• No results found

Deelgebied 11: De overige infiltratiegebieden

2.4 Instandhoudingsdoelstellingen

3.3.11 Deelgebied 11: De overige infiltratiegebieden

Deelgebied 11a: infiltratiegebied; Vijftigbunder. Deelgebied 11b: infiltratiegebied; Natuurbad-Schipborg Deelgebied 11c: infiltratiegebied; Vredeveld-Bremheuvel. Deelgebied 11d: infiltratiegebied; De Strubben.

Deelgebied 11e: infiltratiegebied; Dijkveld. Deelgebied 11f: infiltratiegebied; Kampsheide. Deelgebied 11g: infiltratiegebied; Gasterse Duinen.

Dit deelgebied bestaat uit zeven subgebieden die allemaal functioneren als

infiltratiegebieden op de flanken van het beekdal. Het betreft hier voornamelijk als bestaande natuurreservaten die als langere tijd in beheer zijn bij terreinbeherende organisaties.

Deelgebied 11a: Vijftigbunder

Dit deelgebied betreft een infiltratiegebied op de Hondsrug en grenst aan de

overgang van deelgebied 1 en 2. In de ondergrond zit ondiep keileem. Door de hoge ligging en de dikte van de dekzandlaag boven de keileem is de bodem

grondwateronafhankelijk (DINOloket). Voor de verdere geohydrologie wordt verwezen naar deelgebied 1 en 2. In het gebied is naast droge (H4030) en natte heide (H4010A) en Oud eikenbos (H9190). Door het ontbreken van herhaalde karteringen kan hiervan geen trendanalyse gemaakt worden.

Deelgebied 11b: Natuurbad-Schipborg

Dit deel gebied ligt aan de noordoostzijde van het beekdal op de flank van de Hondsrug tussen het natuurbad bij Westlaren en Schipborg. Het wordt zowel aan de noord- als de oostzijde begrensd door recreatieterreinen. Effecten van de

ontwatering van deze terreinen op het deelgebied zijn niet onderzocht. Het gebied bestaat deels uit hoge en lage stuifzandduinen met daaromheen dekzand. Op de rand van het deelgebied met het beekdal (deelgebied 3) ligt een pingoruïne. Het deelgebied is deels eigendom van Staatsbosbeheer. Op dit deel van de terreinen komt H2310 Stuifzandheide voor volgens de kartering uit 1994. De rest van het terrein is particulier eigendom. Van dit deel zijn geen vegetatiegegevens bekend. In dit gebied ligt de pingoruïne.

Deelgebied 11c: Vredeveld-Bremheuvel

Dit deelgebied ligt aan de westzijde van het dal van Schipborgsche Diepje en Oudemolensche Diep (deelgebied 3). Het gebied wordt gekenmerkt door Stuifzandheiden in de Zeegserduinen en Droge heiden bij Molenveld. Vanaf het beekdal loopt het maaiveld op richting Zuideresch aan de westkant. Het westelijke deel is een overwegend droog gebied van basenarme stuifzandafzettingen met plaatselijk vochtige plekken met natte heiden (Beenbreek) Aan de oostzijde komen dekzanden voor. In het oostelijke deel ligt ook een laagte met zandbodems. Deze laagte is een voormalige overstromingsvlakte en is momenteel ontwaterd. In de hogere delen van het gebied treedt overwegend infiltratie op. De voormalige overstromingslaagte is een kwelgebied of is hydrologisch neutraal.

Slechts van een deel van het deelgebied zijn vegetatiegegevens beschikbaar. Een terrein in het noordelijke deel is in 1994 gekarteerd en een terrein in het zuidelijk deel in 2008.

Beide terreindelen bestaan voor een groot deel uit het habitattype H2310

Stuifzandheide met Struikheide met plaatselijk habitattype H4010A Vochtige heide. Een groot deel bestaat ook uit korte vegetatie die niet behoort tot een habitattype. In het zuidelijke terrein komt in mozaïek met heide ook het habitattype H6230 Heischrale graslanden voor. Dit habitattype bestaat hier uit een droge vegetatie van de Associatie van Liggend walstro en Schapengras. Een aanzienlijk deel van het deelgebied bestaat uit bos van Zomereik en Grove den. Dit bos heeft deels een vrij open structuur van de boomlaag. In het meest zuidelijke deel is ook nog een heideterrein aanwezig met deels open bos.

