• No results found

DE TOEKOMST DER ORDONNANTIE

In document SE HIIWELlJKSORDSNRftltTIE (pagina 51-140)

Welke plaats zullen de bepalingen der ordonnantie in de toekomst hebben in te nemen?

De vraag mag gesteld worden, omdat de toestand, dien de ordonnantie aanwezig vond en waarop zij ge-baseerd was, niet verwacht kan worden, ongewijzigd te blijven voortbestaan. Boven stipte ik reeds met een enkel woord aan, hoe de huwelijken, door dilet-tanten gesloten, in de algemeene achting lager staan aangeschreven dan de op officieele wijze geslotene.

Inderdaad wendt men zich tot eenen „beunhaas", niet alleen om de geringere kosten, maar vooral ook wan-neer men zichzelf in staat wil stellen op elk oogen-blik het huwelijk te verbreken, ja zelfs het geheele bestaan ervan te negeeren. Men weet zeer wel, dat het de partij, die zich op het huwelijk beroepen wil, uiterst moeilijk, ja dikwijls onmogelijk zal zijn, de aanwezigheid van alle wettelijke vereischten te be-wijzen, daar de complaisante huwelijkssluiter er zelf niet eens al te streng onderzoek naar gedaan heeft.

Zoo worden dan deze huwelijken gebruikt om de aan-gename zijden van het concubinaat te kunnen ge-nieten, maar daarbij den schijn althans eenigermate te redden.

De rechtspraak is hier nog niet geheel in overeen-stemming met de volksovertuiging. Meer dan deze staat zij onder den invloed van de zuivere Mohamme-daansche wetgeleerdheid, die in Indië eenige krachtig ijverende vertegenwoordigers heeft. Zoo komt het dat zij de door beunhazen gesloten huwelijken niet

kort-weg ongeldig verklaart; maar toch maakt zij een zeer belangrijk verschil, door hier een vrij volledig bewijs te eischen, terwijl zij in de medewerking van een officieelen huwelij ksbeambte reeds een voldoend ver-moeden vindt. We herkennen hier het streven, dat we in zooveel andere gevallen terugvinden : zoo weinig mogelijk openlijk af te wijken van de godsdienstige wet, maar binnen hare grenzen te trachten een expe-diënt te vinden, dat tot het beoogde doel kan leiden.

Het is duidelijk waar te nemen, dat de ordonnantie krachtig heeft medegewerkt aan eene ontwikkeling in bovenbedoelden zin, en dat zij nog voortdurend haren invloed doet gelden. Van Nederlandsch standpunt kan dit niet dan met vreugde gezien worden: het einddoel immers moet wezen, dat in de oogen van den Inland-schen Moslim een huwelijk zonder huwelijksbeambte iets ondenkbaars is.

Het zou wel het eenvoudigste wezen, het volks-bewustzijn hierin zijn eigen gang te laten gaan. Maal-ais het nieuwe artikel 75 van het Regeeringsreglement zal ingevoerd worden, zal de koloniale wetgever niet meer mogen afwachten: hij zal zijn standpunt moeten kiezen bij de codificatie van het javaansche familie-recht1). Hoe zal zijne keuze moeten zijn?

!) Het artikel laat m. i. geene andere verklaring toe dan deze : dat het geheele recht gecodificeerd zal worden. Deze opvatting wordt met vreugde verkondigd door Prof. CARPENTIEB ALTING in zijne inaugureele oratie; z\] staat met zoovele woorden te lezen in de rede van den heer IDSINGA ter verdediging van zyn amendement dat met geringe wflziging tot wet geworden is (Hand. 2e Kamer, 12 Oct. 1906). Leest men echter de ver-schillende reden, door minister FOCK op 11 en 12 Oct. gehouden,

Het komt mij voor, dat de wetgever zoo voorzichtig mogelijk zal moeten zijn, wanneer hij aan het gebied der Mohammedaansche wet raakt. De Nederlandsen-Indische regeering heeft in de Moslimsche wereld toch al geen goeden naam, vanwege het ingrijpen in ver-schillende aangelegenheden, die ten onrechte beschouwd worden als van godsdienstigen aard te zijn (moskee-kassen en dgl.)! Het veiligst is het m. i. op den weg voort te gaan, dien de rechtspraak der priesterraden insloeg. In het privaatrecht kan een bewijs of uit-treksel uit het register, afgegeven door den huwelijks-beambte, als volledig bewijs van het huwelijk worden erkend; terwijl ten opzichte der onregelmatige huwe-lijken den rechter uitdrukkelijk kan verboden worden,

met een onvolledig bewijs genoegen te nemen.

