• No results found

De veranderingen van administratieve lasten over de tijd

4 Beïnvloeden administratieve lasten de mate van ondernemerschap?

4.1 De veranderingen van administratieve lasten over de tijd

Gedurende de onderzochte periode zijn de administratieve lasten v.o.d. per be-drijf gedaald. Dit geldt voor alle sectoren en alle grootteklassen (zie Tabel 2 in het vorige hoofdstuk). In eerste instantie willen we weten of (en zo ja, in welke mate) deze afname in administratieve lasten over de tijd van invloed is geweest op de mate van ondernemerschap. Om deze invloed te kunnen bepalen, moeten we corrigeren voor andere determinanten van ondernemerschap en moeten we rekening houden met sectorverschillen. Dit gebeurt door regressievergelijking (4) uit het vorige hoofdstuk te schatten. De resultaten hiervan staan in Tabel 3 vermeld. Het belangrijkste resultaat is dat er geen significante relatie gevonden wordt tussen de administratieve lasten v.o.d. per bedrijf en de drie onderzochte maatstaven voor ondernemerschap.

Wanneer we kijken naar de overige verklarende variabelen in Tabel 3, dan blijkt dat de mate van ondernemerschap vooral samenhangt met de macro-economi-sche groei in het huidige en/of voorafgaande jaar. Voor de groei per sector wordt geen significante invloed gevonden.

24

Tabel 3 De invloed van administratieve lasten v.o.d. op ondernemerschap: resultaten van een fixed effects-model voor het particuliere bedrijfsleven exclusief land-bouw en zorg, 1998-2006 (standaardfouten tussen haakjes)

Maatstaf voor ondernemerschap

Starters Dochters Netto toetreding

ALKB 0,084 - -

(0,088)

ALtotaal - 0,024 0,132

(0,026) (0,102)

Economische groei 0,361 ** -0,006 0,599 **

(0,177) (0,059) (0,230)

Economische groei 0,237 0,152 *** 0,490 **

t-1 (0,167) (0,054) (0,211)

Sectorgroei 0,029 0,012 0,066

(0,059) (0,019) (0,075)

Loonkosten/werknemer 0,112 * 0,039 * 0,093

(0,059) (0,020) (0,079)

N 72 72 72

adj. R2 0,877 0,889 0,808

De te verklaren variabelen (starters, dochters en netto toetreding) zijn weergegeven als percentage ten opzichte van het totale aantal bedrijven (per sector) aan het begin van elke peri-ode.

De fixed effects-resultaten zijn verkregen op basis van een OLS-schatter voor een model met sectordummies; de parameterschattingen voor de sectordummies en de constante term zijn niet in de tabel opgenomen.

*, **, *** betekent significant verschillend van 0 op resp. 10%, 5%, 1%.

H o e z it h et n u m et lo o n k o s t en p e r w e rk n e m e r e n o n d er n e m e r s c h a p?

Wat betreft de loonkosten per werknemer vinden we een beperkte invloed op de bruto toetreding (het percentage starters en het percentage dochters), maar geen invloed op de netto toetreding. De invloed is slechts significant op 10%-niveau, maar heeft een ander teken dan we vooraf hadden verwacht. De ver-wachting was dat de loonkosten per werknemer een negatieve invloed op toetre-ding zouden hebben. De achterliggende gedachte is dat mensen (onder andere) ondernemer worden omdat ze als ondernemer verwachten meer geld te kunnen verdienen dan in loondienst. Naarmate de loonkosten per werknemer hoger zijn, zullen er minder mensen zijn die denken dat ze als zelfstandig ondernemer meer kunnen verdienen dan in loondienst. Dit impliceert een negatieve invloed van de loonkosten per werknemer op de toetreding. We hebben echter een positieve in-vloed gevonden. Dit suggereert dat er wel wat kritische kanttekeningen bij onze oorspronkelijke aanname geplaatst kunnen worden.

Een eerste kanttekening is dat het argument wel van toepassing is op het aantal starters (en daarmee ook op de netto toetreding), maar niet op het aantal doch-terondernemingen. Deze ondernemingen worden immers niet door personen, maar door bestaande bedrijven opgericht. Een tweede kanttekening is dat het

argument voorbijgaat aan de mogelijke relatie tussen de loonkosten per werk-nemer en de winstmogelijkheden voor onderwerk-nemers. Potentiële onderwerk-nemers kunnen een stijging van de gemiddelde loonkosten per werknemer interpreteren als een signaal dat de winstpotentie toeneemt1. Als hogere loonkosten per werk-nemer bijvoorbeeld het gevolg zijn van een toegenomen arbeidsproductiviteit, dan kan diezelfde toename van de arbeidsproductiviteit ook de winstgevendheid van de onderneming verhogen. Dit kan potentiële ondernemers een extra prikkel geven om daadwerkelijk een nieuw bedrijf te beginnen.

