• No results found

De sociologische benadering van vraagverlegenheid bij de respondenten

In document Vraagverlegenheid bij mantelzorgers (pagina 42-45)

4. Resultaten en analyse

4.4. De sociologische benadering van vraagverlegenheid bij de respondenten

De sociologische benadering en de feeling rule, zijn hele brede begrippen. Het is niet mogelijk om aan de hand van een interview een volledig beeld te krijgen van iemand zijn feeling rule. De gesprekken zijn vooral gebruikt om de reacties van de respondenten te staven met de gevonden verklaringen in de literatuur. Bij het analyseren van de gegevens is nagegaan of de reacties herkenbaar waren voor dat wat naar voren was gekomen in andere studies of dat er wellicht reacties werden gegeven die niet eerder in onderzoeken werden genoemd. De reacties waren herkenbaar ten opzichte van eerdere onderzoeken. Ze gaven een duidelijk beeld van hoe verschillend en persoonlijk framing en feeling rules kunnen zijn en hoe dit invloed heeft op het vraaggedrag van de respondenten.

Vraagverlegenheid bij mantelzorgers T van Schaik, jan. 2016 43

Zelfredzaamheid en feeling rule:

Uit de theorie is gebleken dat opvoeding en cultuur een sterke invloed hebben op framing en feeling rules. In het gesprek is aan de respondenten gevraagd of ze denken dat hun opvoeding, tradities of cultuur van invloed zijn geweest op de manier waarop zij kijken naar zelfstandigheid, wederkerigheid en hulpvragen. Veel mensen hebben deze vraag positief beantwoord. Hun reactie was vaak niet gericht op cultuur, maar wel op opvoeding. Dat cultuur en opvoeding (historische framing rule) invloed hebben op hoe ouderen in de samenleving worden behandeld ten opzichte van hun zelfredzaamheid bleek het meest uit de gesprekken met twee hindoestaanse vrouwen. Een oudere vrouw gaf aan absoluut niet in te zien waarom sommige ouderen het moeilijk vinden hun kinderen om hulp te vragen, voor haar was dit vanzelfsprekend. Een jonge hindoestaanse mantelzorgster noemt haar moeder koppig als ze af en toe wat zelf wil proberen. Daarentegen gaven verschillende oudere autochtone Nederlanders aan dat ze zelfredzaamheid en zelfstandigheid heel belangrijk vinden, zij verzinnen liever alternatieven dan dat zij om hulp vragen. Dit komt overeen met de onderzoeken van Morée et al. (2002) en Grootegoed (2012), die het verschil benaderen tussen allochtonen die vinden dat alles uit de handen van ouderen moet worden genomen en autochtonen die vinden dat zelfredzaamheid belangrijk is en dat het niet de bedoeling is dat kinderen gaan zorgen, daar heb je overheidssteun voor.

Doordat er met veel alleenstaande mensen is gesproken tijdens dit onderzoek. Kwam er duidelijk naar voren dat mensen met een klein netwerk een hele andere feeling rule hebben ten opzichte van zelfredzaamheid. Zij leven vaak al hun hele leven met het idee dat zij er alleen voor staan. Een aantal respondenten gaf duidelijk aan niet uit een warm en liefdevol gezin te komen. Deze mensen lijken minder geneigd hulp te zoeken omdat zij er niet van uit gaan dat ze hulp krijgen. Ze hebben altijd alles alleen gedaan en zich vaak eenzaam gevoeld. Het gevoel dat er geen andere opties zijn overheerst. Zeker als zij daarbij ook al eens zijn afgewezen als zij om hulp vroegen. Deze respondenten deden uitlatingen als: “vrienden laten je in de steek als er echt wat is”, “m’n familie dacht ‘komt die ouwehoer weer’”, “ik was blijkbaar een moeilijk geval want voor mij was er geen buddy beschikbaar”, “mensen zijn keihard voor elkaar” en “door ziekte raak je vrienden kwijt”.

Hypothese 5. De mate van zelfredzaamheid en autonomie wordt bepaald door iemand zijn feeling rule en heeft invloed op de mate van vraagverlegenheid. Deze hypothese kan aan de hand van de bovenstaande reacties van de respondenten aangenomen worden.

