• No results found

De verschillende typen samengestelde telwoorden

In document Voortgang. Jaargang 8 · dbnl (pagina 116-120)

Over een moeilijk gedicht van Maria Tesselschade L. Strengholt

2. De verschillende typen samengestelde telwoorden

In de inleiding hebben we gesproken over drie typen samengestelde telwoorden, t.b.v. de identificatie ‘Duits’, ‘Frans’ en ‘Engels’ genoemd. Deze benamingen houden op geen enkele wijze een ‘verklaring’ in. We gaan in deze paragraaf wat nader op deze verschillende typen in.

2.1. De dertiende eeuw 2.1.1. Het Duitse type:

Zoals uit het moderne Nederlands blijkt is dit type uiteindelijk de standaardtalige variant geworden. Het is ook in het Middelnederlands van de 13de eeuw het meest algemeen en meest frequent.

Het subtype zonder nevenschikkend voegwoord is zeldzaam: neghentventich ‘29’ [Holland 1282]; neghendartich ‘39’ [Brugge 1286]; neghenderthic ‘39’ [Brugge 1286]; eenzeuentich ‘71’ [Brugge 1272] en een neghentich ‘91’ [Holland 1290].

Aangezien de eenheid hier steeds op -(e)n eindigt (een, neghen) en varianten met andere eenheden niet werden aangetroffen, mag wellicht aangenomen worden, dat in dit -(e)n tevens het voegwoord werd gevoeld. Bij telwoorden samengesteld met -dertich kan zelfs van dubbele haplologie sprake zijn: neghendertich =

negh(en)(en)(de)(de)rtich.

2.1.2. Het Engelse type:

Het Engelse type is een volgorde-variant, wellicht geënt op het Latijnse voorbeeld in de dateringen: anno millesimo ducentesimo nonagesimo nono ‘in het jaar 1299’. Het komt alleen in jaartallen voor. Verschillen zijn echter, dat het Latijn gewoonlijk rangtelwoorden gebruikt waar het Middelnederlands hoofdtelwoorden heeft en dat het Latijn geen et tussen

de laatste twee ordinalia zet, waar het Middelnederlands meestal ende heeft. Opvallend is dat deze volgorde vaak gebruikt wordt als een gedeelte van het jaartal uit romeinse cijfers bestaat: lxx ende een ‘71’. Dit laatste is een typisch dertiende-eeuwse kwestie; in de veertiende eeuw is dit verschijnsel nagenoeg verdwenen.

Mogelijk ook is dit type, vooral in het zuiden, beïnvloed door het Oudfranse model:

mil trois cens trente et deus ‘1332’; mil trois cens quarante et wiit ‘1348’. Deze

veronderstelling wordt gesteund door het gegeven dat het Engelse type zijn grootste densiteit in het zuiden kent. De oudste jaartallen met deze volgorde zijn: lx ende

achte [Brugge 1268], tsevent. sesse [Aksel 1276], seuentich iaer ende achte iaer

[Breda 1278].

Ook hiervan bestaat een subtype zonder nevenschikkend voegwoord, waarvan slechts één voorbeeld werd aangetroffen, nl. het hierboven reeds geciteerde tsevent.

sesse ‘76’.

In Oostvlaanderen staan in de 13e eeuw 30 Duitse tegenover 47 Engelse jaartallen, in Westvlaanderen 88 tegenover 113. In Zeeland is het Engelse type een betrekkelijk marginaal verschijnsel: 4 gevallen tegenover 23 Duitse. In Holland is het ook zeldzaam, in de kuststrook komt 128 maal het Duitse type voor tegen weliswaar 35 Engelse, maar 32 daarvan zijn uit de jaren 1298-99. Meer naar het binnenland, in Dordrecht, werd uitsluitend (42x) het Duitse type aangetroffen. Bij het westelijk deel van Holland sluit Utrecht aan met 13 Duitse tegenover 7 Engelse gevallen, de laatse pas vanaf 1295. Het hertogdom Brabant heeft een verhouding van 46 Duitse tegenover 27 Engelse typen. De schaarse gegevens uit het oosten van dit hertogdom laten geen verdere conclusie toe dan dat het Engelse type daar in de 13e eeuw niet werd aangetroffen.

Het heeft er alle schijn van dat, waar ze voorkomen, de beide typen van oudsher naast elkaar bestaan. In Holland en Utrecht lijkt het Engelse type op het einde van de 13e eeuw te zijn ingevoerd.

2.1.3. Het Franse type:

Vanaf 1280 komt - vrijwel uitsluitend in Vlaanderen - een type telwoord voor dat gevormd is naar het Franse (Picardische) model mil deus cens quatre vins et deus ‘1282’. De eerste is ducent tueehondert vierwaerf tuintich ‘1280’ [Brugge]. Deze manier van tellen wordt voortgezet tot en met 99, dus met Oudpicardisch (mil deus

cens) quatre vins et douze ‘1292’ correspondeert Mnl. virwerftuintich ende tuaelue

[Kloosterzande 1292] en met (mil deus cens) quatre vins dis et noef ‘1299’ correspondeert vierwarwen tuintech ende neghentien [Zottegem 1299].

Hierbij valt op dat een gelijkaardige Franse constructie met soissante en een getal groter dan tien, bijv. Oudpicardisch m. deus cens soissante

et onse ‘1271’ in het Middelnederlands niet wordt nagevolgd; er is tot nu toe nog

geen jaartal van het type *sestich ende elleue aangetroffen.

