• No results found

De verhouding tussen bibliotheek en boekhandel

Het grootste terugkerende thema in het materiaal van Bibliotheekblad is de verhouding tussen de bibliotheek en de boekhandel. Dat dit het meest besproken thema is niet helemaal een verrassing te noemen, in aanmerking genomen dat zowel de bibliotheek als de boekhandel in het schema van Van Rees en Dorleijn op de as van de distributie te vinden zijn (bijlage III). Bibliotheek en boekhandel hebben beiden een functie op het gebied van het distribueren van literatuur in het literaire veld. Vanwege deze overeenkomst in functie is het lastiger om je voor de buitenwereld van elkaar te onderscheiden, wat maakt dat onderlinge competitie gemakkelijk ontstaat.

Zoals uit het materiaal zal blijken, verschillen boekhandelaren en bibliothecarissen van mening over wat de taak van de bibliotheek, maar houden boekhandelaren onderling er op dit punt ook verschillende meningen op na. Hetzelfde geldt voor bibliothecarissen, die ook niet altijd op één lijn zitten voor wat betreft de verhouding tussen bibliotheek en boekhandel. De verschillende visies zullen hieronder aan bod komen.

5.1.1. Boekhandelaren

De uitspraken van boekhandelaren hebben steeds één overkoepelend thema, namelijk wat precies de taak is van de bibliotheek en hoe die taak zich verhoudt tot het werk van de boekhandelaar. Boekhandelaren kijken hier heel verschillend tegenaan. Zo zijn er boekhandelaren die overeenkomsten zien tussen boekhandel en bibliotheek en daar weinig moeite mee hebben. Anderzijds zijn er boekhandelaren die van mening zijn dat de bibliotheek zich te veel op het terrein

34 van de boekhandel begeeft.114 Veel bediscussieerde onderwerpen binnen dit overkoepelende thema zijn de plaats van de collectie in het werk van de boekhandelaar en de bibliothecaris en welke (klanten)groep de boekhandel bedient en welke de bibliotheek.

Een boekhandelaar die weinig onderscheid ziet tussen boekhandel en bibliotheek is Matthijs van der Lely, algemeen directeur van Selexyz in Maastricht. Hij noemt de bibliotheek een goedkope boekhandel: ‘De bibliotheek is een gesubsidieerde vorm van het aanbieden van hetzelfde boek aan de lezer. Als kind was ik een veellezer. En die boeken haalde ik bij de bibliotheek, want mijn ouders konden niet iedere keer een nieuw boek voor mij kopen. Nu ben ik in staat, net als onze klanten, de boeken die ik wil lezen, te kopen; zij het dat de economische crisis er best toe zou kunnen leiden dat een aantal van hen straks de weg naar de bibliotheek weer weet te vinden.’115 Een wezenlijk onderscheid tussen boekhandel en bibliotheek ziet Van der Lely niet. Zijn collega, storemanager Ton Harmes, meent dat er sprake is van een aanvullende functie. Bibliotheken kunnen volgens Harmes dankzij hun niet-commerciële karakter een bredere en diepere collectie bieden. Tekenend voor het feit dat deze boekhandelaren geen onderscheid zien tussen bibliotheek en boekenbranche en dat de bibliotheek voor hen absoluut geen concurrent is, is dat Harmes zijn klanten gerust doorverwijst naar de bibliotheek als een boek dat een klant zoekt niet meer verkrijgbaar is.116

Maarten Asscher van Atheneum Boekhandel in Amsterdam is voorzichtiger, maar zit op eenzelfde lijn als Van der Lely en Harmes. Asscher spreekt in Bibliotheekblad uit dat wat hem betreft de bibliotheken onder de paraplu van de Koninklijke Vereniging van het Boekenvak (KVB) meer met de rest van het boekenvak moeten kunnen samenwerken. Samenwerking op lokaal niveau tussen boekhandel en bibliotheek beschouwt hij echter ‘meer iets voor incidentele evenementen dan voor structurele verbanden.’117

Monique Burger, een door het boekenpanel van De Wereld Draait Door bekend geworden boekhandelaar, geeft de bibliotheek het advies minder aandacht te hebben voor de collectie en meer voor de klant. Burger: ‘Het kost wat moeite, maar het kan. Als de bibliotheek dat doet, zul je zien dat de klantenbinding vergroot wordt en zullen je uitleningen stijgen.’118