Niet alleen de huwelijkssluiting zelve, ook het aan-wezig zijn van alle vereischten op dat tijdstip (eene zaak die anders behoudens tegenbewijs wordt aange-nomen) zal hij zich moeten doen waarmaken. Prac-tisch zal het in nagenoeg alle gevallen wel onmogelijk blijken, dit bewijs te leveren.

en de tweede rede van den heer IDSINGA op 12 Oct-, dan straalt daar duidelijk de opvatting door, dat de algemeene ver-ordeningen, die zullen moeten tot stand komen, in hoofdzaak slechts als competentie-regelingen bedoeld zijn: afbakeningen van de gevallen waarin het eene of het andere recht zal gelden;

zonder dat ze zich met den inhoud van dat recht bemoeien.

Ik kan me thans niet in eene uitvoerige bespreking van dit punt begeven: slechts zij opgemerkt, dat het bezwaar van den Minister tegen het oude artikel 75 („dat op hetzelfde oogenblik de eene rechter dit en de andere rechter het omgekeerde voor adat uitmaakt", Hand. 11 Oct.), nagenoeg onverminderd blijft voortbestaan, wanneer men die tweede interpretatie aanneemt.

y

In het strafrecht kan dan de bepaling der ordon-nantie tegen beunhazen gehandhaafd blijven.

Wat de huwelijksontbinding betreft, kan de mede-deelingsplicht eveneens zijne plaats in het strafrecht behouden, terwijl in het privaatrecht over het bewijs gelijke bepalingen als boven genoemd kunnen inge-lascbt worden.

Het schijnt mij, dat door deze regeling de toestand, dien de ordonnantie zich dacht, feitelijk bereikt zal worden. Misschien zal later het afgegeven bewijs of uittreksel uit het register geproclameerd kunnen wor-den tot uitsluitend bewijsmiddel: noodig zal het m. i.

niet eens zijn; bezwaren zullen er echter ook wel niet tegen bestaan.

Reeds nu immers bestaat voor de Mohammedaan-sche Arabieren een dergelijk uitsluitend bewijsmiddel in het schriftelijk consent der boedelkamer ingevolge I. S. 1828—46.

Intusschen kan het nog zeer lang duren eer het nieuwe art. 75 volledig zijne werking zal kunnen uit-oefenen. En dan kan het misschien dienstig zijn, voor dien tusschentijd de ordonnantie eenigszins anders te redigeeren, in hoofdzaak ten einde:

1°. te doen uitkomen, dat de „bevoegdheid", waar-van zij spreekt, aan haar niet anders dan eene strafrechtelijke sanctie ontleent;

2°. den wali-hakim uitdrukkelijk op te nemen onder de huwelijksbeambten, voorzoover het betreft de verplichting tot het aanhouden van registers en het afgeven van bewijzen, de vaststelling van een maxim urn-heffing en de sanctie van art. 4 al. 3 ; 3°. de bestaande leemten in de registers te corrigeeren ;

4°. de registers een bestaan te verzekeren krachtens a l g e m e e n e v e r o r d e n i n g en daarmee te doen uitkomen, dat het eene zaak betreft, waarbij het belang der burgers direct is betrokken, niet enkel een maatregel van administratieven aard;

5°. de vrijstelling van zegel van art. 3a te wettigen ; 6°. eenige, thans onwettige, voorschriften in de Res.

besi. mogelijk te maken; zie hoofdstuk III.

Eene redactie als de onderstaande zou misschien dienst kunnen doen.

De Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indië, Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, enz.

Dat hij, voorzoover noodig met Koninklijke mach-tiging, heeft goedgevonden en verstaan, te bepalen als volgt:

ARTIKEL 1.

In ieder gewest zullen door het Hoofd van Gewes-telijk Bestuur personen aangewezen worden, belast met de bemoeienis met het tot stand komen en de ontbinding van huwelijken tusschen Mohammedanen volgens de leer van den Islam.

Zij dragen den titel huwelijksbeambten.

De aanwijzing zal standplaats en ressort der huwe-lijksbeambten vermelden ; zij zal op geschikte wijze ter algemeene kennis gebracht worden.

Bij de aanwijzing kan de bevoegdheid van den huwelijksbeambte beperkt worden tot het optreden bij huwelijken van vrouwen die over een en wali nasab

beschikken, of wel bij dezulke waar dit niet het geval is.

ARTIKEL 2.

Partijen, die een huwelijk volgens de leer van den Islam willen sluiten, zullen zich moeten aanmelden bij den huwelijksbeambte, krachtens het vorig artikel als bevoegd aangewezen voor het ressort waarin het huwelijk gesloten wordt.

