• No results found

Deelgebied 10: Oostelijke bovenloop en oorspronggebieden op de Hondsrug

2.4 Instandhoudingsdoelstellingen

3.3.10 Deelgebied 10: Oostelijke bovenloop en oorspronggebieden op de Hondsrug

Deelgebied 10a: bovenlopen; Anlooërdiepje Deelgebied 10b: bovenlopen; Gasterse Holt

Deelgebied 10c: bovenlopen; Scheebroek en Eexterveld

Deelgebied 10a: Anloërdiepje

Dit deelgebied bestaat uit het dal van het Anloërdiepje dat bij de Burgvallen uit komt in het dal van het Oudemolensche Diep. Het betreft een smal dal dat door zijn houtwallen een besloten karakter heeft. Aan de westzijde loopt het maaiveld in geringe mate op, aan de oostzijde sterk door de aanwezigheid van de Hondsrug. In het dal komen veenbodems voor. Aan de noordzijde ligt nog een ontwaterde dalvormige laagte die afwatert op het benedenstroomse deel. Onder het

bovenstroomse deel van het dal (zuid van de weg Gasteren-Anloo) en aangrenzende plateau zit potklei. Onder de aangrenzende plateaus van het beekdal zit hier ook keileem. Benedenstrooms ontbreken deze slecht doorlatende lagen. Alleen het benedenstroomse deel heeft daardoor relatief veel voeding uit het tweede watervoerende pakket. In het bovenstroomse dal deel is de stijghoogte onder de potklei veel lager dan de freatische stand. De bovenstroomse delen van het beekdal worden alleen gevoed door toestroming van freatisch grondwater uit het freatische pakket boven de keileem/potklei. Op het plateau bij Anloo daalde de freatische stand in de jaren zeventig en tachtig.

Door sterke ontwatering van het beekdal en de aangrenzende plateaus komen nauwelijks grondwaterafhankelijke habitattypen voor. De laatste twee decennia is er nauwelijks een ontwikkeling opgetreden in de vegetatie van het verdroogde beekdal. Door de sterke ontwatering treedt in de percelen van het beekdal geen of weinig kwel op, doordat het grondwater wordt gedraineerd door lokale ontwatering en de diepe beek. De ontwatering op de plateaus zorgt voor een geringe

grondwateraanvulling. In het bovenstroomse deel, dat sterk door toestroming van ondiep grondwater uit infiltratiegebied met landbouw wordt beïnvloed, bestaat een groot risico op vermesting van het grondwater.

Toch valt hier een nuancering te maken. Ten noorden van de weg Gasteren Anloo komen in het dal lokaal gaten in de potklei voor, thans dat indiceren soorten als Holpijp, Snavelzegge en Dotterbloem. Dit deel ligt ook in het voormalige

beïnvloedingsgebied van de waterwinning Zuidlaren. Na de stop van de winning zijn in de gaten dotterbloemhooilanden tot ontwikkeling gekomen. Het is eigenlijk zeer aardig dat op basis van verspreiding van kwelindicatoren zoiets kan worden herleid. Zie onze kartering 2008

Potenties worden beperkt omdat het smalle beekdal direct grenst aan

landbouwgebied. Herstel van de beekdalgradiënt met infiltratiegebieden is dan ook niet mogelijk droog-natgradiënten zijn daardoor moeilijk te ontwikkelen (alleen de gaten zijn wel interessant. Ook kan de aanvoer van nutriënten uit het landbouw gebied via het grondwater aan de orde zijn. Wel is er nog veel te winnen in het beekdal zelf, met name door aanpassing aan het beekpeil en de beekbodem. Voor grondwaterafhankelijke habitattypen en andere natte natuurtypen liggen de grootste herstelpotenties in het noordelijke benedenstroomse deel.

