• No results found

Analyse uitvoering geïntegreerd bosbeheer : resultaten van een onderzoek naar de praktijk van geïntegreerd bosbeheer in Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Analyse uitvoering geïntegreerd bosbeheer : resultaten van een onderzoek naar de praktijk van geïntegreerd bosbeheer in Nederland"

Copied!
88
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)Analyse Uitvoering Geïntegreerd Bosbeheer Resultaten van een onderzoek naar de praktijk van geïntegreerd bosbeheer in Nederland. H. van Blitterswijk C.J.M. van Vliet R. Schulting. Alterra-rapport 242 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2001.

(2) REFERAAT H. van Blitterswijk, C.J.M. van Vliet en R. Schulting, 2001. Analyse uitvoering Geïntegreerd Bosbeheer; Resultaten van een onderzoek naar de praktijk van geïntegreerd bosbeheer in Nederland. Wageningen, Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte. Alterra-rapport 242. 90 blz., 42 fig.; 6 tab.; 58 ref. Dit rapport beschrijft de resultaten van een onderzoek onder Nederlandse bosbeheerders naar de invoering en toepassing van geïntegreerd bosbeheer. Het onderzoek is representatief voor het gehele Nederlandse bos voor bezittingen groter dan 5 ha. De resultaten laten zien dat beheerders positief staan tegenover geïntegreerd bosbeheer en dat ze het beschouwen als beheersvorm voor de lange termijn. In de praktijk worden op ruime schaal de beheersmaatregelen gebruikt die passen bij geïntegreerd bosbeheer. Er is echter nog weinig sprake van een systematische toepassing van geïntegreerd bosbeheer als doelgerichte beheersvorm. De geslaagde introductie van het begrip biedt goede perspectieven voor versterking van de uitvoeringspraktijk. De overheid kan dit proces stimuleren en faciliteren met doelgerichte maatregelen. Trefwoorden: bosbeleid, geïntegreerd bosbeheer, bosonderzoek, kleinschalig bosbeheer, bosbeheersmethoden. ISSN 1566-7197. Dit rapport kunt u bestellen door NLG 40,00 (€ 18,-) over te maken op banknummer 36 70 54 612 ten name van Alterra, Wageningen, onder vermelding van Alterra-rapport 242. Dit bedrag is inclusief BTW en verzendkosten.. © 2001 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Postbus 47, NL-6700 AA Wageningen. Tel.: (0317) 474700; fax: (0317) 419000; e-mail: postkamer@alterra.wag-ur.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Alterra. Alterra aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit het gebruik van de resultaten van dit onderzoek of de toepassing van de adviezen. Alterra is de fusie tussen het Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek (IBN) en het Staring Centrum, Instituut voor Onderzoek van het Landelijk Gebied (SC). De fusie is ingegaan op 1 januari 2000. Projectnummer 381-11041. [Alterra-rapport 242/HM/07-2001].

(3) Inhoud Woord vooraf. 7. Samenvatting. 9. 1. Inleiding 1.1 Achtergronden van het onderzoek 1.2 Doel van het onderzoek 1.3 Dit rapport. 11 11 13 14. 2. Onderzoeksopzet 2.1 Algemeen 2.2 Schriftelijke enquête 2.3 Bosbezoeken en interviews 2.4 Verwerking en analyse van enquêtegegevens. 15 15 15 17 18. 3. Resultaten van de schriftelijke enquête 3.1 Algemeen 3.2 Respons en representativiteit 3.3 Achtergronden van de respondenten 3.4 Uitvoeringsaspecten van geïntegreerd bosbeheer 3.4.1 Toepassing geïntegreerd bosbeheer 3.4.2 Kenmerken van geïntegreerd bosbeheer 3.4.3 Doelstellingen van geïntegreerd bosbeheer 3.4.4 Effecten op de productiefunctie 3.4.5 Effecten op de recreatiefunctie 3.4.6 Effecten op de natuurfunctie 3.4.7 Effecten op bedrijfsniveau 3.4.8 Geïntegreerd bosbeheer als modegril? 3.5 Positieve en negatieve punten van geïntegreerd bosbeheer 3.6 Relatie met overheidsbeleid 3.7 De rol van de bosgroepen. 21 21 21 22 23 23 25 26 27 32 35 39 42 42 43 46. 4. Resultaten interviews en bosbezoeken 4.1 Algemeen 4.2 Alle beheerders 4.3 Natuurbeschermingsorganisaties 4.4 Gemeenten 4.5 Particuliere beheerders 4.6 Staatsbosbeheer 4.7 Overige beheerders. 47 47 47 48 49 49 50 51. 5. Discussie 5.1 Inleiding 5.2 Definitie, afbakening en schaal 5.3 Autonome ontwikkelingen 5.4 Verschillen tussen beheerders. 53 53 53 55 56.

(4) 6. 5.5 Financiën 5.6 Functievervulling. 56 57. Conclusies en aanbevelingen 6.1 Algemeen 6.2 Vormen van geïntegreerd bosbeheer 6.3 Effecten op het bos en het bosbedrijf 6.4 Gevolgen voor kosten en opbrengsten van het bosbedrijf 6.5 Sterke en zwakke punten van geïntegreerd bosbeheer 6.6 Realisatie overheidsdoelstellingen 6.7 Aanbevelingen. 59 59 59 60 62 62 63 64. Literatuur. 67. Bijlagen 1 Begeleidingsgroep van het onderzoek 2 Geïnterviewde bosbeheerders 3 Begripsvorming Geïntegreerd bosbeheer 4 Enquête Uitvoering Geïntegreerd Bosbeheer 5 Invulformulier voor interview en bosbezoek. 71 72 73 78 88. Illustratie 1: Gevarieerde bosstructuur is een belangrijk kenmerk van geïntegreerd bosbeheer.

(5) Woord vooraf. Het onderzoek naar de praktijk van geïntegreerd bosbeheer in Nederland is uitgevoerd door Alterra in het kader van het Programma Bosonderzoek van de Directie Wetenschap en Kennisoverdracht van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Aan het onderzoek hebben ook R. Schulting (onderzoeker) en P. de Pous (studentassistent) meegewerkt van de leerstoelgroep Bosbeleid en Bosbeheer van Wageningen Universiteit. De onderzoekers zijn veel dank verschuldigd aan de leden van de begeleidingsgroep, te weten de heren J.L. van der Jagt (EC-LNV), R.M.W.J. Nas (Bosschap), F.W. van Tuyll van Serooskerken (Staatsbosbeheer), P.B. Stouten (Bosgroep Noord Nederland) en J. Gierveld (Landgoed Twickel). Zij hebben het onderzoek mede richting gegeven en de onderzoekers steeds gestimuleerd om tot heldere en gezaghebbende uitspraken te komen. Met name dankzij de grote bereidheid van de Nederlandse boseigenaren om aan het onderzoek mee te werken zijn er nu veel gegevens beschikbaar over de praktijk van het Nederlandse bosbeheer in het algemeen en geïntegreerd bosbeheer in het bijzonder. Hun medewerking is van onschatbare waarde geweest en wij zijn hen daarvoor zeer erkentelijk. Vele anderen hebben eveneens hun steentje bijgedragen aan het welslagen van dit onderzoek met commentaren, adviezen en organisatorische ondersteuning. Hartelijk dank daarvoor. Wij hopen dat het onderzoek ertoe zal bijdragen dat het nieuwe elan dat wij rondom geïntegreerd bosbeheer constateren van blijvende aard zal zijn. Daardoor zal het bos niet alleen beter tegemoet komen aan de wensen van zowel beleid als gebruikers maar ook aan die van bosbeheerders en boseigenaren zelf. Als zij met voldoening naar hun bos kijken, dan biedt dat goede perspectieven voor de toekomst. C.J.M. van Vliet. Alterra-rapport 242. 7.

(6) Illustratie 2: Aanplant van beuk op een open plek tussen naaldhout. 8. Alterra-rapport 242.

(7) Samenvatting. Dit rapport beschrijft de stand van zaken bij de uitvoering van geïntegreerd bosbeheer in Nederland. Doel van het onderzoek is om zowel een beschrijving als een beoordeling te geven van deze vorm van bosbeheer. De onderzoeksvragen richten zich op de verschillende vormen van geïntegreerd bosbeheer, op de zwakke en sterke punten ervan en op de effecten die ze hebben op het bos, de beheerder en het bosbedrijf. Bovendien wordt een verband gelegd tussen de functievervulling van het bos en het overheidsbeleid. Het onderzoek is uitgevoerd in fasen: een literatuuronderzoek, schriftelijke enquêtes onder bosbeheerders, interviews en bosbezoeken bij een deel van de beheerders. Door het grote aantal respondenten geeft het onderzoek een beeld dat representatief is voor Nederland voor bosbezit van meer dan 5 hectare. Hieruit komen de volgende discussiepunten en conclusies duidelijk naar voren. Over de laatste tien jaar valt een aantal veranderingen waar te nemen in het Nederlandse bos en in het bosbeheer. De invoering van geïntegreerd bosbeheer (en/of andere kleinschalige beheersmethoden) loopt parallel met andere ontwikkelingen in het bosbeheer (ouder worden van het bos, wegvallen van de subsidies voor herplant). Daardoor is het moeilijk vast te stellen welke veranderingen daadwerkelijk zijn veroorzaakt door de omschakeling naar geïntegreerd bosbeheer. Bovendien is de invoering van geïntegreerd bosbeheer in veel gevallen nog maar kort geleden waardoor veranderingen (bijvoorbeeld in houtkwaliteit) niet onomstotelijk kunnen worden vastgesteld. In totaal hebben 413 respondenten aan het onderzoek deelgenomen. Tweederde van hen vindt dat men geïntegreerd bosbeheer uitvoert en eenderde noemt zijn/haar beheersvorm anders. Beheerders noemen als belangrijkste karakteristieken van geïntegreerd bosbeheer: het samengaan van functies en het sturen in natuurlijke processen. Als belangrijkste terreinkenmerken noemt men: gevarieerde bosstructuur, variatie in bossamenstelling en de aanwezigheid van (meer) dood hout. Men weet in theorie waar het bij geïntegreerd bosbeheer om gaat. Om te kunnen vaststellen in hoeverre geïntegreerd bosbeheer daadwerkelijk wordt uitgevoerd is er in dit onderzoek voor gekozen om de uitkomsten naast de definitie van geïntegreerd bosbeheer te plaatsen zoals gebruikt door Van der Jagt et al (2000). Daaruit blijkt dat er in de praktijk sprake is van veel verschillende vormen van geïntegreerd bosbeheer. De meeste beheerders noemen het eigen beheer geïntegreerd. Zij benaderen het bos wel als ecosysteem, werken kleinschalig, maken gebruik van natuurlijke processen en hebben oog voor variatie in het bos. Er is echter meestal geen sprake van een systematische toepassing van geïntegreerd bosbeheer als beheersvorm, waarbij een doel of streefbeeld wordt gesteld als toetsingskader voor de beheersbeslissingen. Bovendien valt op dat de houtproductiefunctie weinig aandacht krijgt. De conclusie is dan ook dat geïntegreerd. Alterra-rapport 242. 9.

