat betekent :

Het gestructureerd en controleerbaar vertalen van deze prioriteiten in na te streven beheer- en terreinkenmerken. Hier wordt zeker gestreefd naar:

gebruik van natuurlijke verjonging

substantieel aandeel van inheemse loofboomsoorten

gevarieerde of uitsluitend kleinschalige kap

aandeel dood hout in het bos

aandeel oude dikke bomen

gevarieerde bosstructuur (zowel op niveau van de individuele boom als van de behandelingseenheid)

Het onderhouden van een cyclus waarin

Maatregelen die de na te streven beheer- en terreinkenmerken dichterbij brengen gestructureerd en controleerbaar worden uitgevoerd.

De ontwikkeling van natuur, recreatie- en productiewaarden periodiek wordt gecontroleerd

Maatregelen worden geëvalueerd op hun effectiviteit en indien nodig worden bijgesteld” (De Klein et al, 1995).

De Provincie Gelderland zegt: “Geïntegreerd bosbeheer impliceert kleinschalige kap, het zoveel mogelijk gebruik maken van natuurlijke verjonging en het streven naar een substantieel aandeel inheemse loofboomsoorten, dood hout, open plekken, dikke oude bomen en een gevarieerde bosstructuur. Beheren volgens de principes van geïntegreerd bosbeheer is een bewuste keuze voor het inleveren van een deel van de houtproductie ten gunste van de natuurfunctie. (website provincie Gelderland, 2000).

Pro Silva en de Arbeitsgemeinschaft Naturgemässe Waldwirtschaft

Pro Silva en de Arbeitsgemeinschaft Naturgemässe Waldwirtschaft (ANW) laten zich vooral leiden door de houtproductiefunctie; de andere functies zijn secundair. Pro Silva, ANW en geïntegreerd bosbeheer hebben met elkaar gemeen dat ze uitgaan van de permanente aanwezigheid van bos waaruit duurzaam producten onttrokken kunnen worden (o.a. Kuper, 1992). Het grootste verschil ligt in de nadruk op de functies. Wanneer er bij Pro Silva veel aandacht is voor de natuurfunctie en deze structureel en substantieel tot zijn recht komt is er sprake van integratie van functies zoals geïntegreerd bosbeheer bedoelt.

In de Nederlandse praktijk wordt de term Pro Silva steeds vaker gebruikt wanneer ook recreatie en natuur onderdeel zijn van de doelstelling. Het verschil met geïntegreerd bosbeheer is daarmee geleidelijk verdwenen (Wolf en Houtzagers, 2000).

Natuurtechnisch bosbeheer

Bij natuurtechnisch bosbeheer kiest de beheerder éénduidig en compromisloos voor de doelstelling natuur (Al, 1997). De beheerder kan vervolgens maatregelen nemen om vanuit de bestaande situatie zo snel mogelijk tot het gewenste doel te komen. In deze definitie grijpt men in de bestaande situatie in met het doel om het bos uiteindelijk natuurlijk te beheren en dan niets meer te doen.

Volgens Londo richt natuurtechnisch bosbeheer zich op handhaving dan wel vergroting van de natuurwaarde van bossen. In bossen met het accent op natuur houdt het in dat mogelijkheden voor een optimale ontwikkeling worden geschapen, in bossen met meervoudige doelstelling is het doel om de negatieve effecten van houtproductie en recreatie op de levensgemeenschappen zoveel mogelijk te beperken en richtlijnen te geven waardoor de natuurwaarde vergroot kan worden (Londo, 1991).

In de definitie van Londo geldt voor bossen met accent natuur hetzelfde als bij Al, maar in de bossen met meervoudige doelstelling is er weinig verschil meer met geïntegreerd bosbeheer. Bij natuurtechnisch bosbeheer zal zeker op de lange termijn meer hout worden opgeofferd ten gunste van natuurdoelstellingen.

Natuurbosbeheer

Het bos wordt zoveel mogelijk aan zichzelf overgelaten en wordt als natuur beheerd, zonder ingrepen. Wel zijn externe maatregelen mogelijk om de negatieve effecten van bijv. verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan.

Bij natuurbosbeheer gaat men evenals bij geïntegreerd bosbeheer uit van het totale ecosysteem. Verschil met geïntegreerd bosbeheer is dat er geen ingrepen plaats vinden (geen oogst), dat er geen geïntroduceerde soorten voorkomen en dat er (waarschijnlijk) meer dood hout is. Bij geïntegreerd bosbeheer wordt als het ware de climaxvegetatie af en toe “teruggezet” (bijvoorbeeld voor de oogst van hout of het creëren van meer variatie). Concluderend

De principiële keuze waarbij het bos als permanent aanwezig ecosysteem wordt benaderd en niet als een gewas dat periodiek wordt gekapt, is bij alle onderzochte auteurs aanwezig. Deze keuze heeft consequenties voor de beheersmaatregelen en terreinkenmerken. Het schaalniveau wordt maar in enkele gevallen concreet ingevuld, meestal praat men over ‘kleinschalig’.