Door, zoals Asscher, Van der Lely, Harmes en Burger doen, geen onderscheid te maken tussen de boekhandel en de bibliotheek en de functie van de bibliotheek ‘aanvullend’ te noemen, plaatsen deze boekhandelaren de bibliotheek in een cultureel discours, waarin bibliotheek en boekhandel geen concurrenten zijn, maar eenzelfde doel voor ogen hebben, namelijk het bevorderen van een literaire leescultuur. Ook het advies van Burger beoogt dat bibliotheken weer beter zullen functioneren in het literaire veld, zodat de zij hun rol in het bevorderen van de leescultuur weer ten volle zullen kunnen benutten. De boekhandelaren onderstrepen met hun uitspraken echter ook dat hun invloed in het veld groter is. Impliciet zeggen met name Van der Lely en Harmes dat een klant eerst naar de boekhandel komt en enkel wordt doorverwezen in het geval dat een boek niet beschikbaar is via de boekhandel. De boekhandel staat zo op de eerste plaats. Burger geeft de bibliothecaris zelfs het advies zich als een boekhandelaar te gedragen. Bij het geven van advies acht je je daartoe bevoegd, zodat ook hier duidelijk wordt dat boekhandelaren menen de bovenliggende partij te zijn.

114

Alle functienamen die in dit hoofdstuk genoemd worden zijn de functienamen die genoemd worden in het materiaal. Het kan dus zijn dat de genoemde persoon tegenwoordig een andere functie heeft of buiten de branche werkzaam is.

115 Bibliotheekblad 6 2009, 23. 116 Bibliotheekblad 6 2009, 22-23. 117 Bibliotheekblad 6 2009, 4. 118 Bibliotheekblad 10 2012, 38-39.

35 Wouter Roelants, boekhandelaar in Nijmegen, benadert de positie van de bibliotheek in het literaire veld heel anders. Hij constateert dat de bibliotheek in zijn woonplaats zich meer en meer richt op een hoger publiekssegment. Hij noemt de centrale bibliotheek van Nijmegen, gelegen op een steenworp afstand van zijn winkel, een ‘majestueuze tent’. Roelants: ‘Voor mij is de belangrijkste functie van de openbare bibliotheek leesbevordering. En ik vind niet dat ze daar, in dat fraaie pand (…) nou zo erg mee bezig zijn. Voor het bevorderen van lezen, wat toch dé vaardigheid is voor emancipatie en integratie heb je niet een soort cultuurtempel in het stadscentrum met comfortabele online werkplekken en dure cappuccino nodig. Daarvoor moet je present zijn in achterstandswijken en juist daar, begrijp ik, worden de deuren gesloten. (…) Ik vind helemaal niet dat de emancipatoire rol van de bibliotheek is uitgespeeld (…). Maar dan moet de bibliotheek juist sterk blijven in de buitenwijken, en vooral in wat een poos geleden Vogelaarwijken werden genoemd. Ga naar de mensen die daar wonen, in plaats van kansloze, eigenlijk ook een beetje halfhartige, pogingen te doen hen naar het stadscentrum te lokken. Ik zie een soort elitarisering van het bibliotheekwerk. In hun overlevingsdrift verloochenen bibliotheken de reden van hun bestaan: bestrijding van onmondigheid, bevorderen van participatie, cultuurspreiding. Dat zijn nog altijd urgente taken. Ik ben bang dat wie dat uit het oog verliest, bezig is zijn eigen graf te graven.’119 Door op te merken dat de bibliotheek een heel andere groep moet bedienen dan de boekhandel, maakt Roelants, in tegenstelling tot eerder genoemde boekhandelaren, een scherp onderscheid tussen de taak van de bibliotheek en de taak van de boekhandel. Bovendien zet Roelants zich af tegen de manier waarop de bibliotheek haar taak tegenwoordig invult. Door zijn argument historisch te kaderen – het aanhalen van het feit dat de bibliotheek opgericht is met een motief van emancipatie van de arbeidersklasse – zet hij deze opvatting kracht bij. Roelants geeft toe dat zijn mening deels voortkomt uit zelfbehoud. De bibliotheek komt op zijn erf door zich op een hoger publiekssegment te richten. In zijn boekhandel is het een komen en gaan van schrijvers en andere cultuurdragers die er voordragen, discussiëren en signeren. En, in tegenstelling tot de bibliotheek, krijgt hij geen subsidie.120

Roelants spreekt kadert de verhouding van de bibliotheek tot het literaire veld heel anders dan bijvoorbeeld Van der Lely, die meent dat de bibliotheek slechts een aanvullende functie heeft. Roelants maakt daarentegen een scherp onderscheid tussen bibliotheek en boekhandel, door te menen dat zij beiden een heel andere doelgroep bedienen. Hij stelt impliciet dat de boekhandelaar de hogere en kapitaalkrachtige klassen bedient, waar de bibliotheken zich zouden moeten inzetten voor degenen met minder (cultureel) kapitaal. De uitspraken van Roelants passen zo in een emancipatorisch discours, waarin het onderscheid in doelgroepen, de hogere en de lagere klassen, bepalend is.