(8) bosbeheer volgens de in dit onderzoek gebruikte definitie nog weinig in praktijk wordt gebracht. De beheerders zelf geven een veel ruimere invulling aan het begrip. De kleinschalige natuurvolgende aanpak komt duidelijk tot uiting in het bosbeheer. De grootste veranderingen in het beheer hebben zich voorgedaan in de kap en in de manier waarop men het bos verjongt. De vlaktegewijze kap is sterk teruggelopen en het onderscheid tussen eindkap en dunning is grotendeels verdwenen. Er wordt over de hele linie meer gebruik gemaakt van natuurlijke verjonging. Het Nederlandse bos krijgt meer structuurvariatie, meer dood hout en meer inheemse boom- en struiksoorten. De reactie van bezoekers op het veranderende beheer kan volgens de beheerders sterk uiteen lopen. Zelf vinden ze dat de belevingswaarde van hun bos duidelijk is toegenomen. Zij zijn ook vrij unaniem van mening dat er nu meer natuur is dan er was in het traditionele vlaktegewijs beheerde bos met overwegend monocultures. Over de hele linie is een verschuiving te constateren van houtproductie naar meer natuur. De exploitatie van het bos is duidelijk moeilijker geworden. Eigenaren en beheerders missen een stuk deskundigheid bij uitvoerend personeel en hebben ook zelf behoefte aan meer kennis en informatie over geïntegreerd bosbeheer. Of geïntegreerd bosbeheer duurder of goedkoper is dan andere beheersvormen kon niet worden vastgesteld. De kleinere bedrijven zijn duidelijk negatiever gestemd over de financiële resultaten dan de grote. Het merendeel van de beheerders staat positief en open tegenover geïntegreerd bosbeheer en ziet het niet als modegril, maar als een beheersvorm voor de lange termijn. Men vindt geïntegreerd bosbeheer een uitdagende en aansprekende nieuwe beheersvorm. De introductie van het begrip is dus goed geslaagd. De interpretatie van het begrip en de invulling in de praktijk lopen echter nog sterk uiteen. Geïntegreerd bosbeheer draagt wel bij aan het bereiken van de overheidsdoelen, met name wat betreft natuurwaarden en belevingswaarde van het bos. Op basis van deze conclusies worden aan de overheid de volgende aanbevelingen gedaan om de praktijk van geïntegreerd bosbeheer te versterken: • Gebruik de positieve houding in de sector om verdere verbeteringen te realiseren. • Geef een krachtige ondersteuning aan de kennisoverdracht ten behoeve van geïntegreerd bosbeheer. • Maak gebruik van de Bosgroepen voor voorlichting en advies aan particuliere en gemeentelijke eigenaren. • Bevorder de professionele bedrijsmatige toepassing van geïntegreerd bosbeheer ook via het onderwijsveld. • Blijf investeren in kennisontwikkeling voor concrete onderwerpen waar behoefte aan bestaat. • Blijf de toepassing en effecten van geïntegreerd bosbeheer volgen en onderzoek opnieuw na 5 jaar de stand van zaken.. 10. Alterra-rapport 242.

(9) 1. Inleiding. 1.1. Achtergronden van het onderzoek. Onder bosbeheerders in Nederland is een toenemende belangstelling te constateren voor natuur in het bos. Geleidelijk sluit men in het bosbeheer meer aan bij natuurlijke processen en komen er meer natuurwaarden tot ontwikkeling. Dat hangt enerzijds samen met de leeftijd die veel bossen inmiddels hebben bereikt, anderzijds met gewijzigde beheersmethoden, zoals geïntegreerd bosbeheer. Tegelijkertijd wordt het bos ook steeds intensiever gebruikt. Het wordt bezocht door uiteenlopende groepen, die allemaal hun eigen wensen hebben: wandelaars, sporters, fietsers, mountainbikers en ruiters. Zij zoeken rust, natuur beschutting, afwisseling, inspiratie of avontuur, al naar gelang de situatie. Deze veranderingen creëerden zowel bij beleids- als bij beheersinstanties de behoefte aan een inventarisatie van de uitvoeringspraktijk van geïntegreerd bosbeheer. De Nederlandse overheid wil dat het Nederlandse bos in de toekomst beter tegemoet komt aan al deze wensen en behoeften van de samenleving en vindt dat geïntegreerd bosbeheer een belangrijke bijdrage kan leveren aan het realiseren van deze doelstelling: meer natuur in het bos, voldoende ruimte voor recreatie en de mogelijkheid van houtproductie (Bosbeleidsplan, 1994, Natuur voor mensen, 2000). Provinciale overheden spelen hierop in door stimulerings- en bijdrageregelingen, door voorlichting en door het flexibel toepassen van de Boswet. Concreet betekent het rijksbeleid voor de houtproductie dat men ernaar streeft in het jaar 2020 in 70% van het Nederlandse bosareaal condities te waarborgen die houtoogst mogelijk maken op het gemiddelde niveau van 1995-2000 ( “Natuur voor mensen, mensen voor natuur”, LNV 2000). Daarbij probeert men de kwaliteit van het geoogste hout te verbeteren en beheerders te ondersteunen met voorlichting en onderzoek, gericht op doelmatige combinaties van natuurbeheer en houtproductie. De Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 is een belangrijk instrument bij de realisatie van de hiervoor geschetste doelen van het bosbeleid; in deze regeling worden vier doeltypen bos aangeduid: • Basispakket Bos • Omvormingspakket met verhoogde natuurwaarde • Pluspakket bos met verhoogde natuurwaarde • Natuurbos Het karakter van de regeling, die voortkomt uit het Programma Beheer, is resultaatgericht; men stimuleert het denken in doelen en middelen om concrete resultaten te bereiken. Deze resultaten zijn geformuleerd als te bereiken terreinkenmerken en deze weerspiegelen de gekozen functievervulling. Bossen hebben altijd al vele functies vervuld, maar niet altijd was die multifunctionaliteit ook uitgangspunt voor het te voeren beheer. Het bosbeheer was jaren mono- of multifunctioneel, maar er was geen geïntegreerde functievervulling op kleine schaal. Enkele jaren geleden heeft Alterra een onderzoek uitgevoerd met scenariovergelijkingen naar de bedrijfseconomische consequenties en functievervulling van kleinschalig bosbeheer. Alterra-rapport 242. 11.

(10) (Wieman en Hekhuis, 1996) en middels een enquête naar de verwachting en knelpunten van kleinschalig bosbeheer (Bussink, Wieman en Olsthoorn, 1997). Geïntegreerd bosbeheer wordt in deze publicaties tot kleinschalig bosbeheer gerekend. In het huidige onderzoek gaat het niet zozeer om verwachtingen maar om een praktijkinventarisatie van de stand van zaken door middel van enquêtes en interviews. Op interessante punten worden vergelijkingen gemaakt met het eerdere onderzoek. Om respondenten aan te moedigen om met hun eigen invulling van geïntegreerd bosbeheer te komen is voor de enquête gebruik gemaakt van een eenvoudige, korte werkdefinitie. Deze definitie geeft wel de essentie aan, maar stuurt respondenten niet in hun beschrijving van de inhoud van geïntegreerd bosbeheer. Deze werkdefinitie luidde: “Geïntegreerd Bosbeheer is een beheersvorm die gericht is op het optimaal samengaan van de functies houtproductie, én natuur én recreatie”. Met het recente verschijnen van “Geïntegreerd Bosbeheer, praktijk, voorbeelden en achtergronden” (Van der Jagt et al, 2000) is een meer specifieke definitie vastgesteld voor geïntegreerd bosbeheer: Geïntegreerd bosbeheer is er op gericht om in een bos zowel natuur, bosbeleving als houtproductie tot hun recht te laten komen. De beheersmaatregelen sluiten zoveel mogelijk aan op spontane processen en zijn bedoeld om de functies van het bos integraal te verbeteren of daarin een beter evenwicht te brengen. Door een actief beheer ontstaat een aantrekkelijk en naar soorten en leeftijden gemengd bos. Het bos heeft een aanzienlijk deel inheemse boomsoorten, kwaliteitsstammen, dode bomen en een gevarieerde bosstructuur. Uit deze definitie blijkt dat meerdere doelen belangrijk zijn. Zowel de houtproductie, de natuur als de recreatie krijgen een plek. Dat gebeurt niet vanzelf, maar door een actief beheer te voeren. Steeds moet worden vastgesteld welke maatregelen nodig zijn om de drie functies, eventueel met wisselende nadruk, tot hun recht te laten komen. Uit bedrijfskundig oogpunt moet er ook sprake zijn van een doelgerichte, planmatige aanpak Onderzoek op dit gebied door Alterra (o.a. Van Raffe en Wolf, 2000) laat duidelijk zien dat voor een bedrijfsmatige aanpak een goede planningsmethodiek onontbeerlijk is. De planning van het beheer van bossen is complex en wordt des te complexer wanneer het bos verschillende functies tegelijkertijd moet vervullen, zoals bij geïntegreerd bosbeheer het geval is. Wanneer men de keuze voor een bepaalde functiecombinatie heeft gemaakt, moet dat worden vertaald in terreindoelen (terreinkenmerken). Dit is ook waar de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 op stuurt. Om die terreindoelen te kunnen realiseren moet men de juiste beheersmaatregelen inzetten. Alleen dan bereikt men de gewenste bosbeelden en karakteristieken. Afhankelijk van de uitgangssituatie kan dat wel een aantal jaren duren, want rigoureuze maatregelen om een bos snel om te vormen passen niet bij het natuurvolgende karakter van geïntegreerd bosbeheer. Een schematisch overzicht van de geschetste planningssystematiek is weergegeven in de onderstaande figuur.. 12. Alterra-rapport 242.