I n v lo e d v a n a dm i n is t ra t i e v e la s t en a f h a n k e l i jk v a n k a p it a a l i n t en s i t e i t De resultaten van Tabel 3 suggereren dat er geen ondersteuning is voor de theo-rie dat, gemiddeld genomen over alle sectoren, de hoogte van de administratieve lasten v.o.d. van invloed is op de mate van ondernemerschap. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de invloed van de administratieve lasten samenhangt met de kapitaalintensiteit van een sector. Volgens dit argument zou de relatie tussen de hoogte van de administratieve lasten en de mate van

onderne-merschap minder sterk zijn in kapitaalintensieve sectoren dan in arbeidsintensie-ve sectoren. Om dit te onderzoeken hebben we regressiearbeidsintensie-vergelijking (5) uit het vorige hoofdstuk geschat. Tabel 4 laat de resultaten hiervan zien. In tegenstel-ling tot de resultaten van de vorige vergelijking (Tabel 3) is er nu wel sprake van een significant negatieve relatie tussen de hoogte van de administratieve lasten v.o.d. en ondernemerschap: voor elk van de drie onderzochte maatstaven voor ondernemerschap wordt een negatieve relatie aangetoond. Deze relaties vinden we echter alleen voor de arbeidsintensieve sectoren. Voor de drie kapitaalinten-sieve sectoren vinden we geen enkele aanwijzing voor het bestaan van een ne-gatieve invloed van de administratieve lasten v.o.d. op de mate van onderne-merschap2.

Hoe moeten we de gevonden parameterschattingen interpreteren? De maatsta-ven van ondernemerschap (starters, dochters en netto toetredingen) luiden in percentages en de administratieve lasten luiden in duizenden euro's per bedrijf.

De voor de arbeidsintensieve sector gevonden parameters impliceren dus dat een afname van de administratieve lasten v.o.d. per bedrijf in het kleinbedrijf met

€ 1.000 het aantal starters zal doen stijgen met 1,14 procentpunt. Ter vergelij-king: in de door ons onderzochte periode en arbeidsintensieve sectoren ligt het percentage starters tussen 4,8% en 18,3%, met een gemiddelde van 10,0%. Een stijging met 1,14 procentpunt is dus een behoorlijke stijging.

1 De winstgevendheid van bedrijven is bij gebrek aan data niet als verklarende variabele in de door ons geschatte modellen opgenomen.

2 De geschatte parameters zijn zelfs positief (maar niet significant) voor alledrie de maatstaven.

26

Tabel 4 De invloed van administratieve lasten v.o.d. op ondernemerschap voor kapitaal-intensieve en -extensieve sectoren (TWhoog resp. TWlaag): resultaten van een fixed effects-model voor het particuliere bedrijfsleven exclusief landbouw en zorg, 1998-2006 (standaardfouten tussen haakjes)

Maatstaf voor ondernemerschap

Starters Dochters Netto toetreding

ALKB, TWlaag -1,141 *** - -

(0,067)

ALKB, TWhoog 0,067 - -

(0,081)

ALtotaal, TWlaag - -0,175 ** -0,800 **

(0,085) (0,323)

ALtotaal, TWhoog - 0,019 0,111

(0,025) (0,096)

Economische groei 0,241 -0,039 0,444 **

(0,167) (0,059) (0,221)

Economische groei 0,357 ** 0,180 *** 0,618 ***

t-1 (0,159) (0,053) (0,202)

sectorgroei 0,010 0,008 0,046

(0,055) (0,019) (0,071)

Loonkosten/werknemer 0,059 0,024 0,024

(0,056) (0,021) (0,078)

N 72 72 72

adj. R2 0,895 0,897 0,831

De te verklaren variabelen (starters, dochters en netto toetreding) zijn weergegeven als percentage ten opzichte van het totale aantal bedrijven (per sector) aan het begin van elke peri-ode.

De fixed effects-resultaten zijn verkregen op basis van een OLS-schatter voor een model met sectordummies; de parameterschattingen voor de sectordummies en de constante term zijn niet in de tabel opgenomen.

*, **, *** betekent significant verschillend van 0 op resp. 10%, 5%, 1%.

Voor dochters in arbeidsintensieve sectoren geldt dat een afname van de admini-stratieve lasten v.o.d. per bedrijf met € 1.000 het aantal dochters zal doen stij-gen met 0,18 procentpunt. Deze invloed is beduidend kleiner dan de invloed die we voor de starters gevonden hebben, zelfs als je er rekening mee houdt dat het gemiddelde jaarlijkse percentage dochters (3,8%) veel lager is dan het gemid-delde jaarlijkse percentage starters.

Dit lijkt een opvallend resultaat. Je zou immers mogen aannemen dat bestaande bedrijven (die nevenvestigingen en/of dochterondernemingen oprichten) beter op de hoogte zijn van de daadwerkelijke administratieve lasten waarmee ze gecon-fronteerd zullen worden dan individuen die een nieuw bedrijf beginnen. Ze heb-ben hier immers praktijkervaring mee. Op basis hiervan zou je voor het percen-tage dochters juiste een sterkere invloed van administratieve lasten verwachten dan voor het percentage starters. De (verwachte) financiële aspecten van de

administratieve lasten bieden echter niet de enige verklaring voor de gevonden relaties. Ook de irritatiefactor kan een rol spelen. Het uitvoeren van administra-tieve taken kan ten koste gaan van het plezier van het ondernemen. Naarmate potentiële starters een lagere inschatting maken van de tijd die gemoeid is met deze 'administratieve rompslomp', zouden ze vaker kunnen besluiten om daad-werkelijk ondernemer te worden. Dit argument geldt echter alleen voor starters, niet voor dochters: nevenvestigingen en/of dochterondernemingen worden niet door individuen maar door bestaande bedrijven opgericht, waardoor de irritatie-factor geen rol meer speelt. Een daling van de administratieve lasten v.o.d. per bedrijf kan zodoende een grotere invloed hebben op het aantal starters dan op het aantal dochters.

Wat betreft de overige variabelen vinden we enkel een positieve relatie met de macro-economische groei in het huidige en/of voorafgaande jaar. Voor de groei per sector en de loonkosten per werknemer wordt geen significante invloed ge-vonden.