Geïntegreerd bosbeheer op doelstellingenniveau

Uit alle definities voor geïntegreerd bosbeheer blijkt - niet verwonderlijk gezien de

terminologie - dat de integratie van functies essentieel is. Dat veronderstelt dus ten minste twee functies. Geïntegreerd bosbeheer betekent op doelstellingenniveau dat de beheerder in ieder geval twee functies van het bos wil optimaliseren, aangevuld met eventueel andere functies.

Voor een aantal beheerders ligt de combinatie hout met natuur (aangevuld met recreatie) het meest voor de hand, voor een gemeentelijke bosbeheerder de combinatie recreatie en natuur. Omdat geïntegreerd bosbeheer vooral uit het vroegere multifunctionele bosbeheer is voortgekomen, waarin de productie van hout hoofddoel was, bestaat bij sommige auteurs de neiging om alle beheer waarbij geen hout wordt geoogst uit te sluiten van het gebruik van de term geïntegreerd bosbeheer.

Vanwege de veelheid aan termen die voor kleinschalig bosbeheer bestaan pleiten we er voor, in navolging van Van der Jagt et al (2000) om de term geïntegreerd bosbeheer te reserveren voor die vormen van beheer waarin houtproductie, natuur en recreatie/beleving integraal worden aangestuurd.

Terreinkenmerken en maatregelen

De natuurwaarden worden vooral ingevuld met terreinkenmerken als: dood hout, variatie in bosstructuur, dikke, oude bomen, open plekken, menging, aandeel inheemse soorten. Impliciet wordt er daarbij vanuit gegaan dat deze terreinkenmerken leiden tot hogere natuurwaarden. Voor de houtproductie richt geïntegreerd bosbeheer zich vooral op het telen van (zwaar) kwaliteitshout. Terreinkenmerk: dikke bomen met goede takvrije stammen die de ruimte hebben om door te groeien.

Sturen op de recreatiefunctie blijkt in de praktijk vooral te worden ingevuld door

openstelling en creëren van voorzieningen (paden, picknickplekken en prullenbakken). Of en hoe de recreatiefunctie wordt gediend met bosbeheersmaatregelen is onderwerp van discussie.

Schaalniveau

Een vraag die nog niet beantwoord is, is de vraag of geïntegreerd bosbeheer op

opstandsniveau of op bedrijfsniveau moet worden beoordeeld. Wanneer het op het niveau van bosbedrijf of beheerseenheid wordt beoordeeld, bij welke grootte van de

onderscheiden delen praten we dan nog over geïntegreerd bosbeheer en wanneer bijvoorbeeld over een aaneenschakeling van percelen monoculturen?

Omdat geïntegreerd bosbeheer uitgaat van ongelijkjarigheid, menging, gelaagdheid enz. en de boomsgewijze benadering individuele mengingen impliceert, sluit dat gelijkjarige monocultures uit. Wel kunnen er op het moment dat een beheerder begint met

geïntegreerd bosbeheer stukken monoculture zijn, maar dan moeten doel en maatregelen duidelijk gericht zijn op omvorming naar een gemengd, ongelijkjarig bos, met een deel inheemse soorten. De subsidieregeling Natuurbeheer geeft richtlijnen voor het ‘bos met verhoogde natuurwaarde’ voor maximale grootte van kapvlakte en oppervlaktes van één soort en/of uitheemse soorten.

Planmatigheid

De samenhang tussen doelstellingen (functies), maatregelen en middelen begint met de keuze van de beheerder voor de doelstellingen en functies van het terrein (meestal gestuurd door overwegend financiële mogelijkheden). Bij geïntegreerd bosbeheer maakt de

beheerder ook de principiële keuze om het bos als ecosysteem te beheren. (“continuous cover”-bosbeheer). Dat heeft vergaande gevolgen voor het beheer.

Omdat bij geïntegreerd bosbeheer niet op één maar op meerdere functies tegelijkertijd wordt gestuurd is de planning aanzienlijk complexer dan de planning van vlaktegewijs beheer. Het belang van een goede planningsmethode is daarmee groter (zie ook Van Raffe et al, 2000)