(11) Missie. Functies 30 jaar. Productdoelen 30 jaar. Terreindoelen 5 jaar. Criteria 5 jaar. Middelen. Maatregelen. 1 jaar. 1 jaar. Figuur 1 Schematisch overzicht van de planningssystematiek (Van Raffe en Wolf, 2000). Het is zeker nodig om met gevoel en ‘met het bos’ te beheren (de beheerder dient immers gebruik te maken van spontane ontwikkelingen in het bos en daarop in te spelen), maar ook samenhang tussen de verschillende stappen in de planning is belangrijk.. 1.2. Doel van het onderzoek. Het hoofddoel van het onderzoek is om te komen tot een beschrijving en beoordeling van de uitvoering van geïntegreerd bosbeheer in Nederland: • Hoe wordt geïntegreerd bosbeheer uitgevoerd? • Wat is het effect van geïntegreerd bosbeheer op het bos en op het bosbedrijf? • Welke opvattingen hebben bosbeheerders over geïntegreerd bosbeheer? Een tweede belangrijk doel is om vast te stellen in hoeverre deze uitvoeringspraktijk overeenstemt met wat de rijksoverheid voor ogen heeft met geïntegreerd bosbeheer en daarmee samenhangend- of de praktijk van het beheer inderdaad zal leiden tot het gewenste en bedoelde bos. Deze doelstellingen leiden tot de volgende onderzoeksvragen: 1. Welke vormen van geïntegreerd bosbeheer zijn er en hoe worden die ingevuld? (uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en beheerderscategorie) 2. Wat zijn de effecten van geïntegreerd bosbeheer op het bos? (uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en beheerderscategorie) 3. Wat zijn de effecten van geïntegreerd bosbeheer op het bosbedrijf? (uitgesplitst naar bedrijfsgrootte en beheerderscategorie) 4. Welke gevolgen heeft geïntegreerd bosbeheer voor de kosten en opbrengsten van het bosbedrijf, zowel op opstands- als bedrijfsniveau? 5. Waar zitten sterke en zwakke punten bij (verschillende vormen van) geïntegreerd bosbeheer (in relatie tot het bos, de eigenaar en het beleid)? 6. In hoeverre worden beleidsdoelstellingen van het overheidsbeleid gerealiseerd?. Alterra-rapport 242. 13.

(12) 1.3. Dit rapport. Dit rapport toont de stand van zaken met betrekking tot geïntegreerd bosbeheer en laat zien in hoeverre de beleidsdoelstellingen van Rijk en Provincies voor het bosbeheer zijn gerealiseerd. Hoofdstuk 2 beschrijft de opzet van het onderzoek, het vaststellen van de steekproefgrootte en de respons op de enquête. In hoofdstukken 3 en 4 worden de resultaten van de enquête, de interviews en de bosbezoeken besproken en komen veranderingen aan bod die zich in het bosbeheer hebben voorgedaan. Hoofdstuk 5 bevat de discussie en in hoofdstuk 6 komen de belangrijkste conclusies en aanbevelingen aan bod. In de bijlagen vindt u de samenstelling van de begeleidingsgroep (bijlage 1), de lijst van geïnterviewde bosbeheerders (bijlage 2), achtergrondinformatie over verschillende vormen van kleinschalig bosbeheer (bijlage 3), het formulier voor de schriftelijke enquête (bijlage 4) en de checklist voor de veldinterviews (bijlage 5).. Illustratie 3: Dikke omgezaagde stammen die in het bos blijven liggen lokken uiteenlopende reacties uit. 14. Alterra-rapport 242.

(13) 2. Onderzoeksopzet. 2.1. Algemeen. Om een goed overzicht van geïntegreerd bosbeheer in het gehele land te krijgen was het nodig grote aantallen beheerders en eigenaren te ondervragen. Aangezien het niet mogelijk was om een representatieve groep beheerders persoonlijk te interviewen is gekozen voor een schriftelijke enquête. In eerste instantie is aan de beheerders zelf gevraagd of zij vinden dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Vervolgens is gevraagd wat dat voor hen inhoudt en hoe ze dat toepassen. In de interviews hebben de onderzoekers vervolgens vastgesteld of er sprake is van geïntegreerd bosbeheer op het niveau van doelstellingen, maatregelen en terreinkenmerken, inclusief planmatigheid. Daarna zijn de resultaten van enquêtes en interviews vergeleken met de definitie van geïntegreerd bosbeheer zoals die is vastgesteld in het boek “Geïntegreerd Bosbeheer” (Van der Jagt et al, 2000).. 2.2. Schriftelijke enquête. De schriftelijke enquête is uitgevoerd in een aantal stappen: • Verkenning Met de beschikbare literatuur is vastgesteld wat onder geïntegreerd bosbeheer wordt verstaan en welke ontwikkelingen zich hebben voor gedaan in definities en praktische invulling. De uitkomsten hiervan zijn richtinggevend geweest bij het opstellen van de schriftelijke enquête. • Enquête Eerst is een proefenquête binnen Alterra aan een enquêtedeskundige voorgelegd en vervolgens aan enkele beheerders en andere bosbouwkundigen. De ontvangen reacties zijn verwerkt in de definitieve versie (zie bijlage 4). De enquête is aan 933 beheerders gestuurd. Na een maand is een herinnering verzonden, die de totale respons nog aanzienlijk heeft verhoogd. • Onderzoekspopulatie en steekproefgrootte De totale onderzoekspopulatie omvat alle boseigenaren in Nederland met meer dan 5 ha bos: 1900 eigenaren met samen ca. 270.000 ha bos. Hieruit is een steekproef genomen die naar bosoppervlakte en eigendomscategorie is gestratificeerd, omdat verwacht mocht worden dat een aantal aspecten van het beheer te maken heeft met de grootte van het bosbezit en de eigendomssituatie. Hoewel boseigenaren met minder dan 5 ha bos een belangrijke groep vormen (samen ca. 65.000 ha bos) konden ze niet worden geënquêteerd, omdat van hen geen landelijke gegevens beschikbaar zijn. Omdat we vooral geïnteresseerd waren in de beheerspraktijk, zijn bij de terreinbeherende organisaties en gemeenten de beheerders aangeschreven. De indeling in categorieën is gebaseerd op het adressenbestand van het Bosschap. Met het overzicht van alle categorieën eigenaren, verdeeld in oppervlakteklassen (zie Tabel 1), is vastgesteld hoeveel enquêtes per groep moesten worden verstuurd om een betrouwbaar. Alterra-rapport 242. 15.

(14) resultaat te krijgen. Statistisch gezien is 10% van het aantal beheerders in een categorie voldoende om betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Daarbij moest ook rekening worden gehouden met het te verwachten responspercentage. In de grotere oppervlakteklassen hebben alle beheerders een enquête ontvangen. Bij de groepen particulieren tot 250 ha en bij gemeenten van 5-25 ha is sprake van een steekproef. Met uitzondering van de categorie "particulieren 5-25 ha", zijn de resultaten van dit onderzoek representatief voor alle categorieën. Staatsbosbeheer Na telefonisch overleg met enkele medewerkers van Staatsbosbeheer is hier gekozen voor het niveau van de opzichters, omdat zij het meest direct zicht hebben op de praktische kanten van het beheer. Alle opzichters hebben een enquête ontvangen; de districtshoofden zijn geïnformeerd over het onderzoek. De namen en adressen zijn afkomstig uit de “wegwijzer” die Staatsbosbeheer ter beschikking stelde. Enkele districtshoofden hebben de enquête ook ingevuld teruggestuurd, maar omdat hier niet om was gevraagd, zijn deze niet meegenomen in de verwerking. Natuurmonumenten Na telefonisch overleg heeft Natuurmonumenten aan Alterra de namen en adressen van 17 beheerders verstrekt. Het zijn allen opzichters die “een flinke oppervlakte bos beheren”. Deze opzichters zijn allen schriftelijk geënquêteerd en de regiohoofden zijn over het onderzoek geïnformeerd. Provinciale landschappen De provinciale landschappen hebben telefonisch de namen en adressen van hun terreinbeheerders verstrekt. Alle veertig beheerders hebben de schriftelijke enquête ontvangen. De hoofden terreinbeheer zijn geïnformeerd over het onderzoek. Gemeenten Van de gemeenten met een oppervlakte bos boven 25 ha zijn allen geënquêteerd (de beheerders). Van de gemeenten met minder dan 25 ha is uit de adressenlijst elk tweede adres genomen. Uit de reacties bleek dat veel van de benaderde gemeenten echter niet over aaneengesloten bospercelen beschikken, maar dat ze zijn opgenomen in een bepaalde oppervlakteklasse omdat hun laanbeplanting omgerekend wordt tot een aantal hectaren. Particulieren Bij de particulieren zijn alle beheerders met meer dan 250 ha geënquêteerd. In de klassen 100-250 ha en 51-100 ha is elk tweede adres aangeschreven, in de klasse 25-50 ha elk derde adres en in de klasse 5-25 ha elk zesde adres. Stichtingen, verenigingen, waterschappen etc. De stichtingen, verenigingen, waterleidingmaatschappijen en waterschappen zijn allen geënquêteerd.. 16. Alterra-rapport 242.

(15) Tabel 1 Onderzoekspopulatie, steekproefgrootte en respons Aantal beheerders per categorie. Verzonden enquêtes. Retour ontvangen. 915 182 117 71 24 12. 146 61 58 36 24 12. 45 21 21 16 11 5. 114 43 50 52 29 21. 57 43 50 52 29 21. 24 27 24 34 23 16. 72 22 11 10 1 7. 72 22 11 10 1 7. 27 9 2 6 1 2. 88. 88. 47. 17. 17. 8. 40. 40. 20. 22. 22. 16. 11. 11. 7. 18. 18. 9. 14. 14. 9. 11. 11. 6. 933. 436. Particulieren 5-25 ha 25-50 ha 50 – 100 ha 100 – 250 ha 250 – 500 ha > 500 ha Gemeenten 5-25 ha 25-50 ha 50 – 100 ha 100 – 250 ha 250 – 500 ha > 500 ha Stichtingen 5-25 ha 25-50 ha 50 – 100 ha 100 – 250 ha 250 – 500 ha > 500 ha Staatsbosbeheer Opzichters Natuurmonumenten Opzichters/beheerders Provinciale Landschappen Opzichters beheerders Verenigingen Alle categorieën Waterschappen Alle categorieën Recreatieschappen Alle categorieën Waterleidingmaatschappijen Alle categorieën Rijk (overig, zonder SBB) Alle categorieën Totaal. 2.3. Bosbezoeken en interviews. Omdat de schriftelijke enquête een aantal onderzoeksvragen onbeantwoord liet en de onderzoekers zich afvroegen of er sprake was van bijvoorbeeld het geven van sociaal wenselijke antwoorden, zijn met 23 beheerders uit alle beheerderscategorieën interviews gehouden en zijn hun bossen bezocht. De bosbezoeken en interviews zijn in de zomer van 2000 uitgevoerd. Het aantal interviews is te klein en te gevarieerd om harde conclusies te trekken voor alle beheerders, maar de uitkomsten geven zeker kleur aan geïntegreerd bosbeheer en vormen aanwijzingen die de conclusies uit de schriftelijke enquête onderbouwen.. Alterra-rapport 242. 17.