Zij zullen daarbij de voorschriften in acht moeten nemen, door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur te dier zake vastgesteld.

Indien den huwelijksbeambte blijkt, dat er tegen het huwelijk geene wettelijke bezwaren bestaan, zal hij zijne medewerking tot de totstandkoming ver-leenen, daarbij optredende als wali hakim, indien de vrouw niet over eenen wali nasab beschikt; als ge-machtigde van den wali nasab, indien dit wel het geval is.

AETIKEL 3.

Indien de partijen in afwijking van art. 2 al. 3, verlangen dat een ander dan de huwelijksbeambte als wali of gemachtigde van den wali de huwelijkssluiting leidt, zullen zij daartoe de vergunning moeten ver-zoeken van den Regent of den zelfstandigen Patih;

in de residentie Batavia van den Commandant of Demang; in de afdeeling Bawëan der residentie Soera-baja, in het district Karimon-Djawa-eilanden der resi-dentie Semarang en in de districten Kangëan en Sa-poedi der residentie Madoera van den Wedana.

De taak van den huwelijksbeambte zal zich ingeval

deze vergunning verleend wordt beperken tot het houden van toezicht.

ARTIKEL 4.

De huwelijksbeambte kan ingeval van verhindering de hem opgedragen taak door een ander doen waar-nemen. Evenwel is het hem niet geoorloofd, eigen-machtig een vasten vervanger aan te stellen.

ARTIKEL 5.

De man die eene verstooting over zijne vrouw uitspreekt of eene vroeger uitgesproken verstooting herroept, is verplicht, hiervan binnen drie dagen kennis te geven aan den huwelijksbeambte van zijn ressort, met inachtneming der voorschriften te dier zake door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur gegeven.

ARTIKEL 6.

De voorzitter van den priesterraad is verplicht van alle door of voor den priesterraad geschiede echt-scheidingen kennis te geven aan den huwelijksbeambte van het ressort waar het huwelijk gesloten werd.

ARTIKEL 7.

De huwelijksbeambte houdt registers aan van de voor hem tot stand gekomen huwelijken en van de te zijner kennis gebrachte huwelijksontbindingen en herroepingen van verstootingen.

ARTIKEL 8.

De huwelijksbeambte is verplicht, indien partijen of ééne van haar het verlangen, kosteloos een bewijs af te geven van het voor hem tot stand gekomen huwelijk of de door hem geconstateerde verstooting of herroeping.

Dit bewijs is vrij van zegel.

ARTIKEL 9.

De inrichting der registers en bewijzen wordt bij afzonderlijk (of gewestelijk) besluit geregeld.

ARTIKEL 10.

De huwelijksbeambten mogen voor hunne verrich-tingen eene betaling vorderen, waarvan het maximum voor iedere verrichting door het Hoofd van Gewes-telijk Bestuur wordt vastgesteld en op dezelfde wijze als de aanwijzing der huwelijksbeambten bekend gemaakt.

Voor iedere verrichting kunnen verschillende maxima worden vastgesteld in verband met de gegoedheid der betrokken partijen; in dat geval wordt tevens be-paald, op welke wijze partijen van hunne gegoedheid aan den huwelijksbeambte zullen moeten doen blijken.

De huwelijksbeambte is verplicht, zoo partijen of eene van haar dit verlangen, kosteloos quitantie af te geven voor de ontvangen betaling.

ARTIKEL 11.

Ieder die zonder daartoe krachtens art. 1 of art. 4 aangewezen te zijn en zonder inachtneming van de

voorschriften van art. 3 als wali of gemachtigde eene huwelijkssluiting leidt, wordt gestraft met eene geld-boete van f 5.— tot f 50.—, voorzoover niet art. 190 van het Strafwetboek voor Inlanders op hem toepas-selijk blijkt. !)

Overtreding van art. 5 dezer Ordonnantie wordt gestraft met geldboete van ƒ 1 . — tot f 5.—

De huwelijksbeambte of de krachtens art. 4 aange-wezen vervanger, die voor zijne verrichtingen hoogere betaling eischt dan hem krachtens art. 10 geoorloofd is, wordt gestraft met eene geldboete van f 5.— tot f 100.— of met ten arbeidstelling aan de publieke werken voor den kost zonder loon van vijf dagen tot drie maanden.

A R T I K E L 12.

Deze ordonnantie is alleen van toepassing op Java en Madoera, met uitzondering van de residentiën Soerakarta en Djokjakarta.

!) Dit zal het geval zjjn: 1°. bij onbevoegd optreden als wali hakim; 2°. bn' aanmatiging van de kwaliteit van lmwelyks-beainbte of als vervanger aangewezene.

