• No results found

De toetsvragen van de voormeting en nameting

Toetsvraag:

In het lokaal staat een bekerglas met een oplossing van bariumhydroxide of kaliloog.

5. Leg uit met welke proef en met welke stof je kan uitzoeken welke van de twee zoutoplossingen in het bekerglas zit. Noteer ook je waarnemingen en met welke waarneming je welke conclusie trekt.

Antwoordmodel:

Maximumscore 3

1p: Notie dat het toevoegen van een andere zoutoplossing onderscheid kan maken tussen de zoutoplossingen

1p: Waarneming beschreven aan de hand van toegevoegde chemicaliën 1p: juiste conclusie op basis van waarnemingen

Ingevuld SPA+ model voor voormeting:

Stap 1.

Onderstreep de doe- en

puntwoorden in de vraag.

Leg uit met welke proef en met welke stof je kan uitzoeken welke van de twee zoutoplossingen in het bekerglas zit. Noteer ook je waarnemingen* en met welke waarneming je welke conclusie trekt.

*De omschrijving van de waarneming levert punten op, niet het woord waarneming zelf.

Stap 2. Wat is er gegeven?

Zet de delen van de redenering die in de opgave gegeven zijn in de juiste kolom(men) in de onderstaande tabel.

Stap 3. Wat is er nog nodig?

Verzamel de delen van de redenering die je nodig hebt om die compleet te maken (zoals vakkennis, informatie uit de BINAS). Schrijf deze op in de juiste kolom(men) in de onderstaande tabel.

Data

(waar is dit op gebaseerd?)

Verbinding (hoe komen we erbij?)

Conclusie (waar leidt dit toe?) Om te onderzoeken welke

oplossing in het bekerglas zit kan een andere zoutoplossing worden toegevoegd.

Beide zoutoplossingen

bevatten hydroxide-ionen, dus bariumionen of kaliumionen moeten aangetoond worden.

De bariumionen kunnen worden aangetoond door bijvoorbeeld natriumsulfaat, want bariumsulfaat is slecht oplosbaar.

Kaliumsulfaat en

natriumhydroxide zijn allebei goed oplosbaar.

Dus er zal een suspensie in het bekerglas ontstaan als er een oplossing van bariumhydroxide in zit, waarbij de vaste stof bariumsulfaat en een oplossing van natriumhydroxide

aanwezig zijn.

Het zal echter een heldere oplossing blijven als natriumsulfaat aan kaliloog (kaliumhydroxide) wordt

63 Stap 4.

Wat voor

verband wordt er gevraagd?

□ Oorzakelijk verband (oorzaak en gevolg): doordat, daardoor, als gevolg van, zodat

Redengevend verband (argument): daarom, omdat, immers, dat blijkt uit

□ Concluderend verband: dus, daarom, kortom, al met al Stap 5.

Formuleer het antwoord op de vraag.

Om te onderzoeken welke oplossing in het bekerglas zit kan een andere zoutoplossing worden toegevoegd die bariumionen of kaliumionen aantoont. Beide zoutoplossingen bevatten hydroxide-ionen dus het aantonen daarvan geeft geen onderscheid tussen de twee zoutoplossingen. De bariumionen kunnen worden aangetoond door bijvoorbeeld natriumsulfaat toe te voegen, want dan zal bariumsulfaat gevormd worden en dit lost niet op waardoor er een vaste stof in de oplossing ontstaat. Dus er zal een suspensie in het bekerglas ontstaan als er een oplossing van bariumhydroxide in zit, waarbij de vaste stof bariumsulfaat en een oplossing van natriumhydroxide aanwezig zijn. Het zal echter een heldere oplossing blijven als natriumsulfaat aan kaliloog (kaliumhydroxide) wordt toegevoegd, omdat kaliumsulfaat en natriumhydroxide allebei goed oplosbaar zijn.

Stap 6. Antwoord controleren.

Heb je antwoord gegeven op de vraag en is de redenering volledig?

Nameting.

Toetsvraag:

In moderne wasmiddelen worden tegenwoordig vaak synthetische zepen gemaakt. Een voorbeeld van zo’n synthetische zeep is natriumdodecylbenzeensulfonaat.

Dit is een goed oplosbaar zout met de volgende structuurformule:

Deze zeep wordt gemaakt uit dodecylbenzeen:

6. Leg uit waarom natriumdodecylbenzeensulfonaat wel waswerking heeft en

dodecylbenzeen niet.

Antwoordmodel:

Maximumscore 3

1p: Ndbs heeft polair en apolair deel (hydrofiel/hydrofoob) 1p: Ddb is apolair

1p: Dus nddbs kan mengen met water en met vet en werkt daarom als emulgator, (zorgt dat vet op kan lossen in water)

Ingevuld SPA+ model voor nameting:

Stap 1.

Onderstreep de doe- en

puntwoorden in de vraag.

Leg uit waarom natriumdodecylbenzeensulfonaat wel waswerking heeft en dodecylbenzeen niet.

Stap 2. Wat is er gegeven?

Zet de delen van de redenering die in de opgave gegeven zijn in de juiste kolom(men) in de onderstaande tabel.

Stap 3. Wat is er nog nodig?

Verzamel de delen van de redenering die je nodig hebt om die compleet te maken (zoals vakkennis, informatie uit de BINAS). Schrijf deze op in de juiste kolom(men) in de onderstaande tabel.

Data

(waar is dit op gebaseerd?)

Verbinding (hoe komen we erbij?)

Conclusie (waar leidt dit toe?) Natriumdodecylbenzeensulfonaat

(nddbs) heeft een polair en een apolair deel

(hydrofiel/hydrofoob) en dodecylbenzeen (ddb) is apolair.

Polair mengt met polair, apolair mengt met apolair. Water is polair en vet is apolair.

Nddbs kan met water (polaire deel) en met vet (apolaire deel) mengen.

Ddb kan alleen mengen met het vet.

Nddbs werkt als emulgator/ heeft een waswerking omdat het zorgt dat het vet kan oplossen in water en ddb kan dit niet.

Stap 4. Wat voor

verband wordt er gevraagd?

□ Oorzakelijk verband (oorzaak en gevolg): doordat, daardoor, als gevolg van, zodat

Redengevend verband (argument): daarom, omdat, immers, dat blijkt uit

□ Concluderend verband: dus, daarom, kortom, al met al Stap 5.

Formuleer het antwoord op de vraag.

Nddbs heeft een polair en een apolair deel (hydrofiel/hydrofoob) en Ddb is apolair. Daardoor kan polaire deel van nddbs kan mengen met water en het apolaire deel van nddbs kan mengen met vet. Ddb kan alleen mengen met het vet. Dus nddbs werkt als emulgator/ heeft een waswerking omdat het zorgt dat het vet kan oplossen in water terwijl ddb dit niet kan.

Stap 6. Antwoord controleren.

65