De heide wordt vrij gehouden van opslag en begraasd met een gescheperde kudde schapen In een aanzienlijk deel, vooral in het oostelijke deel, vindt agrarisch beheer plaats (grasland en akkers). In een deel van het bos liggen vakantiehuisjes.

Het gebied is voor een belangrijk deel een basenarm infiltratiegebied met droge heiden en bossen. Zeer plaatselijk is grondwaterafhankelijke heide aanwezig. In het Siepelveen een ven met Gagel was tot in de 90-er jaren Veenbloembies aanwezig. In het oostelijke deel zijn het landbouwkundig beheer en ontwatering sterk

bepalend. Dit gebied was van oorsprong een vochtig tot nat gebied met wisselende waterstanden.

Deelgebied 11d: De Strubben

De Strubben is voor een belangrijk deel een hoog gelegen zandgebied (plateau van Schipborg) op de Hondsrug. Zoals de naam al aangeeft bestaat het gebied voor een groot deel uit Oud Eikenbos (H9190) en Eiken-Beukenbos met Hulst (H9120). Aan de oostzijde van het deelgebied is een aanzienlijk deel net ingericht als heide gebied. In het westen sluit het met een slenk aan op het dal van Schipborgsche Diepje (deelgebied 3). In het noordoosten loopt het gebied ook uit op een slenk die naar het Hunzedal afwatert. Het deelgebied bestaat vooral uit dekzandafzettingen en plaatselijk uit stuifzand. De hogere delen vormen een droog infiltratiegebied. In het oostelijke deel komt keileem in de ondergrond voor, in het westelijke deel ontbreekt

deze afzetting. Zie voor de verdere geohydrologie bij deelgebied 3. In en rond het gebied vindt ontwatering plaats.

Het gebied bestaat voor een groot deel uit bos en voor een kleiner deel uit heide en agrarisch grasland en akker. Op basis van bosinventarisatie (Bijlsma et al., 2010) blijkt dat een groot deel van het bos in de Strubben behoort tot habitattype H9190 Oude eikenbossen. De boomlaag was hier tot 2010 sterk gesloten. Dit bos was een strubbenbos, hier ontstaan vanaf de Middeleeuwen als een open begroeiing van lage eiken onder sterke invloed van begrazing door schapen. Daarnaast kan in het noordelijk deel mogelijk het habitattype H9120 Beuken-Eikenbossen voorkomen. Dit betreft een restant van het Borckerholt. In het oostelijke en zuidelijke deel is een heideterrein aanwezig met habitattypen H2310 Stuifzandheiden met Struikheide en H4030 Droge heiden. In het zuidelijke deel komt heide in een kleinschalig mozaïek met bos voor. Op een locatie in het zuidelijk deel van het deelgebied is een veentje aanwezig met habitattype H7110B Actieve hoogvenen (heideveentjes) met een vegetatie van veenmossen en Kleine veenbes (Landschapsarchitecten 2008). Vlak bij dit veentje is ook nog een laagte voor met een vegetatie van Veenmossen, Hennegras en de soorten Eenarig Wollegras, Kleine veenbes en Lavendelheide (Landschapsarchitecten 2008).

Het droge eikenbos van de Strubben is ontstaan onder invloed van langdurige begrazing door schapen waardoor het langdurig een open structuur heeft gehad. Door het langdurig ontbreken van beheer gedurende de twintigste eeuw is de structuur van dit bos verdicht en is de boomopstand hoger geworden. Ook zijn de open delen van de Strubben sinds 1950 grotendeel verbost. In 2010/2011 zijn deze weer opener gemaakt en zijn eikenstoven afgezet met het doel deze te verjongen (Landschapsarchitecten2008). In het westelijk deel komt een aantal agrarisch beheerde graslanden en een akker voor. Het noordelijke deel met het vroegere Borckerholt is sinds de Middeleeuwen als bos in stand gehouden. Vroegere regelgeving duidt er op dat men dit bos in stand wilde houden. In de negentiende eeuw of al eerder werd het opgaande holt omgezet in hakhout. In de twintigste eeuw betrof het weer opgaand bos (Landschapsarchitecten 2008).