Deze manier van tellen, met veelvouden van twintig, blijft niet tot jaartallen - en in dat geval ook niet tot Vlaanderen - beperkt: virewerftuintech pont ‘80 pond’ en

virehondert ponden ende virewerftuintech ‘480 pond’ [Holland, grafelijke kanselarij

1268]. Buiten het telwoord ‘80’ werd deze manier van tellen in het 13de-eeuwse corpus nog aangetroffen in: van seuen waruen twintich lib. ‘van 140 pond’ [Damme 1286]. Voor voorbeelden uit later tijd, zie het MNW onder vierwerven.

De typische vorm van de jaartallen van dit Franse type en hun restrictie tot Vlaanderen kunnen een rol spelen bij het lokaliseren van dokumenten. Opmerkelijk is dat te Dordrecht in 1284 eenmaal deze Vlaamse manier van dateren wordt gebruikt:

viere waruen tuintich ende viere in een oorkonde waarin een borgstelling te Gent

wordt vastgelegd. De oorkonde is overigens in onberispelijk Dordts opgesteld.

2.2. De veertiende eeuw

Voor de 14e eeuw is materiaal verzameld uit Holland, Utrecht, Oost-Nederland, Brabant en Belgisch-Limburg (corpus 14de-eeuwse oorkonden van de VU). Dit stelt ons in staat tot op zekere hoogte de ontwikkelingen van getallen en jaartallen vanuit de hierboven beschreven toestand naar de 14e eeuw te volgen, als ook om te bekijken welke situatie we aantreffen in de gebieden die pas in die eeuw van het Latijn op het Nederlands overschakelen. Omdat dit corpus niet het gehele Nederlandse taalgebied bestrijkt, geven we de resultaten per gewest.

2.2.1. Holland

De Hollandse steden van de 14de eeuw (onderzocht zijn: Alkmaar, Amsterdam, Beverwijk, Delft, Dordrecht, Egmond, Gouda, 's-Gravenhage, Haarlem, Hoorn en Leiden) schrijven uitsluitend (494x) het Duitse type; slechts eenmaal werd het Engelse type aangetroffen: tuintech ende een [Leiden 1321]. De golf van Engelse gevallen in de jaren 1298-99 blijkt dus een incident te zijn geweest.

2.2.2. Utrecht

Hier werd uitsluitend (84x) het Duitse type aangetroffen. Het Engelse type is dus, net als in Holland, een eendagsvlieg geweest.

beide typen komen voor. De meeste onderzochte plaatsen (Antwerpen, Breda, Brussel, Diest, Helmond, 's-Hertogenbosch, Tienen, Zoutleeuw en de regio oostelijk

Noord-Brabant) hebben een lichte voorkeur voor het Duitse type; Brussel (5x) en Tienen (3x) hebben dit zelfs uitsluitend. Dit zijn echter kleine aantallen. Alleen voor Breda, Diest, Helmond en de streek daaromheen zijn wat grotere aantallen

beschikbaar: Breda heeft 35x het Engelse type tegenover 28x Duits; Diest 2 tegenover 5; Helmond 9 tegenover 18; oostelijk Noord-Brabant 3 tegenover 4.

In het hele hertogdom was de verhouding Engels:Duits in de 13de eeuw 27:46, in de 14de eeuw is deze 54:65; in percentages: 13de eeuw 37% - 63%; 14de eeuw 45% - 55%. Brabant blijft een menggebied waar het Engelse type in de 14de eeuw iets veld heeft gewonnen.

2.2.4. (Belgisch-)Limburg/Nederrijn

Het is wellicht niet helemaal correct het Limburg van de 13de eeuw te vergelijken met het Belgisch-Limburg van de 14de eeuw. In de 13de eeuw hebben Maastricht en Stein het Duitse type, evenals Kleef (Kleve) en Meurs (Mörs) in de aangrenzende Nederrijn; alleen Heinsberg heeft in het enige Nederlandstalige 13e-eeuwse dokument dat daarvan bewaard is het Engelse type: Aigtentich ende sesse ‘86’.

In de veertiende eeuw geeft Belgisch-Limburg (d.w.z de in Moors 1952 onderzochte plaatsen), meer naar Brabants model, een verhouding te zien van 51 Engelse gevallen tegenover 78 Duitse oftewel 40% - 60%.

2.2.5 Noordoostelijk Nederland

In de 13de eeuw zijn er voor het Noordoosten van ons taalgebied nauwelijks gegevens beschikbaar. In de beide Zutfense oorkonden uit het jaar 1300 wordt het Duitse type gebruikt. Het resultaat van een telling in Groningen, Drente en Overijssel voor de 14e eeuw was:

Engels Duits --113 Groningen/Drente 22 (18x te Zwolle) = 14% 132 Overijssel

Het gebied dat de verbinding vormt tussen het Noordoosten en het Zuiden, het graafschap Gelre, is nog niet onderzocht.

jaartallen in de 14de eeuw. Voor het overige is er een tweedeling ontstaan: 1. het Noorden = Nederland benoorden de rivieren, met vrijwel uitsluitend het Duitse type, en 2. het Zuiden = Nederland bezuiden de rivieren en België, waar beide typen naast en door elkaar voorkomen, met een lichte voorkeur voor het Duitse type. In het Noorden heeft dus het Engelse type, dat op het einde van de 13e eeuw o.a. via de grafelijke kanselarij van Holland werd verspreid, niet kunnen doorzetten.

In document Voortgang. Jaargang 8 · dbnl (pagina 116-120)