Deelgebied 10b:Gasterse Holt

Dit deelgebied ligt op het plateau aan de oostzijde van het dal van het Gastersche Diep. Het omvat een deel van een stroet. Het deelgebied bevat een bijzonder blauwgraslandje waar weer parnassia voorkomt. De bodem bestaat uit

veldpodzolen. Ondiep in de ondergrond komen potklei en keileem voor; hierop stagneert water. In winter en het voorjaar treden daardoor hoge grondwaterstanden op en stroomt water over maaiveld af. In de zomer zakt de freatische stand diep uit. Voor de verdere geohydrologie wordt verwezen naar deelgebied 5. De stroet wordt alleen gevoed door ondiep, freatisch grondwater. De basenrijkdom van de bodem en het ondiepe grondwater wordt vermoedelijk in sterke mate bepaald door de kalkrijk- dom of de basenverzadiging van de ondiepe en dagzomende keileem en potklei. In de lage delen van het Gasterse Holt dagzoomt potklei, die hier vroeger ook op kleine schaal gewonnen is (van Zanten et al., 2002). (Zeer) lokale grondwaterstroming in de winter en het voorjaar kan ook zorgen voor voeding van kalkarme bodems met basenrijk grondwater. Plaatselijk is de bodem basenrijk. De omgeving van het deelgebied ligt hoger en bestaat uit landbouwgebied. Hierdoor kan via lokale grondwaterstroming vermest grondwater toestromen. In de stroet ligt een diepe waterschapsleiding die samen met detailontwatering de stroet diep ontwatert. In 1994 zijn alleen twee graslandpercelen in het benedenstroomse deel gekarteerd op vegetatie. Deze bestonden toen uit soortenarm grasland. In 2008 en 2009 zijn de graslanden in het benedenstroomse deel gekarteerd. Een aanzienlijk deel bestaat dan uit Dotterbloemhooiland en een kleine recent afgegraven plek uit de typische subassociatie van Blauwgrasland (habitattype H6410 Blauwgraslanden). Hier komt ook de basenminnende plantensoort parnassia voor. De hogere, droge gedeelten van het Gasterse Holt bestonden in 2001 uit bos met Zomereik en Berk met enkele Beuken en in de ondergroei veel Gierstgras. De lagere, vochtige delen bestonden toen uit bos van Elzen of Berken met veel Hazelaar, en op de natste plaatsen Grauwe wilg (van Zanten et al., 2002).

Waterstandsregime en basenhuishouding worden in sterke mate bepaald door de ondiepe ligging van keileem en potklei. Het daarboven gelegen freatische systeem is

van belang voor de waterhuishouding. Naast de aanwezigheid van deze slecht doorlatende afzettingen zorgt de aanwezigheid van een diepe leiding en

detailontwatering in de stroet en ontwatering op de omliggende plateaus voor extra diep uitzakkende grondwaterstanden in de zomer. In de jaren zeventig is de

ontwatering in dit deelgebied sterk toegenomen. Dit zal in het Gasterse Holt hebben geleid tot ontwikkeling naar drogere bostypen. Het benedenstroomse deel is recent vernat door maatregelen in het dal van het Gastersche Diep en door lokaal afgraven van de bodem. Dit heeft geleid tot herstel van Dotterbloemhooiland en de

ontwikkeling van habitattype H6410 Blauwgraslanden.

Deelgebied 10c: Scheebroek en Eexterveld

Dit deelgebied ligt op het plateau van de Hondsrug aan de oostzijde van het dal van het Gastersche Diep. Het is de belangrijkste locatie voor heischrale en

blauwgraslanden binnen het Drentsche Aa-gebied. Door plagmaatregelen zijn de afgelopen 20 jaar vooral pionier- en soortenarme stadia van deze gemeenschappen aanzienlijk toegenomen. Bovendien is daardoor het areaal natte en droge heide toegenomen van ca. 5 ha in 1982 naar meer dan 10 ha in 2008. Het omvat een grote west-oost georiënteerde stroet (Scheebroek) met het Scheebroekenloopje en bovenstrooms daarvan het Eexterveld op het plateau. In het Eexterveld ligt een aantal ondiepe slenken. In een lokale depressie in het noordoostelijk deel, het Kienveen, was vroeger een veentje aanwezig. De bodem bestaat vooral uit veldpodzolen. Ondiep in de ondergrond komen potklei en keileem voor; hierop stagneert water. In winter en voorjaar treden daardoor hoge grondwaterstanden op en stroomt water over het maaiveld af. In de zomer zakt de freatische stand diep uit. Onder het laagste deel van de stroet van de west- tot oostzijde van het deelgebied ontbreekt de keileem. Het is niet geheel duidelijk is of hier de potklei ontbreekt, maar de vegetatiekaart van 1996 indiceert dat wel. Er kwam destijds ca. 2,6 ha Dotterbloemhooiland voor. De stroet wordt alleen gevoed door ondiep, freatisch grond- en oppervlaktewater dat in de winter over de slecht doorlatende keileem afstroomt. Daarnaast kan deze ook gevoed worden door basenrijker grondwater uit het eerste watervoerende pakket.