De gewestelijke regelingen op Java en Madoera.

Eenige residents-besluiten heb ik niet kunnen raad-plegen, daar ze, voorzoover ik heb kunnen nagaan, niet in de Javasche Courant geplaatst zijn (de plaat-sing was niet wettelijk vereischt, daar we niet met keuren te doen hebben). Het zijn die van de Preanger Regentschappen, Rembang, Kediri en Madoera. Ik zal me dus bij mijne bespreking tot de overige moeten beperken.x)

De ordonnantie is eene strafwet in blanco; zij be-hoeft om te werken de nadere aanwijzing der uit-sluitend bevoegde personen en der geoorloofde heffingen in de Residents-besluiten. De wijze, waarop de Resi-denten bij het vaststellen der bepalingen te werk hebben te gaan, vinden we in de ordonnantie aan-gegeven; m. i. was die aanwijzing, daar ze zich uit-sluitend tot de ambtenaren richt, in de voorschriften tot uitvoering op hare plaats geweest.

De voorschriften tot uitvoering geven nog een

onder-!) Zie de opgave der vindplaatsen enz. in Bylage I.

werp aan, dat voor regeling bij gewestelijk besluit in aanmerking komt: de inrichting van en de controle op de registers en de inrichting der af te geven be-wijzen. Verscheidene residentsbesluiten, bevatten veel meer dan het bovengenoemde: behalve eenige op zich zelf staande bepalingen, vinden we er reeksen voor-schriften in omtrent a) dorpsregisters, b) verdeeling dei' huwelijksgelden en beheer der moskeekassen.

I. DE AANWIJZING DER HUWELIJKSBEAMBTEN.

Deze wordt in geen enkel besluit gemist. De ordon-nantie schrijft voor, dat zij zal geschieden na overleg met het Inlandsch bestuur, lettende op de adat en zooveel mogelijk in geheele categorieën. De toetsing der Residentsbesluiten aan deze vereischten geeft aan-leiding tot de volgende opmerkingen:

Aansluiting aan de adat is niet gebiedend voorge-schreven. De opdracht der „geestelijke" bemoeienis-sen — huwelijkssluitingen, rechtspraak in godsdienst-zaken — aan het moskeepersoneel als zoodanig, heeft slechts eene historische reden. De huwelijks-ordon-nantie heeft, evenals de priesterraadsregeling van 1882, met deze attributie ex officio gebroken, in zooverre dat bij de benoemingen in de allereerste plaats op geschiktheid gelet zal moeten worden. Zoo zal zelfs daar waar de huwelijkssluiting tot nu toe geheel in handen der dusgenaamde „geestelijken" was, zonder bezwaar een niet-„geestelijke", b.v. een ge-schikte schrijver ten kantore van den bestuursambte-naar kunnen worden aangewezen. Reeds vóór 1896 geschiedde zoo iets eene enkele maal ; na de in werking

treding der ordonnantie komt het meermalen voor.

Hieruit blijkt, hoe weinig het aangaat, de ordonnantie een streven naar verheffing der Mohammedaansche

„geestelijkheid" aan te wrijven. Eene grove en ge-vaarlijke fout maakt Pekalongan, door in art. 1 en 3 te spreken van den „geestelijken beambte"!

Natuurlijk is het niet de bedoeling geweest, anders dan in het belang eener doelmatige regeling van het bestaande gebruik af te wijken. In dezen geest luidt dan ook Kedoe art. 1, dat in zijn eerste lid den be-staanden vrij ingewikkelden toestand *) in wezen laat om geene verkregen rechten aan te tasten, doch in lid 3 voorschrijft, dat bij het optreden van nieuwe titularissen eene herziening er op gericht moet zijn, de ressorten te doen samenvallen met de bestaande bestuursindeeling in districten en onder-districten.

Lid 2, dat dezelfde hervorming op de kepoetihan-desa's wil toegepast zien, raakt aan een teer punt.

Voor de beantwoording der vraag, of eene zoodanige hervorming wettig is, ware een onderzoek naar den aard van de vrijstelling der desa vereischt. In zeer vele gevallen zal blijken, dat het recht op huwelijks-sluiting er geheel buiten valt, en dan bestaat er tegen eene doelmatige vernieuwing der regeling zeker geen bezwaar. Maar het kan zijn, dat de huwelijks- en scheidingsgelden opgenomen zijn in de inkomsten die

!) Waarschijnlijk het gevolg van vroegere wijzigingen in de bestuurs-indeeling. Waar de Regent een huweln'ks-beambte aanstelde, gaf hh' hem wel dikwyls een onder-district tot res-sort, echter geschiedde de aanwijzing van dat onder-district door opsomming der daartoe behoorende desa's; deze opsom-ming bleef dus ook b;j latere wn'ziging in de indeeling van kracht.

de bij de stichting bevoordeelde uit de desa zou mogen trekken, hetzij dit uitdrukkelijk, dan wel in alge-meene bewoordingen geschied is. In dat geval zou eene gewestelijke regeling daarin geen verandering mogen brengen.