(16) Om de koppeling met de enquêtegegevens te kunnen maken is de selectie voor interviews niet gemaakt uit de totale onderzoekspopulatie van alle bosbezitters, maar uit de respondenten, die naar eigen zeggen geïntegreerd bosbeheer uitvoeren en die zich bovendien bereid hadden verklaard om aan vervolgonderzoek mee te doen. Wanneer deze selectie at random was uitgevoerd zou dat betekend hebben dat bepaalde categorieën niet werden geselecteerd en dat de verdeling teveel in de richting van de kleine eigenaren (grote aantallen) werd getrokken. Evenredige verdeling over de oppervlakte was evenmin mogelijk omdat geen totaaloverzichten beschikbaar zijn van de beheerde oppervlakte per categorie respondenten. Er is daarom gekozen voor een pragmatische benadering waarbij alle categorieën beheerders zijn vertegenwoordigd, rekening houdend met de beheerde oppervlakte. Per beheerderscategorie zijn de volgende aantallen beheerders geselecteerd: Staatsbosbeheer 3 Natuurbeschermingsorganisaties 4 (2 NM, 2 Landschappen) Particuliere eigenaren, zelf beheerder 4 Beheerders bij particuliere eigenaren 4 Gemeenten 5 Overig 3 De uitkomsten van interviews en bosbezoeken zijn vergeleken met gegevens die de betreffende beheerder had ingevuld in de schriftelijke enquête.. 2.4. Verwerking en analyse van enquêtegegevens. De meeste vragen uit de schriftelijke enquête waren meerkeuzevragen, met gecodeerde invulmogelijkheden (zie bijlage 4). Deze gegevens zijn ingevoerd in het statistisch verwerkingsprogramma SPSS. Met behulp van dit programma is getoetst waar belangrijke verschillen zitten tussen beheerderscategorieën, grootteklassen, e.d. De open vragen zijn geïnventariseerd, gegroepeerd en geteld, waarna ze vooral zijn gebruikt om een indruk te krijgen van de problemen en meningen en ter controle van de resultaten van de statistische analyse van de enquêtegegevens. De meest genoemde antwoorden zijn in de tekst opgenomen. De beheerders konden op basis van de brede definitie van geïntegreerd bosbeheer zelf aangeven of ze vinden dat de wel of niet geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Hierdoor konden twee groepen worden onderscheiden, ‘wel geïntegreerd bosbeheer’ en ‘geen geïntegreerd bosbeheer’. Deze groepen zijn voor een aantal aspecten van het bosbeheer met elkaar vergeleken. Bij de vragen over ‘veranderingen na de invoering van geïntegreerd bosbeheer’, is alleen gekeken naar de beheerders die van zichzelf vinden dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Met de antwoorden op de enquêtevragen is vastgesteld welke veranderingen hebben plaatsgevonden na de invoering van geïntegreerd bosbeheer. Steeds is daarbij geprobeerd om mogelijke verbanden te vinden tussen kenmerken en beheerderscategorieën en/of oppervlakteklasse. De onderzoekers hebben getracht antwoord te vinden op de vragen: wie zijn nu die ‘geïntegreerde bosbeheerders’, hoe voeren ze hun beheer uit, in welke beheerderscategorieën. 18. Alterra-rapport 242.

(17) vinden we ze en in welke grootteklassen? Daarnaast is geprobeerd om een beeld te vormen van de beheerders die zeggen dat ze geen geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Op basis van de uitkomsten van enquête, interviews en bosbezoeken alléén kon niet worden vastgesteld welke vormen van bosbeheer wel en welke vormen niet tot geïntegreerd bosbeheer gerekend konden worden. Er was behoefte aan beoordelingscriteria daarvoor. In overleg met de begeleidingsgroep van het onderzoek is besloten om als beoordelingscriteria de algemene definitie uit “Geïntegreerd bosbeheer, praktijk, voorbeelden en achtergronden” (Van der Jagt, 2000) te nemen en die te combineren met de meer kwantitatieve voorwaarden uit de Subsidieregeling Natuurbeheer 2000. Deze combinatie is als “maatlat” gebruikt om vast te kunnen in hoeverre geïntegreerd bosbeheer wordt uitgevoerd (zie ook Hoofdstuk 5, discussie). Over de keuze voor deze “standaard” kan men van mening verschillen, maar zonder definitie kon niet worden vastgesteld of en in hoeverre in Nederland geïntegreerd bosbeheer wordt uitgevoerd.. Illustratie 4: Tot welke grootte kunnen monocultures onderdeel zijn van geïntegreerd bosbeheer?. Alterra-rapport 242. 19.

(18) Illustratie 5 Soms is rasteren noodzakelijk: links mét, rechts zonder raster. 20. Alterra-rapport 242.

(19) 3. Resultaten van de schriftelijke enquête. 3.1. Algemeen. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de respons op de enquête en de achtergronden van de respondenten behandeld. Bij achtergronden komen de grootte en ligging van de bosbedrijven, de opleiding van de beheerders, het lidmaatschap van een bosbouworganisatie en de tijd die men aan het bosbeheer besteedt aan de orde.. 3.2. Respons en representativiteit. Het onderzoek is representatief voor alle categorieën beheerders, met uitzondering van de groep particulieren (en beheerders bij particulieren) met een oppervlakte bos van 5 – 25 ha. Het onderzoek is ook representatief voor al het bos in Nederland. Enige voorzichtigheid is op zijn plaats, omdat wellicht juist de meest enthousiaste bosbeheerders de enquête hebben ingevuld en teruggestuurd en er geen onderzoek is gedaan onder de non-respondenten. In totaal zijn 933 enquêtes verstuurd, waarvan er 436 ingevuld weer werden ontvangen (47%). Een deel daarvan is ongeldig verklaard (organisaties die geen bos meer hebben en gemeenten die uitsluitend laanbeplanting bezitten) waardoor 413 enquêtes als geldige respons over bleven. Deze respons is voor een schriftelijke enquête goed en tekent waarschijnlijk de betrokkenheid van de beheerders. Bij de enquête waren 10 categorieën “eigenaren/beheerders” aangegeven als invulogelijkheid. In sommige categorieën was het aantal respondenten erg laag. Omdat te grote verschillen in aantallen per beheerdercategorie een statistische analyse minder betrouwbaar maken zijn bepaalde categorieën vóór de statistische verwerking samengevoegd. Natuurmonumenten en de Landschappen zijn tot een nieuwe groep “natuurbeschermingsorganisaties” samengevoegd, nadat was gebleken dat er geen significante verschillen zaten tussen de antwoorden van beide groepen. De waterschappen, de recreatieschappen, het Rijk (overig, zonder Staatsbosbeheer), de waterleidingmaatchappijen en overigen zijn samengevoegd tot één groep “overig”. Stichtingen en verenigingen die zichzelf bij de keuzemogelijkheden “particulier” of “beheerder bij particulier” noemen zijn dienovereenkomstig ingedeeld. Het aantal categorieën eigenaren werd daarmee zes. De verschillende grootteklassen zijn daarbij uiteraard als onderscheidend kenmerk gehandhaafd. In dit rapport wordt verder gesproken over categorieën beheerders (zie tabel 2). Tabel 2 Aantallen respondenten verdeeld naar beheerdercategorie en grootteklasse (8 niet ingevuld) Grootteklasse Beheerder nb-organisatie Beheerder bij particulier Particulier zelf beheerder Beheerder gemeente Beheerder Staatsbosbeheer Beheerder overig Vraag niet ingevuld Totaal. Alterra-rapport 242. 5-25. 2550. 50100. 100250. 250- >500 500. 0 27 44 33 1 7. 0 13 23 13 0 5. 2 11 9 18 4 5. 7 9 15 22 5 3. 1 5 11 21 9 7. 16 5 4 18 26 6. 112. 54. 49. 61. 54. 75. Totaal per beheerder categorie N % 26 6% 70 17% 106 26% 125 31% 45 11% 33 8% 8 2% 413. 21.

(20) Vooral in de grotere oppervlakteklassen is de respons hoog, bij gemeenten met meer dan 100 ha bos zelfs ruim 65%. Hierdoor is - zeker gerekend naar de totale oppervlakte bos in Nederland - de dekking van het onderzoek hoog. Omdat verwacht mag worden dat juist bij grotere bossen een professioneler beheer wordt gevoerd kan hierdoor een enigszins vertekend beeld ontstaan, mede doordat de professionele beheerders van Staatsbosbeheer en de natuurbeschermingsorganisaties in de grote oppervlakteklassen vallen. Bij enkele vragen is dit mogelijke effect specifiek getest, maar door de grote aantallen respondenten bleken de vertekenende effecten te verwaarlozen. Er is geen onderzoek gedaan onder de niet-inzenders om uit te vinden waaróm men niet heeft gereageerd.. 3.3. Achtergronden van de respondenten. Opleiding. Ongeveer tweederde van de respondenten heeft een groene opleiding genoten. Omdat daar in de enquête niet naar is gevraagd, is niet bekend of dat een bosbouwkundige of andere opleiding is. Het resultaat is per beheerdercategorie weergegeven in Figuur 2. Het grootste aandeel zonder groene opleiding vinden we bij de particuliere eigenaren die zelf hun terrein beheren. Dit vormt een aanwijzing voor de te verwachten grootste kennisbehoefte. 100. geen groene opleiding. percentage. 80. wel groene opleiding. 60 40 20 0 beh eer der. nbbeh beh par beh t ze org ove bij gem ani lf b p rig art een sat eh SB i e te B. Figuur 2: Groene opleiding per beheerdercategorie. Lidmaatschap bosbouworganisatie Bij de vraag naar het lidmaatschap van een bosbouworganisatie kon men invullen “Nee, KNBV, Bosgroep, Bosbouwcontactkring, Kritisch Bosbeheer en overig” (Tabel 3). Bij de categorie “overig” werd de Federatie Particulier Grondbezit het meest genoemd. Waarschijnlijk is deze categorie ondervertegenwoordigd, omdat de Federatie niet als antwoordmogelijkheid was genoemd. De overige vaak genoemde organisaties waren Pro Silva, Nederlandse Vereniging van Boseigenaren, Platform Bos, Vereniging van Houttelers en de Vereniging van Nederlandse Landgoedeigenaren (als onderdeel van de Federatie Particulier Grondbezit). 126 respondenten zeggen dat ze geen lid zijn van een bosbouworganisatie. Ruim tweederde van alle 413 respondenten is lid van een bosbouworganisatie, sommigen van meerdere tegelijk. 49 respondenten zijn lid van 2 organisaties, 26 zijn lid van drie organisaties. Dat betreft bijna allemaal gemeenten met meer dan 100 ha, particulieren met meer dan 250 ha en alle stichtingen. De meeste combinaties zijn: KNBV met de Bosgroep.. 22. Alterra-rapport 242.