Op het plateau wordt de basenrijkdom van de bodem en het ondiepe grondwater vermoedelijk mede bepaald door de kalkrijkdom of de basenverzadiging van de keileem en potklei. (Zeer) lokale grondwaterstroming in de winter en het voorjaar kan ook zorgen voor voeding van kalkarme bodems met basenrijk grondwater. Plaatselijk is de bodem basenrijk. Een aanzienlijk deel van de omgeving van het deelgebied ligt hoger (noordelijk van Scheebroek, zuidelijk van het Eexterveld en oostelijk van het deelgebied) en bestaat uit landbouwgebied. Hierdoor kan via lokale grondwaterstroming vermest grondwater toestromen. In het benedenstroomse deel van de stroet ligt een diepe waterschapsleiding, het Scheebroekenloopje, die hier samen met detailontwatering de stroet diep ontwatert. Bovenstrooms in het

Scheebroek is deze leiding gedempt. In de hogere omgeving van het deelgebied ligt diepe ontwatering.

Waterstandsregime en basenhuishouding worden in sterke mate bepaald door de ondiepe ligging van keileem en potklei. Het daarboven gelegen freatische systeem is van belang voor de waterhuishouding. De ondiepe tot dagzomende slecht

doorlatende lagen zorgen ervoor dat in de niet ontwaterde terreindelen in het najaar en de winter de waterstanden dichtbij of aan maaiveld komen, en dat de

grondwaterstanden in de zomer diep wegzakken. In de jaren zeventig is het deelgebied sterk verdroogd door ontwatering binnen het deelgebied en in de

omgeving. Door de aanwezigheid van een diepe leiding in het benedenstroomse deel van de stroet is het westelijke deel van het deelgebied nu nog sterk verdroogd. Door recente vernattingsmaatregelen in het dal van Gastersche Diep kan het gebied wel (licht) vernat zijn. Het bovenstroomse deel van de stroet is recent weer vernat met interne maatregelen. Door plaggen en afgraven hebben voedselarme habitattypen in

droge tot natte kleinschalige gradiënten zich kunnen ontwikkelen. Uitbreiding van voedselarme vegetatietypen heeft op de plateaudelen vooral plaatsgevonden onder invloed van plaggen. Door de vermoedelijke aanwezigheid van kalkhoudende of basenrijke leem komen kleinschalig basenrijke en zwakgebufferde locaties voor. De grote kleinschalige afwisseling hangt samen met variatie in hoogte en de

bodemeigenschappen (wel/geen ondiepe of dagzomende lemige laag, variatie in basenrijkdom van bodem). Onduidelijk is of in het laagste deel van de stroet toestroming van dieper grondwater optreedt door het ontbreken van keileem en potklei, en of de meest basenrijke vegetatietypen hiervan afhankelijk zijn. Niet uitgesloten is dat door plaggen basenrijke bodemlagen zijn gaan dagzomen en dat die op termijn verzuren door uitloging. Accumulatie van organisch stof in combinatie met een geringe aanvoer van basen naar de bodemtoplaag kan tot verzuring leiden. Ontwikkeling van het humusprofiel op een van de blauwgraslandlocaties duidt daarop (waarneming R. Kemmers). Het langetermijnperspectief voor basenrijke en zwakgebufferde condities is daarom momenteel niet duidelijk. In de lagere

terreindelen als het Scheebroek lijkt onder invloed van vernatting eutrofiëring te zijn opgetreden. Deze eutrofiëring kan veroorzaakt zijn door mobilisatie van fosfaat onder invloed van vernatting. Door bemesting van de hoger gelegen omgeving van het deelgebied kan ook toestroming van vermest grondwater optreden, die binnen het deelgebied kan leiden tot eutrofiëring.