In Banjoemas en Madioen is de zaak aldus geregeld, dat wel anderen dan de hoofden of bestuursleden van kepoetihan-desa's als huwelijksbeambten worden aan-gewezen, de gelden echter „volgens gebruik" aan dezen worden toegekend. Door de wijziging van 1904 laten de woorden der ordonnantie m. i. zulk eene regeling niet toe.

Bijna alle besluiten bevatten eene aanwijzing bij categorieën, alleen Batavia heeft in een trouwens in zijn geheel vrij vreemd besluit (het vangt aan : tot pmghoeloës voor het sluiten van huwelijken enz. wor-den benoemd) eene gansche reeks van personen met name aangesteld, zonder dat van eenige reden

hier-voor blijkt. Hoe onpractisch deze wijze van doen is, blijkt uit de noodzakelijkheid van verscheidene wijzigings-besluiten, zonder dat de toestand eenige verandering heeft ondergaan.x)

!) Allerzonderlingst is de nieuwste wijziging van dit besluit, Jav. Grt. 1907—67. Door SAJJID OETHMAN was rul. een ver-zoekschrift tot den Resident gericht, waarbij gevraagd werd de benoeming van een Arabischen huwelrjksbeambte speciaal voor de Arabieren te Batavia. Dit verzoek heeft de Resident willen inwilligen: de gunstige beschikking heeft hü vervat in eene wijziging van z;jn besluit ter uitvoering der huwelijks-ordonnantie, zoodat daar nu te lezen staat dat voor de Ara-bieren te Batavia een n a d e r a a n t e w i j z e n Arabische huwe-lrjksbeambte benoemd wordt!

4

Daarentegen wordt eene aanwijzing bij name noode gemist in het besluit van Soerabaja. Hier worden een aantal modins op de particuliere landen als bevoegd aangewezen, terwijl bij gebleken ongeschiktheid dei-functionarissen den Kegent wordt opgedragen, het gebied hunner werkzaamheden onder een ander res-sort in te deelen. Eene onwettige delegatie natuurlijk!

Een aantal besluiten stelt vaste vervangers (badals) voor gevallen van verhindering aan ; deze aanwijzing geschiedt dikwijls met name (zoo telkens in Madioen).

Boven (pag. 23) heb ik getracht te betoogen, dat de wali-hakim-huwelijken niet door de ordonnantie getroffen worden. Dezelfde interpretatie is door ver-scheidene Residents-besluiten gehuldigd : zij hebben zich bij de aanwijzing der huwelijksbeambten, althans oorspronkelijk, bepaald tot die personen, die de huwe-lijken van vrouwen met wali nasab sloten. Andere be-sluiten geven zich van de onderscheiding geen reken-schap en benoemen allerlei personen, w.o. speciaal hoofd- en andere }&ndïa,ad-penghoeloe's, tot wier werk het sluiten van gewone huwelijken wel niet anders dan bij wijze van uitzondering behoord zal hebben.

Een enkel besluit (Bantam) heeft van den beginne af personen aangewezen om als wali hakim op te treden.

Neemt men de interpretatie, die ik meende te moeten voorstaan, aan, dan rijst ten opzichte van de benoeming van deze wali-hakim's de vraag, of zij wettig te achten is. Heeft de onthouding der ordon-nantie de beteekenis van eene uitsluiting of van eene vrijlating aan regelingen van lageren rang? Na het boven meegedeelde zal het duidelijk zijn, dat ik de

tweede meening toegedaan ben; en ten overvloede blijkt, dat ook de Regeering deze meening huldigt.

Want na eene circulaire van 20 April 1904 zien wij in vele Residents-besluiten wali-hakim,-benoemmger\ en bepalingen over registers voor wali-hakim-hrxw&lijkm verschijnen.

Strikt genomen is de uitdrukkelijke benoeming niet noodig: het adatrecht heeft immers de personen al aangewezen ; veronachtzaming van deze aanwijzing leidt tot nietigheid, inmenging tot de straf van art.

190 lnl. Swb.

Res. besi. Banjoemas beperkt zich dan ook na de

Res. besi. Banjoemas beperkt zich dan ook na de

In document SE HIIWELlJKSORDSNRftltTIE (pagina 51-140)