(21) Tabel 3 Lidmaatschap van een bosbouworganisatie, verdeeld naar beheerdercategorie (aantallen) Beh nb-organisatie Beh bij particulier Part zelf beheerder Beheerder gemeente Beh staatsbosbeheer Beheerder overig. KNBV 4 21 18 22 1 4. Bosgroep 8 44 72 70 2 14. Contactkring 4 10 4 21 10 2. 3.4. Uitvoeringsaspecten van geïntegreerd bosbeheer. 3.4.1. Toepassing geïntegreerd bosbeheer. Overig 3 6 18 15 1 5. Geen lid 14 14 26 29 28 15. Als definitie van geïntegreerd bosbeheer is in de enquête vermeld: Geïntegreerd bosbeheer is gericht op het optimaal samengaan van de functies houtproductie én recreatie én natuur. Deze definitie is bewust niet verder uitgewerkt, om beheerders zo min mogelijk te sturen in de invulling van het begrip. Ongeveer tweederde van de respondenten vindt dat men geïntegreerd bosbeheer uitvoert. (Figuur 3). NB.: overal waar het onderscheid geen/wel geïntegreerd bosbeheer wordt gemaakt gaat het om de eigen mening van de beheerders, zonder dat dit verder wordt aangegeven. 80% geïntegreerd bosbeheer 60%. geen geïntegreerd bosbeheer. 40% 20% 0% Figuur 3: toepassing geïntegreerd bosbeheer, naar het oordeel van de beheerder. Uitgesplitst naar beheerdercategorie, wordt het beeld zoals in Figuur 4. Het hoogste percentage is te vinden bij Staatsbosbeheer en de Natuurbeschermingsorganisaties. Het laagste bij “beheerders overig”. Let wel, het gaat hierbij om het eigen oordeel van de beheerders, om percentages van de aantallen beheerders en niet om de beheerde oppervlakte.. Alterra-rapport 242. 23.

(22) 100% 80%. geïntegreerd bosbeheer. 60%. geen geïntegreerd bosbeheer. 40% 20% 0% beh nb b p b b . S org eh. b art, ze eh. g eh. ov BB ani ij pa lf b em e sat eh. een rig ie rt. te. Figuur 4 Toepassing geïntegreerd bosbeheer volgens de beheerder, per beheerdercategorie.. Uitgesplitst naar grootteklasse is het beeld zoals in Figuur 5. Er is een duidelijk verband tussen de grootteklasse en het al dan niet toepassen van geïntegreerd bosbeheer. Hoe groter het bezit, des te hoger het percentage van de beheerders dat vindt dat men geïntegreerd bosbeheer uitvoert. Op grond van deze gegevens mag worden geconcludeerd dat een groot deel van het Nederlandse bos naar de mening van de beheerders geïntegreerd wordt beheerd. In de grootteklasse >500 ha voert 87% van alle beheerders naar eigen zeggen geïntegreerd bosbeheer uit. (Zonder Staatsbosbeheer en de natuurbeschermingsorganisaties is dat 75%). 100%. geïntegreerd bosbeheer. 80%. geen geïntegreerd bosbeheer. 60% 40% 20% 0% >5 00. 250 1 5 2 -50 00-25 0-100 5-50 0 0. 5-2 5h a. Figuur 5 Toepassing van geïntegreerd bosbeheer volgens de beheerder, per grootteklasse. Wanneer de respondenten die (zeggen dat ze) geïntegreerd bosbeheer toepassen, verdeeld worden naar het jaar waarin ze met geïntegreerd bosbeheer zijn begonnen (Figuur 6 en Figuur 7), valt het grote percentage op dat al vóór 1990 met geïntegreerd bosbeheer bezig was (bijna 50%). Dat was vóórdat de term was ‘uitgevonden’! Diverse beheerders maakten ook opmerkingen hierover (“oude wijn in nieuwe zakken”, “niets nieuws onder de zon”, “deed mijn grootvader al”, enz.). Dat kan betekenen dat ofwel de term geïntegreerd bosbeheer werd uitgevonden voor andere beheersvormen die al waren ontstaan, of dat het vroegere multifunctionele bosbeheer in de beleving van beheerders overeenstemt met geïntegreerd bosbeheer, of dat ‘optimaal samengaan van de functies houtproductie, natuur en recreatie’ als definitie te vaag was gesteld. Het is daardoor des te belangrijker om te kijken naar de karakteristieken van het bos en het gevoerde beheer en naar de veranderingen die daarin hebben plaats gevonden.. 24. Alterra-rapport 242.

(23) 100% geïntegreerd bosbeheer na 1990. 80%. geïntegreerd bosbeheer vóór 1990. 60% 40% 20% 0% par be b b b b t ze h bi eh ov eh nb eh ge eh SB erig -or me B lf b j pa gan en rt eh isa te tie. Figuur 6 Jaar waarin men naar eigen zeggen begon met geïntegreerd bosbeheer, per beheerdercategorie 100% 80%. geïntegreerd bosbeheer na 1990. 60%. geïntegreerd bosbeheer vóór 1990. 40% 20% 0% 5-. 2 5 1 2 25 5 - 50 0 - 10 00 - 2 50 - 5 ha 50 0 0h ha ha 0 ha a. Figuur 7 Jaar waarin men naar eigen zeggen begon met geïntegreerd bosbeheer, per grootteklasse. 3.4.2 Kenmerken van geïntegreerd bosbeheer De invulling van het begrip geïntegreerd bosbeheer kan nogal verschillen. Zo zeggen enkele Natuurbeschermingsorganisaties dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren (Figuur 4), maar dat ze tegelijkertijd beslist géén hout oogsten uit het bos. Op de open vraag naar de belangrijkste kenmerken van geïntegreerd bosbeheer werden 245 antwoorden gegeven. Meest genoemd werden: • het samengaan van de functies houtproductie, natuur en recreatie (46) • het samengaan van de functies natuur en recreatie (36, vooral gemeenten en natuurbeschermingsorganisaties) • het sturen in natuurlijke processen (24) Overige kenmerken van geïntegreerd bosbeheer zijn voor de beheerders • de gevarieerde bosstructuur • open en dichte plekken • veel variatie • meer menging • meer leeftijdsverschillen • ruime soortensamenstelling met veel inheemse soorten • meer aandacht voor dood hout. Alterra-rapport 242. 25.

(24) De groep geen geïntegreerd bosbeheer noemt de volgende karakteristieken voor de eigen vormen van beheer: • Houtproductie alleen als afgeleide doelstelling of om andere doelen te bereiken • Vooral verhogen van de recreatieve waarde • De natuur staat voorop • De houtproductie heeft een streepje voor • Houtoogst heeft een sturende functie Uit deze interpretatie van het begrip geïntegreerd bosbeheer door de beheerders die vinden dat ze geen geïntegreerd bosbeheer uitvoeren, blijkt dat deze laatste groep vrij duidelijk de definitie afbakent. Er lijkt sprake te zijn van twee verschillende groepen, namelijk een natuurbeheerdersgroep en een groep die vooral gericht is op houtproductie.. 3.4.3 Doelstellingen van geïntegreerd bosbeheer Bij de invulling van geïntegreerd bosbeheer zijn de doelstellingen belangrijk; immers de beheerder moet bewust het doel nastreven van functie-integratie en het optimaliseren van deze functies. Om een indruk te krijgen van de planmatigheid in het beheer is de respondenten gevraagd of zij de doelstellingen hebben vastgelegd in een beheersvisie/ beheersplan. De doelstellingen “instandhouding van het bos”, “persoonlijke belevingswaarde” en “natuurwaarden” worden door de groep geïntegreerd bosbeheer en de groep geen geïntegreerd bosbeheer ongeveer gelijk belangrijk gevonden. De grootste verschillen zijn te vinden bij “houtproductie”, “financieel resultaat” en “recreatiefunctie”. De groep geïntegreerd bosbeheer vindt deze functies duidelijk belangrijker dan de groep geen geïntegreerd bosbeheer. Ruim de helft (52%) in de groep geen geïntegreerd bosbeheer vindt houtproductie onbelangrijk tot zeer onbelangrijk. Omdat een planmatige aanpak zeker bij geïntegreerd bosbeheer belangrijk is en omdat het beheersplan hierover informatie verschaft, is gevraagd naar de aanwezigheid van een beheersvisie/beheersplan. Een groot deel van de respondenten beschikt hierover. De vraag ging niet nader in op de inhoud hiervan. Opvallend is dat bij de groep geïntegreerd bosbeheer het percentage mét beheersplan veel hoger ligt dan bij de andere groep Figuur 8). 100% 80% 60% 40% 20% 0%. wel beheersplan geen beheersplan. geï nt.b osb ehe er. gee ng eïn t. b osb .... Figuur 8 Aan- of afwezigheid van een beheersplan bij geïntegreerd bosbeheer en niet-geïntegreerd bosbeheer (oordeel beheerder). 26. Alterra-rapport 242.

(25) Er is ook een relatie tussen de aanwezigheid van een beheersplan en de grootte van het gebied; deze relatie is weergegeven in Figuur 9. In de klasse kleiner dan 25 ha beschikt 60% van de beheerders niet over een beheersplan, in de grootste klassen is dat 20%. 100%. wel beheersplan. 80%. geen beheersplan. 60% 40% 20% 0% < 2 25 5 1 2 > 5 h - 50 0 - 10 00 - 2 50 - 5 500 a ha 0 h 50 h 00 h ha a a a. Figuur 9 Relatie tussen grootteklasse en de aanwezigheid van een beheersplan. Tevens is een duidelijk verband aanwijsbaar met de beheerdercategorie. De professionele beheerders beschikken voor het overgrote deel over een beheersplan. Particulieren die zelf beheren hebben maar voor de helft beheersplannen. 100% wel beheersplan. 80%. geen beheersplan. 60% 40% 20% 0% par beh be beh nb beh h o t ze lf b geme bij pa overig rganis SBB eh. en rt. atie te. Figuur 10 Relatie tussen beheerdercategorie en de aanwezigheid van een beheersplan. 3.4.4 Effecten op de productiefunctie Het belang van inkomsten uit hout Er is een duidelijk verschil tussen de groep geïntegreerd bosbeheer en de groep geen geïntegreerd bosbeheer in het beoordelen van het belang van houtinkomsten voor het bosbedrijf. De groep geïntegreerd bosbeheer denkt weliswaar wisselend over de inkomsten uit hout, maar vindt ze gemiddeld duidelijk belangrijker dan de andere groep. Bijna de helft van de groep geen geïntegreerd bosbeheer vindt inkomsten uit hout onbelangrijk (Figuur 11).. Alterra-rapport 242. 27.