Waar Roelants al even refereert aan het feit dat de boekhandel in tegenstelling tot de bibliotheek geen subsidie krijgt, zijn de uitspraken van Walter Janssen, boekhandelaar in Velp, geheel te plaatsen in een economisch discours. Janssen heeft er vanwege de subsidiëring moeite mee dat de bibliotheek meer en meer het commerciële pad inslaan. Janssen: ‘Een bibliotheek moet respecteren dat zij gesubsidieerd wordt. (…) Zo vind ik het commercieel verhuren van e-books een foute keuze. Dan kom je op ons terrein. Sprinterservice en dat soort zaken? Idem dito. Gun de hype aan de boekhandel, die kan dat beetje extra omzet goed gebruiken. We moeten voorkomen dat boekhandel en bibliotheek tegenover elkaar komen te staan. Voor een deel bedienen we andere groepen. Er zijn mensen die wel in de boekhandel maar zelden in de bibliotheek komen en vice versa. Dat biedt

119

Bibliotheekblad 4 2015, 32-33.

36 kansen tot samenwerking.’121 Zodra de bibliotheek commerciële activiteiten gaat ontplooien komen ze tegenover elkaar te staan als concurrenten en dat is niet wat het geval zou moeten zijn volgens Janssen. Door te stellen dat bibliotheek en boekhandel andere doelgroepen bedienen refereert hij ook zijdelings aan het emancipatorische discours. Overheersend is echter het economische discours, waarbij het zeer opmerkelijk is dat Janssen in het geval van de e-books spreekt van het ‘verhuren’ van e-books. Het ter beschikking stellen van e-books wordt namelijk in de auteurswet ‘uitlenen’ genoemd als dit door publieke instellingen wordt gedaan in het kader van het algemeen belang. Er wordt gesproken van ‘verhuren’ als e-books ter beschikking worden gesteld door bedrijven. Janssen stelt zo eigenlijk dat de bibliotheek zich hier, als gesubsidieerde instelling, gedraagt als een commercieel bedrijf.122 In dat geval zijn boekhandel en bibliotheek duidelijk concurrenten, iets wat in Janssens ogen onjuist is en voorkomen moet worden.

5.1.2. Bibliotheekwereld

Ook in de bibliotheekwereld zijn de meningen verdeeld over de verhouding tussen de bibliotheek en de boekhandel. Jeanine Deckers van Bibliotheek Bollenstreek is stellig: ‘We zijn geen boekhandel, we hebben een ander uitgangspunt, een andere doelstelling en daarmee een ander aanbod. Wat niet wil zeggen dat je niet af en toe een goed idee van een boekhandel kunt overnemen. Of van een Volksuniversiteit of een reclamebureau. Je moet ervoor waken te veel in te spelen op trends en veelgevraagde materialen.’123 Gert Staal, directeur van de Bibliotheek Rotterdam, stemt daarmee in. Staal: ‘Een bibliotheek is geen Bruna waar je stapels boeken bij elkaar hebt staan. Een bibliotheek hoort een stevig aanbod te hebben (…)’124

Naast het verschil in het aanbod van een boekhandel en een bibliotheek wordt ook het verschil in doelstelling genoemd, bijvoorbeeld door Hans van Duijnhoven van de Bibliotheek Oss: ‘’ (…) Wij zijn er niet op de eerste plaats voor consumenten. Bibliotheken moeten zich helemaal niet laten meeslepen in wat consumenten vragen. Want consumenten zijn grillig, ze denken op korte termijn en willen alleen maar in hun directe behoeften bevredigd worden. Wij hebben in dit land juist behoefte aan burgers die hun verantwoordelijkheid nemen en kennis nemen van wat er maatschappelijk speelt. Dáár ligt onze taak, temeer omdat onze partners in crime het de laatste jaren erg hebben laten versloffen. Kijk naar onderwijs, waar kinderen alleen nog maar boeken hoeven te lezen die bij hun belevingswereld aansluiten. Of de publieke omroep, die alle programma’s ‘leuk’ wil maken. Maar het leven is niet altijd leuk. En niet alles hoeft bij jouw belevingswereld aan te sluiten. Sommige dingen kosten moeite, ze schuren een beetje. Als we die dingen een beetje aantrekkelijk presenteren, zijn we misschien niet klantvriendelijk bezig, maar wel burgervriendelijk.125 Van Duijnhoven vindt dat een goede collectie voor gaat: ‘Iedereen holt voortdurend achter dezelfde hypes aan. De vraag is hebben wij daar een functie in? Ik denk van niet. Natuurlijk hebben wij in Oss ook de boeken waar vraag naar is. (…) Maar een brede, kwalitatief hoogwaardige collectie gaat bij ons vóór het bedienen van modegrillen. De Albert Heijn of de Bruna kunnen de vraag naar die boeken in de Top Tien veel beter bedienen dan de bibliotheek. Mensen kunnen bestsellers ook bij