Deelgebied 11e: Dijkveld

Deelgebied Dijkveld ligt op de westelijke dalflank van het Loonerdiep vrij dicht bij de bebouwing van Assen. Het is een relatief hooggelegen infiltratiegebied met met name grasland dat integraal begraasd wordt. Vlakbij ligt ten noorden een

dalvormige laagte die diep ontwaterd wordt. De bodem bestaat uit dekzanden met vooral veldpodzolen en plaatselijk ook moerige gronden. In de ondergrond is potklei aanwezig. Voor meer over de geohydrologie zie bij deelgebied 7a. Het deelgebied ligt dichtbij (circa 500 meter) de grondwaterwinning Assen. Door de aanwezigheid van de slechtdoorlatende potklei is het effect op de freatische stand van deze winning niet meetbaar. Dit geldt ook voor het effect van beekpeil en de

ontwateringsbasis in het Loonerdiep (Van Houten et al., 2001). In het zuidelijke deel was ontwatering aanwezig in de vorm van sloten en greppels, die in 2005 zijn gedempt. Een deel van de percelen wordt agrarisch gebruikt. Op een ander deel (circa 40% van het deelgebied) wordt een beheer gevoerd van jaarrondbegrazing en maaien en afvoeren.

Het gebied is grotendeels een droog infiltratiegebied waarmee het voorkomen van droge graslanden, bossen, heide en heischraal grasland samenhangt.

Deelgebied 11f: Kampsheide

Het deelgebied bestaat uit de Kampsheide en ligt aan de oostzijde van het beekdal van Loonerdiep/Deurzerdiep (deelgebied 7a). Een groot deel bestaat uit bos dat niet kwalificeert voor een habitattype. Het omvat een matig hoog plateaudeel met zandbodems en de hoogte loopt ten oosten van het deelgebied verder op naar de zandrug van Rolde. Aan de noordzijde komt een kleine poel of ven voor die voor een

groot deel omringd wordt door een kleine dekzandrug. Door het midden van het deelgebied loopt van oost naar west een kleine stroet met beekeerdgronden die uitmondt in het aangrenzende beekdal. Onder het deelgebied en de omgeving komt in het westelijk deel potklei voor (Van Houten et al., 2001) en oostelijk slibhoudende zanden. Keileem ontbreekt in het deelgebied maar komt wel voor in het

aangrenzende plateau. Een groot deel van het gebied bestaat uit droge tot vochtige bodems. Een smalle zone langs de plas en de lage delen van de stroet zijn

grondwaterafhankelijk. Aan de noord-, oost- en zuidzijde van het deelgebied ligt gedraineerd landbouwgebied met een ontwateringsdiepte 1,0 meter onder maaiveld. Deze ontwatering draineert hier het freatische pakket boven de keileem. Langs zuidzijde ligt een sloot die geen afvoerfunctie voor bovenstrooms gebied heeft; het is geen schouwsloot.

De grondwaterwinning Assen (WMD), het beekpeil en de interne ontwatering in de beekdal hebben invloed op de waterhuishouding van dit deelgebied van Houten et al. (2001).

Van het gebied zijn vegetatiegegevens beschikbaar uit 1996. In het noorden van het gebied ligt een pingoruïne. Ten zuiden en oosten van dit ven komt het habitattype H5130 Jeneverbesstruwelen voor (niet op habitattypenkaart aangegeven). In een heideterreintje ten zuiden van het ven is ook habitattype H4010A Vochtige heide aanwezig, echter in sterk vergraste vorm.