(26) percentage. 50 geïntegreerd bosbeheer. 40. geen geïntegreerd bosbeheer. 30 20 10 0 onb w neu vrij v bel an gr tr ela einig ang oot ngr be aal lan bel ijk rijk grij ang k. Figuur 11 Belang van de inkomsten uit hout. percentage. Veranderingen in houtoogstvolume en houtkwaliteit De meningen over veranderingen in houtoogstvolume na de invoering van geïntegreerd bosbeheer zijn weergeven in Figuur 12. Het betreft hier uitsluitend de beheerders die vinden dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Het percentage dat zegt dat het houtoogstvolume is toegenomen, is even groot als bij “afgenomen”. Met de huidige gegevens is niet bekend waardoor dit wordt veroorzaakt; nader onderzoek zou dit moeten uitwijzen. 24% van de groep geïntegreerd bosbeheer zegt “kan ik niet beoordelen”. Dat zou verklaard kunnen worden uit het feit dat sinds de invoering van geïntegreerd bosbeheer nog slechts weinig jaren zijn verstreken. Bij ruimte voor opmerkingen wordt ook gezegd: “deze enquête kan ik pas na 2010 goed beantwoorden” en “ik ben nog te kort bezig”. 50 40 30 20 10 0. geïntegreerd bosbeheer. dui ong dui kan del del nie ijk t ijk a evee t be rg o fge e oor gen nom elijk del o me en en n. Figuur 12 Veranderingen in houtoogstvolume na de invoering van geïntegreerd bosbeheer. Wanneer de resultaten uitgesplitst worden naar beheerdercategorie, zijn er duidelijke verschillen aan te wijzen. De Natuurbeschermingsorganisaties laten gemiddeld een afname zien in het houtoogstvolume, Staatsbosbeheer een toename. Bij de overige categorieën is het gemiddeld ongeveer gelijk gebleven. Veranderingen in houtkwaliteit kunnen nog niet worden aangetoond (zie ook onder ‘discussie’).. 28. Alterra-rapport 242.

(27) Manier van houtoogst De vraag naar manieren van houtoogst (vlakte-, groeps- of dunningsgewijs) was ingevuld door 257 beheerders die vinden dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren en 88 beheerders die vinden dat ze geen geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Van de geïntegreerd bosbeheer-groep verklaarde 13% (=34 beheerders) de houtoogst op geen enkele manier van toepassing. Bij de geen geïntegreerd bosbeheer groep was dat 60% (53 beheerders). Figuur 13 laat zien dat bij de groep geïntegreerd bosbeheer een groot deel van de beheerders van mening is dat er een grote verschuiving heeft plaats gevonden van vlaktegewijze naar dunningsgewijze houtoogst. Bij de geen geïntegreerd bosbeheergroep (Figuur 14) is het beeld veel minder uitgesproken.. percentage. 60. afgenomen gelijk gebleven toegenomen nvt. 40 20 0 dun vla gro kte eps nin gew gsg gew ew ijze ijze ijze oog oog oog st st st. Figuur 13 : Veranderingen in oogst bij geïntegreerd bosbeheer (oordeel beheerder). percentage. 80. afgenomen gelijk gebleven toegenomen nvt. 60 40 20 0 dun vla gro kte eps nin gew gsg gew ew ijze ijze ijze oog oog oog st st st. Figuur 14 Veranderingen in oogst bij geen geïntegreerd bosbeheer (oordeel beheerder). Op de vraag naar de belangrijkste reden om tot velling over te gaan zijn 250 antwoorden gegeven. De meest genoemde redenen om tot velling over te gaan, zijn (Figuur 15): • Vaste cyclus • Concurrerende boom • Omvormen van ongewenste soorten • Noodzaak tot verjonging Er kon geen verband worden aangetoond tussen genoemde punten en de groepen wel- en geen geïntegreerd bosbeheer. Wel zijn er grote verschillen tussen de beheerderscategorieën. De vaste. Alterra-rapport 242. 29.

(28) percentage. cyclus speelt vooral een rol bij gemeenten en in iets mindere mate bij particulieren en Staatsbosbeheer. Een gunstige houtprijs en behoefte aan inkomsten spelen alleen een rol bij enkele particulieren en worden helemaal niet genoemd door Staatsbosbeheer en Natuurbeschermingsorganisaties. Omvorming wordt het meest genoemd door gemeenten en natuurbeschermingsorganisaties. Concurrerende boom en noodzaak tot verjonging worden door gemeenten, particulieren en iets minder door Staatsbosbeheer als reden voor velling genoemd. 30 25 20 15 10 5 0. geïntegreerd bosbeheer. vas c o n d lee g b ftijd unsti eh a te c oncur mvor oodz ikte aak r. B me boo ge h an in ycl us oom n k out tot m ver prij omst s en j.. Figuur 15 De belangrijkste redenen om tot velling over te gaan. Verjonging Bij verjongingsmaatregelen werden door de groep geïntegreerd bosbeheer 496 antwoorden gegeven, bij de groep geen geïntegreerd bosbeheer 144. Figuur 16 laat de percentages van de gegeven antwoorden zien. In 58% van de gevallen bij geïntegreerd bosbeheer en in 65% bij geen geïntegreerd bosbeheer voert de beheerder een of andere maatregel uit om verjonging tot stand te brengen. Het wordt niet duidelijk uit de enquête in hoeverre beheerders deze maatregelen uitvoeren omdat men ze ondanks de hoge kosten noodzakelijk vindt, of dat men hiervoor aanvullende bijdragen heeft ontvangen (binnen het project in Gelderland was dit mogelijk). In hoeverre bodembewerking en takhout klepelen passen binnen geïntegreerd bosbeheer is onderwerp van discussie. Natuurlijke verjonging is ecologisch gezien wellicht beter dan planten, maar intensieve bodembewerking past minder in een vorm van bosbeheer waarin de natuurwaarden veel nadruk krijgen.. percentage. 60 geïntegreerd bosbeheer 40. geen geïntegreerd bosbeheer. 20 0 nie tak bod and ras kru bem ts d hou em er ter ide zet n b esten oe t kl be s n ten est epe we rijd len rking en. Figuur 16 Uitgevoerde maatregelen om verjonging te stimuleren. 30. Alterra-rapport 242.

(29) De volgende figuur (Figuur 17) geeft weer hoe verjonging tot stand komt. Meestal is dat een combinatie van natuurlijke verjonging en planten. Het hoogste percentage ‘uitsluitend planten’ vinden we bij ‘particulieren’ en ‘beheerders bij particulieren’ (resp. 20 en 14%). Het hoogste percentage ‘uitsluitend natuurlijk’ bij de natuurbeschermingsorganisaties, namelijk 58%. percentage. 80. geïntegreerd bosbeheer. 60. geen geïntegreerd bosbeheer. 40 20 0 na nat uits and tuu uur luit ers rlijk end lijke me p v erjo lan t pl ten ngi an ten ng. Figuur 17 Wijze waarop de verjonging tot stand komt ( alle eigenaarscategorieën). Natuurlijke verjonging, aangevuld met planten, gebeurt door 60% van de beheerders. Dat past uitstekend in het concept van geïntegreerd bosbeheer: gebruik maken van natuurlijke processen en zo nodig daarin sturend optreden. Bij de groep geen geïntegreerd bosbeheer maakt ruim 40% hiervan gebruik. “Uitsluitend planten” of “uitsluitend natuurlijk verjongen” wordt door iets meer beheerders gedaan in de groep geen geïntegreerd bosbeheer. “Uitsluitend planten” komt ook voor bij beheerders die zeggen geïntegreerd bosbeheer uit te voeren. Volgens de definitie van der Jagt (2001), is er dan geen sprake van geïntegreerd bosbeheer, omdat men (voor verjonging) geen gebruik maakt van spontane processen.. 60 percentage. geïntegreerd bosbeheer geen geïntegreerd bosbeheer. 40 20 0 Ja. Ne Ne Ja, e, n e, b me iet os tm goe is t aat e jo de reg ng soo ele n rten. Figuur 18 Levert de door beheerder uitgevoerde manier van verjonging het gewenste resultaat op?. Over het algemeen is men redelijk tevreden over de toegepaste verjongingsmethode. (Figuur 18). Vaak zijn daarbij aanvullende maatregelen noodzakelijk, zoals sturen in de natuurlijke verjonging, bestrijding van verwildering en dergelijke. Bij de groep geïntegreerd. Alterra-rapport 242. 31.

(30) bosbeheer ligt de nadruk iets meer op sturen, bij geen geïntegreerd bosbeheer iets meer op natuurlijke verjonging. Veranderingen bij verjonging Op de open vraag naar de grootste veranderingen die zich bij verjonging hebben voorgedaan werden 189 antwoorden gegeven. De volgende werden het meest genoemd: • Meer natuurlijke verjonging (26). In de helft van deze gevallen is men verbaasd over de grote hoeveelheid natuurlijke verjonging die opkomt. • Meer variatie in houtsoorten (21) • Meer loofhout (24) • Meer variatie in bosbeelden (23) • Geen kapvlaktes meer (11) Verwildering, kwaliteit van de verjonging en de graasdruk worden wel genoemd en zullen in individuele gevallen zeker problemen vormen. Ze bepalen echter geenszins het totale beeld.. 3.4.5 Effecten op de recreatiefunctie Openstelling voor recreatie Zoals bekend, is het overgrote deel van het Nederlandse bosbezit opengesteld. Dat beeld komt ook uit de enquête naar voren. De verdeling over de grootteklassen is gegeven in tabel 4. Tabel 4 De openstelling gerelateerd aan de oppervlakte bos (aantallen). 5-25 ha 25-50 ha 50-100 ha 100-250 ha 250-500 ha >500 ha Totaal. Niet opengesteld 33 12 2 1 0 1 49. Deel terrein opengesteld 6 2 4 7 2 3 24. Grootste deel opengesteld 14 10 11 10 17 30 92. Gehele terrein opengesteld 52 29 33 43 35 41 233. Het grootste aantal niet opengestelde terreinen zit in de kleinere oppervlakteklassen (67% in de grootteklasse <25 ha en 24% in de klasse 25 – 50 ha). Slechts 1 bosbezit groter dan 500 ha is niet opengesteld. 82% van alle beheerders heeft het terrein helemaal of voor het grootste deel opengesteld. NB: Het gaat hier om het aantal beheerders (beheerde bossen); met deze gegevens kan geen exacte “opengestelde oppervlakte” worden berekend. Stimuleren van bosbezoek Van alle respondenten staat 57% neutraal tegenover het stimuleren van bosbezoek. 32% van hen zegt het bezoek te stimuleren en 12% remt dit af. Figuur 19 laat zien dat er een duidelijke relatie bestaat tussen beheerdercategorie en het meer of minder stimuleren, van recreatief bezoek. Staatsbosbeheer en de Natuurbeschermingsorganisaties stimuleren bosbezoek het meest, bij particulieren vinden we het hoogste percentage “afremmers”.. 32. Alterra-rapport 242.