Mantelzorg en feeling rule:

De sociologische benadering geeft ook een duidelijke verklaring als het gaat om

wederkerigheid en dan met name om intergenerationele wederkerigheid. Dat het met name

voor autochtone Nederlanders niet vanzelfsprekend is dat kinderen als zij volwassen zijn voor hun ouders gaan zorgen, kwam duidelijk naar voren in de gesprekken. Ouderen gaven een gevoel van onbalans of schuld aan als hun kinderen hen hulp aanboden. Er was vaker sprake van directe wederkerig. Kinderen kregen warme maaltijden of toegang tot de auto in ruil voor hulp. Alhoewel respondenten vaak aangaven dat er geen sprake is van wederkerigheid was er wel vaker sprake van wat Gouldner (1960) en Fisher et al. (1982) vertraagde of voorbereidende wederkerigheid noemen. Het zorgen voor ouders wordt over het algemeen niet gezien als wederkerigheid. Funk (2012) concludeert in haar artikel over vertraagde wederkerigheid dat mensen het woord wederkerigheid associëren met onbalans, verwachtingen, verplichtingen en een gebrek aan affectie.

Vraagverlegenheid bij mantelzorgers T van Schaik, jan. 2016 44

Een Turkse mantelzorger en een hindoestaanse hulpbehoevende geven aan het heel normaal te vinden als de ouders aangeven bij één van de kinderen te willen wonen. Volgens een stel hindoestaans Nederlandse zussen is het volledig zorgen voor je ouders normaler bij allochtonen dan bij autochtonen. Zelf zouden ze zonder twijfel hun moeder in huis nemen, ook al zijn de zussen toen ze jong waren een aantal jaar uit huis geplaatst door problemen in het gezin. De Nederlandse alleenstaande vrouw van 43 die beide ouders in huis heeft genomen vindt dat het in huis nemen van je ouders niet alleen door allochtonen normaler wordt gevonden, het past volgens haar ook bij de mentaliteit van een volksbuurt. “je zorgt voor iedereen, voor buren en familie”. Toen zij klein was namen haar ouders ook haar opa en oma ook bij hen in huis. Ondertussen zorgt ze voor beide ouders, regelt ze van alles voor een oom met een progressieve chronische ziekte en helpt ze haar hulpbehoevende buren. Hierdoor heeft ze nauwelijks moment voor zich zelf en weinig contact met vriendinnen. Voorbereidende wederkerigheid kwam ter sprake in twee interviews. Een Turks-Nederlandse man zegt “ik zorg voor mijn vader en ik wil dat mijn kinderen dat later ook voor mij doen”. Een vrouw van Marokkaanse afkomst van 39 jaar heeft haar hele leven omgegooid toen ze haar demente moeder een aantal jaar geleden in huis nam. Ze beschrijft haar moeder als een zorgzame en lieve moeder, die er altijd voor haar was. Op de vraag of ze hoopt dat haar kinderen later hetzelfde voor haar doen, zegt ze dat ze het niet verwacht, want ze weet hoe zwaar het is. Maar uit haar hele verhaal is merkbaar dat ze stiekem hoopt dat haar kinderen later ook voor haar zorgen. Deze culturele/ historische vanzelfsprekendheid om voor je ouders te zorgen, verlaagt de drempel die ouderen voelen om hulp te vragen van hun kinderen, zoals blijkt uit de antwoorden van de Surinaamse oudere vrouw: “Ze doen alles voor me als ik het vraag”...”Nee, ik vind dat niet lastig” en een Turkse mantelzorger: “Mijn vader mag kiezen. Hij mag kiezen bij wie hij wil wonen”.

Dat het voor de nieuwe generatie allochtone jongeren niet meer vanzelfsprekend is dat zij voor hun ouders zorgen, zoals de onderzoeken van Morée (2002, 2006) en haar collega’s uitwijzen, blijkt ook uit het gesprek met deze 39 jarige vrouw. Zij zegt er voor gekozen te hebben om vaar haar moeder te zorgen. Haar broers en zussen hebben aangegeven dit te zwaar te vinden. Om die reden durft ze haar broers en zussen niet te vaak om hulp te vragen, het was immers haar eigen keus om de zorg voor haar moeder op zich te nemen. Ook de Marokkaanse man van 39 jaar vindt het logisch dat er thuiszorg is geregeld om zijn moeder een beetje te ontlasten met de zorg voor zijn dementerende vader. Hijzelf en zijn broers en zussen hebben allemaal banen en gezinnen en zijn daarom niet in staat zijn moeder meer te helpen dan ze nu doen.