Deelgebied 11g: Gasterse Duinen

Dit deelgebied omvat een matig hoog plateaudeel tussen de dalen van het

Gastersche Diep/Oudemolensche Diep en Anloërdiepje. Van zuid naar noord wordt het gebied doorsneden door een reeks van kleine laagten. Dit betreft een oud dal in het verlengde van het dal van het Gastersche Diep dat door stuifzand geblokkeerd is geraakt. Aan het kleinschalige reliëf van deze stuifduinen dankt het gebied ook de naam Gasterse Duinen. De bodem bestaat vooral uit basenarme zandbodems van stuifzandafzettingen en aan de randen van het gebied ook uit fluvioglaciale

afzettingen. In de laagten zijn venige afzettingen aanwezig. In de ondergrond komt geen potklei en nauwelijks keileem voor. Alleen in het noordelijk deel is een kleine keileemschol aanwezig. Voor een verdere beschrijving van de geohydrologie wordt verwezen naar deelgebieden 3 en 5. De hoge delen zijn grondwateronafhankelijk. In de reeks van laagten heersen natte condities en deze staan onder invloed van voeding met basenarm grondwater dat toestroomt uit lokale grondwatersystemen. De zuidkant van de Gasterse Duinen watert af in zuidelijke richting.

In de hogere delen heeft de freatische grondwaterstand een sterke seizoensmatige fluctuatie. Uit een peilbuisreeks aan de oostzijde blijkt dat toename van ontwatering in de jaren zeventig aan de oostzijde van het deelgebied voor een sterke verlaging van de freatische stand heeft gezorgd. In 1997 treedt aan de oostzijde een kleine stijging op.

Het gebied is in 1995 in zeer beperkte mate aan de westkant gekarteerd op vegeta- tietypen. In 2009 geldt dat voor de oostzijde. In deze karteringen zijn niet de voor natuur belangrijke delen met stuifzand en de afgesnoerde laagten meegenomen. In 1995 waren in het westelijke deel de subassociatie van Bochtige smele van het Berken-Eikenbos aanwezig en de habitattypen H4030 Droge heide, H7140A

Overgangs- en trilvenen (Associatie van Moerasstruisgras en Zompzegge) en H91D0 Hoogveenbossen (Zompzegge-Berkenbroek). In 2008 bestaan twee percelen aan de westzijde alleen uit soortenarm grasland. In het gebied komt het habitattype H2310 Stuifzandheiden met Struikhei voor in het stuifzandgebied.

In het gebied beheerd door het Drents Landschap komen de volgende habitattypen voor: H2310, H4010_A, H4030, H7110B en H9190. Oppervlaktes van deze

habitattypen kunnen niet worden berekend door het ontbreken van een recente vegetatiekaart.

Een groot deel van het gebied is een droog infiltratiegebied, door de combinatie van een hoge ligging en de afwezigheid van slecht doorlatende potklei en keileem in de ondiepe ondergrond. De aanwezigheid van stuifzand gaat samen met het

voorkomen van het habitattype H2310 Stuifzandheiden met Struikhei. Grondwater- afhankelijke situaties komen voor in het oude, door stuifzand afgesnoerde beekdal. Hierin komen habitattypen van zure omstandigheden voor, onder invloed van toestroming van basenarm grondwater en stagnatie van regenwater. De afgesnoerde laagtes worden gekenmerkt door veel Gagelstruweel. In infiltratie- gebieden wijst dit op voeding van enigszins verrijkt grondwater. Op de flanken er van komen plaatselijk fraaie veenmosrijke natte heiden voor. Aan de westzijde komen ook lokaal kleine laagten voor met grondwaterafhankelijke habitattypen die onder invloed van toestromend basenarm grondwater staan. De natte delen zijn vermoedelijk gedurende de jaren zeventig sterk beïnvloed door verdroging als gevolg van de drainage door sloten in het terrein tussen de vennen. Door het nagenoeg ontbreken van ondiepe slecht doorlatende lagen in de ondergrond van het deelgebied werkte de toegenomen drainage sterk door. Door het plaatsen van een stuw eind jaren 80 is het peil nu opgezet en zijn deze drainerende effecten sterk verminderd: er komt nagenoeg geen water meer over de stuw.