(31) 100. Ik rem bosbezoek af percentage. 80. Neutraal 60. Ik stimuleer bosbezoek. 40 20 0 Be hs bb. Nb Be Pa Be Be rt z hg ho hb org elf em ver ij p ani beh een art ig sat ie te. Figuur 19 Houding tegenover bosbezoek per beheerdercategorie. Ook bestaat er een duidelijke relatie met de oppervlakte van het bos (Figuur 20). Bij de kleinere grootteklassen vinden we het meest afremmen van het bosbezoek, bij de grotere het meest stimuleren. 80. Ik rem bosbezoek af 60. percentage. Neutraal Ik stimuleer bosbezoek. 40 20 0 5-2 5h a. 2550 ha. 50 100 250 >5 -10 00 -25 -50 0h ha 0h 0h a a a. Figuur 20 Houding tegenover bosbezoek per grootteklasse. Voorzieningen voor de recreatie Bij voorzieningen voor de recreatie is het onderscheid tussen wel- en geen geïntegreerd niet erg relevant. Voor alle respondenten samen geldt dat 73% van de beheerders voorzieningen voor de recreatie heeft getroffen en 23% niet. De meest genoemde voorzieningen zijn zitbanken, ruiter-, fiets- (ook ATB), en wandelpaden, informatie (borden, panelen, observatieplekken, natuurpaden). Daarnaast ook ‘specialiteiten’ als vissteigers, kampvuurkuil en barbecueplaats. Ook worden enkele malen maatregelen genoemd om ongewenste vormen van recreatie (motorcross, brommers, auto’s) te weren. Bosbeheer en recreatie Voor de uitvoering van het bosbeheer in de betekenis van ‘vegetatiebeheer’ is het onderscheid tussen wel- en geen geïntegreerd bosbeheer van belang, omdat geïntegreerd bosbeheer een duidelijk belevingsaspect bevat. Bij geïntegreerd bosbeheer houden de beheerders meer rekening met de recreatie (Tabel 5). De belangrijkste maatregelen die worden genomen, zijn: • Vrijstellen van markante bomen • Creëren van variatie in bosstructuur. Alterra-rapport 242. 33.

(32) Daarnaast noemen beheerders uit zichzelf vaak: • Voorkomen van gevaarlijke situaties Het lijkt er op dat beheerders het recreatieve aspect vooral invullen met voorzieningen en zich minder specifiek bij het vegetatiebeheer richten op de belevingsaspecten. Vooral gemeentelijke beheerders zijn buitengewoon beducht voor gevaar dat door vallend dood hout kan ontstaan voor recreanten. Regelmatig vinden inspecties plaats op veiligheidsaspecten en wanneer dood hout bij paden staat wordt dat omgezaagd. Tabel 5 Rekening houden met de recreatie bij het ‘vegetatiebeheer’. Wel geïntegreerd bosbeheer Geen geïntegreerd bosbeheer. Geen rekening met recreatie. Wel rekening met recreatie. Totaal. 52% 76%. 48% 24%. 100% = 90 100% = 302. Beheerders met geïntegreerd bosbeheer houden meer rekening met de recreatie dan nietgeïntegreerd bosbeheer. Degenen die zeggen dat ze bij het bosbeheer geen rekening houden met de recreatie zijn overwegend particulieren (en beheerders bij particulieren) in de kleinere oppervlakteklassen. Deze groep komt overeen met de groep die zijn bos niet heeft opengesteld ofwel bosbezoek afremt. Diverse van deze beheerders noemen (spontaan) onder ‘opmerkingen’, dat de kosten voor toezicht en opruimwerkzaamheden voor hen beperkende of belemmerende factoren zijn. Veranderingen in belevingswaarde De belevingswaarde van het bos is volgens de beheerders als gevolg van geïntegreerd bosbeheer duidelijk hoger geworden. Volgens ruim 50% van de beheerders die geïntegreerd bosbeheer uitvoeren is dat het geval. Slechts enkelen vinden dat de belevingswaarde lager is geworden. Dat zou overigens ook het gevolg kunnen zijn van dood hout dat als rommelig wordt ervaren. NB: Er is hier sprake van de mening van de beheerder; er is geen onderzoek gedaan onder recreanten.. percentage. 60 geïntegreerd bosbeheer. 40 20 0 lag gel hog gee ijke ere nu ere bel itsp bel bel evi evi raa e vin ngs ngs k g sw w. w. .. Figuur 21 Mening van beheerders over veranderingen in belevingswaarden na invoering van geïntegreerd bosbeheer. 34. Alterra-rapport 242.

(33) 3.4.6 Effecten op de natuurfunctie Om te onderzoeken of de natuurwaarden in het bos zijn veranderd, is gevraagd naar de veranderingen die beheerders hierin hebben geconstateerd en naar de hoeveelheid dood hout en het aandeel inheemse boomsoorten dat nu aanwezig is. Ook is gevraagd hoe belangrijk men de terreinkenmerken, zoals variatie in soorten en leeftijden, bosstructuur en de aanwezige flora en fauna vindt. Veranderingen in dood hout De vraag naar de hoeveelheid dood hout was duidelijk gericht op veranderingen als gevolg van geïntegreerd bosbeheer. Daarom zijn alleen de beheerders die vinden dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren bij de uitwerking meegenomen. Ruim de helft (54%) van deze beheerders vindt dat er duidelijk meer dood hout is gekomen. Het sterkst was de toename in hoeveelheid dood hout volgens beheerders van de Natuurbeschermingsorganisaties en van Staatsbosbeheer, gevolgd door gemeenten. De toename zit vooral in de grootste oppervlakteklassen. 70% van de beheerders met meer dan 500 ha vindt dat er duidelijk meer dood hout in het bos is gekomen na de invoering van geïntegreerd bosbeheer.. percentage. 60 geïntegreerd bosbeheer 40 20 0 min geli me gee er d jk g der nu itsp eble ood doo raa ven dh h out k out. Figuur 22 Veranderingen in de hoeveelheid dood hout. Hoeveelheid dood hout De groep geïntegreerd bosbeheer heeft gemiddeld meer dood hout in het bos dan de groep die geen geïntegreerd bosbeheer uitvoert. Dat verschil zit vooral in de klasse 2–5 stammen gemiddeld dood hout per ha. 60 percentage. geïntegreerd bosbeheer geen geïntegreerd bosbeheer. 40 20 0 0 to t2. 2 to t5. 5 to t 10. 10 >2 tot 0 20. Figuur 23 Schatting door beheerders van de hoeveelheid dood hout (stammen per hectare), gerelateerd aan geïntegreerd bosbeheer. Alterra-rapport 242. 35.

(34) Omdat er in verschillende provincies regelingen zijn voor geïntegreerd bosbeheer met o.a. de hoeveelheid dik dood hout als criterium, is onderzocht of er een verband viel te ontdekken tussen provincie en hoeveelheid dood hout. Op basis van de beschikbare gegevens zijn geen aantoonbare verschillen gevonden tussen de hoeveelheden dood hout per provincie. Bij 54% (geen geïntegreerd bosbeheer) tot 57% (geïntegreerd bosbeheer) van de beheerders ligt de hoeveelheid dood hout op 0-5 stammen gemiddeld per hectare. Bij 7% (geen geïntegreerd bosbeheer) tot 10% (geïntegreerd bosbeheer) van de beheerders ligt de hoeveelheid dood hout gemiddeld op 5-10 stammen per hectare. Deze gevonden hoeveelheid dood hout is minder dan de hoeveelheid dood hout die in literatuur als gewenst wordt genoemd. Diverse beheerders maken ook opmerkingen dat ze niet meer dood hout willen. Enkele keren wordt het mogelijke brandgevaar van dood hout als nadeel genoemd. Maatregelen voor meer dood hout De manieren om aan dood hout te komen verschillen niet tussen de groep geïntegreerd bosbeheer en de groep geen geïntegreerd bosbeheer. Bij beide groepen maakt men vooral gebruik van het dode hout dat van nature ontstaat (68%). De tijdens de interviews gehoorde meningen liepen overigens sterk uiteen of de natuurlijke sterfte wel voldoende dood hout oplevert. Als tweede maatregel laten beheerders gevelde stammen liggen en toppen ze dikker af. Het ringen van bomen komt blijkens de antwoorden in de enquête regelmatig voor, ook bij de groep geen geïntegreerd bosbeheer. Zie voor “ringen” ook de resultaten van de interviews.. percentage. 40 alle beheerders. 30 20 10 0 Do Om Rin Ho Dik An der de ut n ker gen s late gewa i a e / f t t t r a opp ns afv ekk id l taa o a e e ere ten n n n n. Figuur 24 Maatregelen om meer dood hout te krijgen. Veranderingen in boomsoortensamenstelling Deze vraag betrof veranderingen na de invoering van geïntegreerd bosbeheer. Daarom zijn bij deze vraag alleen de beheerders die vinden dat ze geïntegreerd bosbeheer uitvoeren bij de uitwerking meegenomen. Van deze beheerders vindt bijna de helft dat er duidelijk meer inheemse soorten in het bos zijn gekomen (Figuur 25).. 36. Alterra-rapport 242.