121 Bibliotheekblad 11 2014, 29. 122

wetten.overheid.nl/BWBR0001886/, zie artikel 12, laatst geraadpleegd 20-01-2016.

123

Bibliotheekblad 10 2014, 12.

124

Bibliotheekblad 12 2013, 8-9

37 ons lenen, maar dan zullen ze even moeten wachten. Als je zo’n boek stante pede wil, dan ga je maar naar de boekhandel om het te kopen. Heel simpel.’126

Karin Horst, cultuurspecialist bij de Bibliotheken Eemland, sluit aan bij Van Duijnhoven door te menen dat de bibliotheek geen commercieel doel heeft: ‘De bibliotheek heeft geen commercieel doel en hoeft aan haar activiteiten niet te verdienen.’127 Adri Swildens van Bibliotheek A tot Z in Dordrecht denkt echter dat de directe en commerciële werkwijze van boekhandels wel invloed gaat hebben op het bibliotheekwerk. Swildens: ‘Wij spreken nu nog vaak van ‘gratis’ projecten (…), maar ‘gratis’ bestaat natuurlijk niet, alles heeft zijn prijs. Daar staan we als bibliotheek nog onvoldoende bij stil, denk ik, we weten vaak niet eens wat onze producten in werkelijkheid kosten. Dat zal de komende jaren zeker veranderen. De boekwinkel kijkt veel meer met de ogen van de klant, daar kunnen we nog veel van leren.’ 128

Deckers, Staal, Van Duijnhoven en Horst distantiëren zich met hun uitspraken van een economisch discours waarin boekhandel en bibliotheek concurrenten zijn. De bibliotheek wil en moet geen concurrent zijn van de boekhandel, omdat de doelstelling anders is, alhoewel enige beïnvloeding van een commerciële werkwijze in de bibliotheeksector ook positief kan uitpakken. Toch staat met stip bovenaan dat de doelstelling van de bibliotheek niet-commercieel is. Dit uit zich in een heel andere collectie vergeleken met de boekhandel. Alleen van Duijnhoven werkt die doelstelling explicieter uit dan het onderscheid in collectie en refereert met zijn woorden aan een pedagogisch discours, waarin de bibliotheek bijdraagt aan zelfontplooiing en vorming.

Opvallend is wel dat de teneur is dat bibliotheekprofessionals veel woorden besteden aan wat de taak van de bibliotheek niet is in vergelijking met de boekhandel en wat zij niet moet doen. Dat lijkt te duiden op het feit dat de bibliotheek haar eigen positie in het veld niet helder heeft en vooral moet verdedigen wat zij doet. Wat de bibliotheek wél is wordt immers niet door iedereen even expliciet uiteengezet. Dit is echter wel een prangende kwestie als blijkt dat een bibliotheek ook te veel weg kan hebben van een boekhandel. Dit komt naar voren in een klanttevredenheidsonderzoek dat naar aanleiding van het inzetten van drie bibliobussen in de Krimpenerwaard werd uitgezet. Anja Oosterlaken, directeur Basisbibliotheken Krimpenerwaard naar aanleiding van het onderzoek: ‘De bus lijkt te veel op een boekwinkel waar mensen kunnen snuffelen en dan zelf allerlei boeken ontdekken. Klanten gaven aan dat ze graag iets meer bibliotheek in de bus zouden willen zien. Waar staan de niveauleesboekjes, waar de kunstboeken en waar de spannende romans?’129 Dat een bibliotheek te veel kan lijken op een boekhandel blijkt eveneens uit een artikel waarin Vlaamse collega’s na het bezoeken van een aantal Nederlandse bibliotheken verslag doen van hun indrukken. Over de stationsbibliotheek in Haarlem merken zij bijvoorbeeld op: ‘De inrichting doet denken aan een AKO- of Bruna-vestiging, vanwege de lage tafels waarop de nieuwste boeken in paperbackeditie strak opgestapeld liggen, de frontale opstelling van de boeken in de rekken en de heldere maar warme belichting en kleuren. De ronde, wit met oranje bibliotheekstickers op de boeken roepen de associatie op met midprice-acties.130 Bovendien heeft een Vlaamse collega commentaar op het aanbod: De bibliotheek biedt wel de hits, maar verbreding noch verdieping, maatschappelijke actualiteit noch context. Moeten publieke middelen daaraan worden besteed? Moeten boekhandelaren daarmee worden beconcurreerd? Volgens mij niet. Dan 126 Bibliotheekblad 6 2009, 34-35. 127 Bibliotheekblad 4 2013, 36-37. 128 Bibliotheekblad 9 2011, 42. 129 Bibliotheekblad 15 2010, 32-33. 130 Bibliotheekblad 12 2011, 20.