Met behulp van de reacties van de respondenten en de bestaande literatuur kan het volgende gesteld worden over hypothese 8:

Hypothese 8. Mantelzorgers die hulpverlenen omdat dat van hun verwacht wordt binnen hun cultuur en tradities (feeling rule), zullen minder snel geneigd zijn hulp te vragen.

Bij de respondenten die geïnterviewd zijn naar aanleiding van dit onderzoek, zijn geen voorbeelden naar voren gekomen waarbij iemand door verwachtingen van de omgeving volledig toegewezen was op het alleen leveren van mantelzorg. Uit de gesprekken kwam naar voren dat mantelzorg wel vaak geleverd werd in een spilzorgnetwerk. Ook werd duidelijk uit de gesprekken dat iemands opvoeding of cultuur wel invloed heeft op de vanzelfsprekendheid waarmee iemand mantelzorg verleent of vindt dat hij of zij het moet krijgen. Deze vanzelfsprekendheid verlaagt zeker de drempel voor ouders om hulp te vragen van hun kinderen, maar waarschijnlijk verhoogt deze vanzelfsprekendheid de drempel bij

Vraagverlegenheid bij mantelzorgers T van Schaik, jan. 2016 45

mantelzorgers om hulp te vragen. Uit zowel de interviews als de literatuur blijkt dat deze vanzelfsprekendheid over de generaties heen verandert (Morée et al, 2002: Grootegoed, 2012).

De spilzorgers die er grotendeels alleen voor stonden, hadden hier soms zelf voor gekozen of zagen dat dit de voorkeur was hun naaste. Dit was in elk geval niet opgelegd vanuit tradities. Wel is duidelijk dat de feeling rule van de mantelzorger wat betreft zelfstandigheid en gelijkwaardigheid invloed heeft op de mate van vraagverlegenheid van de mantelzorger. Tot slot is er bij de mantelzorgers geverifieerd wat zij vinden van hulp verleent door vrijwilligers. Uit de gesprekken bleek dat de meeste mantelzorgers nog nooit hadden nagedacht over vrijwillige hulp en er dus ook nog geen specifieke mening over hadden. Zo als eerder beschreven is, hebben een aantal mantelzorgers en hulpbehoevenden weerstand tegen steeds wisselende hulpverleners. Dit werd ook verwacht bij vrijwillige hulpverlening. Hulpbehoevenden keken over het algemeen positiever aan tegen vrijwillige hulpverlening dan mantelzorgers. Zij noemden als positieve factoren dat vrijwilligers niet gebonden zijn aan tijd en dat hun hulp uit het hart komt. Negatieve factoren die naar voren kwamen waren het niet hebben van een geheimhoudingsplicht en het niet kunnen bepalen wie er komt helpen. Mantelzorgers gaven daarbij aan ook bang te zijn voor een beperking van hun eigen privacy of voor taalproblemen (bij de oudere allochtone hulpbehoevende). Eén vrouwelijke mantelzorger en één oudere vrouw waren beide heel negatief over vrijwilligers. Dit waren duidelijk vooroordelen aangezien zij nooit hulp hadden ontvangen van vrijwilligers. Zij zagen vrijwilligers als mensen die hun eigen problemen meenemen en zij zaten niet te wachten op “geklaag van anderen”. Deze vooroordelen geven een duidelijk beeld van de feeling rule van deze vrouwen met betrekking tot vrijwilligers en hiermee kan de volgende hypothese worden aangenomen:

Hypothese 10. De feeling rule van mantelzorgers met betrekking tot vrijwilligers heeft invloed op de geneigdheid om hulp te vragen. Mantelzorgers die vrijwilligers niet geschikt vinden om hulp te bieden, zullen minder snel geneigd zijn hulp te vragen aan vrijwillige mantelzorgondersteuners.

4.5. Externe factoren die bijdragen aan de vraagverlegenheid van de

In document Vraagverlegenheid bij mantelzorgers (pagina 42-45)