(35) percentage. 60 geïntegreerd bosbeheer 40 20 0 min ong me gee er i der nu eve n itsp inh hee er gel eem raa m s ijk k s. Figuur 25 Veranderingen in de soortensamenstelling. Aandeel inheemse soorten Over het aandeel kunnen álle beheerders een uitspraak doen. Het gemiddelde aandeel inheemse soorten (Figuur 26) is voor de beide groepen ongeveer gelijk. Het aantal keren “geen uitspraak” is hier niet groot. Blijkbaar is het voor beheerders gemakkelijker om uitspraken te doen over de bestaande situatie dan over veranderingen die hebben plaats gevonden in de soortensamenstelling. In totaal heeft 66% (geïntegreerd bosbeheer) resp. 61% (geen geïntegreerd bosbeheer) van de beheerders meer dan 50% inheemse soorten en ongeveer 40% (beide groepen) meer dan 75% inheemse soorten.. percentage. 50 geïntegreerd bosbeheer. 40. geen geïntegreerd bosbeheer. 30 20 10 0 <2 5%. 255 >7 gee 5% 50% 0-75% nu itsp i inh n inh hee eem inhee raa e m e k m m s s s s. Figuur 26 Schatting door beheerders van het gemiddeld aandeel inheemse soorten. Maatregelen om het aandeel inheemse soorten te bereiken Bij het antwoord op de vraag naar maatregelen om een bepaald aandeel inheemse soorten te bereiken, konden meerdere keuzes worden aangegeven. In totaal zijn 606 antwoorden gegeven. Gericht bepaalde soorten kappen, bepaalde soorten planten, gerichte hoogdunnning en bestrijding van ongewenste verjonging scoren hoog bij de groep geïntegreerd bosbeheer (Figuur 27) Dit kan worden samengevat als ‘sturen in natuurlijke processen’, wat hoort bij geïntegreerd bosbeheer. De uitkomst kan een aanwijzing zijn dat de groep geen geïntegreerd bosbeheer bestaat uit een groep die natuurbos beheert (“zonder specifieke maatregelen”) en een groep die op houtproductie is gericht (planten).. Alterra-rapport 242. 37.

(36) percentage. 40 geïntegreerd bosbeheer. 30. geen geïntegreerd bosbeheer. 20 10 0. soo s g b z a b rten oorten ericht estrijd onder nders odem e bew ing m kap pla h ve aat erk pen nten oogd ing unn rjong regel ing en ing. Figuur 27 Maatregelen om de gewenste soortensamenstelling te krijgen. Overige terreinkenmerken Voor de terreinkenmerken menging van soorten in een opstand, menging van leeftijden in een opstand, aanwezigheid van dikke bomen, variatie in open en dichte plekken, verschillen in hoge en lage bomen, variatie aan dieren, variatie aan struiken, variatie aan kruidplanten is gevraagd hoe belangrijk men die vindt. De keuze was tussen belangrijk, neutraal en onbelangrijk. Er zijn wel verschillen aan te wijzen: gemiddeld vinden de Natuurbeschermingsorganisaties en Staatsbosbeheer alle genoemde kenmerken belangrijker dan de andere beheerderscategorieën. “Beheerders overig” vinden gemiddeld de genoemde kenmerken het minst belangrijk. Alle kenmerken worden belangrijker gevonden naarmate de oppervlakteklasse groter wordt.. percentage. Effecten op de natuurwaarden Over de effecten op natuurwaarden is men zeer uitgesproken: 70% is van mening dat geïntegreerd bosbeheer heeft geleid tot hogere natuurwaarden (Figuur 28). Slechts een paar beheerders (<1%) vullen in dat de natuurwaarden lager zijn geworden. De 30% van de beheerders die vinden dat de natuurwaarden niet zijn veranderd, zijn bijna allen te vinden in particuliere en gemeentelijke beheerders. Ruim de helft van hen heeft een bosbezit van 5 tot 50 ha., maar ook in alle andere oppervlakteklassen vinden we beheerders die vinden dat de natuurwaarden niet zijn veranderd. 80 geïntegreerd bosbeheer. 60 40 20 0 lag ong hog gee ere ere nu eve wa itsp wa er ard gel raa a rde en ijk k n. Figuur 28 Geïntegreerd bosbeheer en de invloed op natuurwaarden. 38. Alterra-rapport 242.

(37) 3.4.7 Effecten op bedrijfsniveau Deze paragraaf behandelt de effecten die geïntegreerd bosbeheer volgens de beheerders heeft gehad op de kosten en opbrengsten van het bosbedrijf en het uitvoeren van het bosbeheer. De groep geen geïntegreerd bosbeheer is in deze resultaten niet meegenomen. Effecten op kosten en opbrengsten Voor het totale bedrijfsresultaat is het beeld als in Figuur 29. Voor de afzonderlijke aspecten (kosten voor blessen, vellen, machines en personeel, en opbrengsten uit hout, subsidies en jacht) is het beeld vergelijkbaar. Enkele beheerders praten over afname, enkelen over toename. 60 percentage. geïntegreerd bosbeheer 40 20 0 dui dui ong gee del del eve nu ijk t ijk itsp er afg o ege gel raa eno i k n j k om me en n. Figuur 29 De geschatte veranderingen in totale bedrijfsuitkomsten als gevolg van geïntegreerd bosbeheer. Effecten op de houtoogst De veranderingen in het beheer hebben invloed op de houtoogst en de daarmee samenhangende zaken. De planning van de houtoogst is bij bijna 25% van de beheerders moeilijker geworden (Figuur 30). 70% vindt dit niet veranderd. percentage. 80 geïntegreerd bosbeheer. 60 40 20 0 dui ong dui del del eve ijk m ijk m er g akk oei e l i j lijke k elijk r er. Figuur 30 Effecten van geïntegreerd bosbeheer op planning (van de houtoogst). Blessen Het blessen is duidelijk moeilijker geworden (Figuur 31) bij 53% van de beheerders die geïntegreerd bosbeheer uitvoeren. Het zou interessant zijn om uit te zoeken waarom enkele beheerders vinden dat het blessen gemakkelijker is geworden.. Alterra-rapport 242. 39.

(38) percentage. 80. geïntegreerd bosbeheer. 60 40 20 0 ong dui del eve ijk m er gel akk ijk elijk er. dui del ijk m oei lijke r. Figuur 31 De effecten van veranderingen in het beheer op het blessen. Uitvoeren van de houtoogst Ruim 40% vindt dat het uitvoeren van de houtoogst duidelijk moeilijker is geworden (Figuur 32). percentage. 80 60. geïntegreerd bosbeheer. 40 20 0 du ong ide eve lijk er ma gel kke ijk lijke r. dui del ijk m oei lijke r. Figuur 32 Effecten van veranderingen in het beheer op de houtoogst. Vinden van deskundige mensen Bij 33% van de beheerders is het vinden van deskundige mensen voor de houtoogst duidelijk moeilijker geworden (Figuur 33). percentage. 80 geïntegreerd bosbeheer. 60 40 20 0 dui ong del eve ijk m er g akk elijk elijk er. du ide lijk mo eili jke r. Figuur 33 Effecten op het vinden van deskundige mensen. 40. Alterra-rapport 242.

(39) Behoefte aan kennis en menskracht De behoefte aan vakkennis is bij ruim 60% van de beheerders duidelijk toegenomen (Figuur 34). Eveneens sterk toegenomen is de behoefte aan geschoold personeel (bij ruim 50% van de beheerders) en de behoefte aan vakinhoudelijke ondersteuning. 80. percentage. geïntegreerd bosbeheer 60 40 20 0 afg eno me n. ong eve er. gel ijk. toe gen om en. Figuur 34 Behoefte aan vakkennis. percentage. 80 geïntegreerd bosbeheer. 60 40 20 0 afg eno me n. ong eve er g elijk. toe gen om en. Figuur 35 Veranderingen in de behoefte aan geschoold personeel. percentage. 80 geïntegreerd bosbeheer. 60 40 20 0 afg eno me n. ong eve er g elijk. toe gen om en. Figuur 36 Veranderingen in de behoefte aan vakinhoudelijke ondersteuning. Alterra-rapport 242. 41.

(40) 3.4.8 Geïntegreerd bosbeheer als modegril? De meeste beheerders (bijna 90% van de groep geïntegreerd bosbeheer) denken dat geïntegreerd bosbeheer een beheersvorm is voor de lange termijn (zie Figuur 37). De helft van de groep geen geïntegreerd bosbeheer is deze mening is toegedaan; 40% van deze groep vindt dat het een modegril is. Deze laatste groep bestaat voor meer dan de helft uit particuliere beheerders met een oppervlakte bos tot 50 ha., maar omvat ook enkele beheerders van Staatsbosbeheer.. percentage. 100 80. geïntegreerd bosbeheer. 60. geen geïntegreerd bosbeheer. 40 20 0 mo deg ril. lan ge term ijn. gee nu itsp raa k. Figuur 37: Mening van beheerders over geïntegreerd bosbeheer als bedrijfsvorm. 3.5. Positieve en negatieve punten van geïntegreerd bosbeheer. De antwoorden op de vraag naar negatieve en positieve punten geven een goed beeld van wat beheerders belangrijk vinden. De antwoorden op de open vragen zijn gecategoriseerd en vervolgens is het aantal antwoorden per vraag geteld. De meest genoemde antwoorden zijn hierna vermeld. Belangrijkste positieve punten In totaal werden op de vraag naar positieve punten van geïntegreerd bosbeheer 427 antwoorden gegeven, waarvan de belangrijkste als volgt zijn verdeeld: • Hogere belevingswaarden (93) • Hogere natuurwaarden (76) • Meer variatie in het bos (55) • Voor veel beheerders is geïntegreerd bosbeheer “boeiend en een uitdaging”; men gaat beter naar zijn bos kijken en het werk wordt leuker (38) • Minder kosten en minder financieel risico door uitblijven plantkosten (33) • Stabieler bos (23) • Het publiek krijgt meer begrip, acceptatie en waardering voor het bosbeheer (14). Belangrijkste knelpunten Op de vraag naar belangrijkste knelpunten werden 341 antwoorden gegeven; de belangrijkste zijn: • Te weinig kennis en ervaring bij eigen personeel of aannemers (56) • De exploitatie is moeilijker (51) • Beheer kost meer tijd (23, particulieren en gemeenten) • Beheer is duurder (23, particulieren en gemeenten). 42. Alterra-rapport 242.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Innovative approaches and the inclusion of intrinsic competencies as an important aspect of capacity development and work-based support in developing leadership and

It was evident that they experience specific and often contrasting roles and responsibilities regarding the management of asthma in the parent-adolescent

Written requests for copies of this bi­ annual newsletter should be addressed to: The Director, National Museum, P.O.. Ons diepste meegevoel gaan aan sy fam ilie

Amongst the IMBAs, Biozone and K-humate gave significantly higher plant biomass N content than Gromor, Promis and Montys in 2006/07, while Growmax gave significantly

The Prevalence of Skin Scars on Patients Previously Given Intramuscular Diclofenac (Voltaren®) Injections, Attending Universitas Academic Hospital Pain Clinic : A Descriptive

With the aim of refining experimental procedures for animal behavioural tests commonly performed in our laboratory, this study aimed to provide empiric-evidence for

Results obtained in this study will be used to determine the prevalence of the known risk factors in women diagnosed with breast cancer at Queen II