38 zou een maatschappelijke onderneming maatschappelijke schade aanrichten. Dat kan niet de bedoeling zijn.’131

Volgens enkele Vlaamse collega’s en ook volgens klanten beweegt de bibliotheek zich dus wel in de richting van de boekhandel. Terwijl bibliotheekwerkers zich juist distantieerden van een economisch discours waarin bibliotheek en boekhandel concurreren, constateren Vlaamse collega’s dat de bibliotheek zich wel in die richting begeeft.

Marck Deckers, werkzaam op het gebied van innovatie in de bibliotheekwereld, beweert in een column dat bibliotheken ook weleens de dupe worden van concurrerende acties van boekhandelaren. Deckers vraagt zich af wie de concurrenten van de bibliotheek zijn: ’(…) Ik dacht aan het Centraal Boekhuis, dat binnenkort begint met het verhuren van e-books. Verhuren, dat is toch hetzelfde als uitlenen? Boekverkopers worden daarmee bibliotheken. Het bericht zorgde even voor nieuwswaarde, maar ebde ook zo weer weg. Geen bibliothecaris die opstond en zei dat die boekhandelaren geen bibliotheek mochten spelen. Denkt u dat boekverkopers ook zo zouden reageren als wij zouden zeggen dat we in al onze vestigingen boeken zouden gaan verkopen? Ik denk het niet.’132 Dus ook al concurreren bibliotheken niet, dan nog kunnen acties van boekhandelaren nadelig zijn voor de bibliotheek.

Alle voorgenoemde bibliotheekwerkers distantieerden zich van rivaliteit tussen bibliotheek en boekhandel. Chris Groeneveld, interim-cultuurmanager bij het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken, doet dit niet. Hij ziet kansen voor de bibliotheek in de door de economische crisis moeizame jaren voor de boekhandels: ‘Gevoelsmatig zeg ik dat als het aantal boekhandels achteruit gaat, de kansen voor bibliotheken stijgen. De bibliotheek kan boekpresentaties en dergelijke organiseren die normaal in een boekwinkel plaatsvinden. Het stimuleert om de bibliotheek als inspirerende boekenplek overeind te houden.’133

Uit de bijeenkomst van Netwerk van Directeuren, waarvan Wim Keizer in Bibliotheekblad verslag doet, blijkt echter dat men de bibliotheek niet graag als een concurrent van de boekhandel benoemt. Er wordt niets verkocht in een bibliotheek, ook niet in een bibliotheek met een winkelmodel, dus blijft er een groot verschil tussen boekhandel en bibliotheek, zo redeneert Tineke van Ham, directeur van Bibliotheek Zwolle. 134 Als in het overleg echter gevraagd wordt naar wie de concurrenten van de bibliotheek zijn, blijkt uit het verslag van Keizer, wordt wel de bibliotheek genoemd. Maar: ‘Daar werd tegen ingebracht dat dit (ook) onze partners zijn.’135

In de bibliotheekwereld lijkt men er al met al niet over uit wat de precieze verhouding tot de boekhandel is. In collectie en doelstelling onderscheidt men zich, maar waar de grenzen van wel of niet concurreren met de boekhandel liggen en of concurrentie nu een doel op zich moet zijn of niet, is niet eenduidig in de bibliotheekwereld. Een economisch en een cultureel discours, waarin bibliotheek en boekhandel aanvullend zijn, overlappen. Het één en ander is onder meer te wijten aan het feit dat de bibliotheek een gesubsidieerde instelling is en de boekhandel niet. Een gevolg van het ontbreken van deze eenduidigheid is wel dat de positie van de bibliotheek ten opzichte van de