• No results found

Deel 2 Een onderzoek bij de strafuitvoeringsrechtbank Gent

4. Onderzoeksresultaten

4.2 Kwalitatief luik

4.2.3 De rol van het opvangmilieu

Bij de rol van het opvangmilieu komt duidelijk het sturende en controlerende aspect op de voorgrond. Onder het sturende aspect verstaat de SURB dat het opvangmilieu onaanvaardbaar gedrag bespreekt met de gedetineerde en duidelijk maakt wat wel en niet kan. Het controlerende aspect betreft dat het opvangmilieu een melding maakt aan de justitieassistent indien een situatie dreigt mis te lopen, en dit na het herhaaldelijk besproken te hebben met de gedetineerde. Niet vanuit de intentie om de strafuitvoeringsmodaliteit onmiddellijk te laten intrekken, maar om te voorkomen dat de situatie zou escaleren. Een té sturende rol van het opvangmilieu kan volgens de SURB echter ook het omgekeerde effect teweeg brengen. In dergelijke gevallen zal de SURB bijvoorbeeld verbieden dat het opvangmilieu de financiële situatie van de gedetineerde beheert. Hierdoor vermijdt de rechtbank dat de gedetineerde helemaal afhankelijk wordt van het opvangmilieu.

Merk op dat de sturende en controlerende rol in bepaalde dossiers vaak veeleisend is. De afwezigheid van deze aspecten resulteert niet meteen in een afwijzing van de strafuitvoeringsmodaliteit, tenzij de justitieassistent bijzonder negatief is in het rapport. Om dit tekort op te vangen vraagt de SURB bijkomende huisbezoeken en ligt de focus eerder op het vermijden van risico’s en de aanwezigheid van een positieve vrijetijdsbesteding en begeleiding.

“Vragen wij veel? Nee, wij vragen vooral dat er niet te veel risico’s zijn. Wij hebben heel graag dat de sturende en de controlerende elementen aanwezig zijn in de woonstreclassering. En je zal inderdaad wel zien, waar de justitieassistent aangeeft of het er is, dat de rechtbank veel gemakkelijker zal meegaan in het toekennen. Dat is zeker en vast. Maar soms moeten we iets minder eisend zijn, en zijn we al blij dat er niet te veel gevaren aanwezig zijn.” – Lid 3 SURB Gent

36 Verder vindt de SURB het belangrijk dat het opvangmilieu enige structuur kan bieden aan de gedetineerde. Dit heeft vooral betrekking op de aanwezigheid van een tewerkstelling of gestructureerde dagbesteding bij het opvangmilieu. De SURB gaat er namelijk van uit dat het opvangmilieu enkel structuur kan bijbrengen aan iemand anders, indien ze voor zichzelf ook een bepaalde structuur heeft. De rechtbank heeft geen beslissingsbevoegdheid over de tewerkstelling van het opvangmilieu, maar zal dit wel trachten te motiveren. De SURB is van mening dat een tewerkstelling structuur in het leven brengt, wat tevens een invloed heeft op de financiële situatie waardoor de schulden afbetaald kunnen worden.

“Als men allemaal werkloos is, er zit niets van structuur in en er komt één bijwonen die wel moet gaan werken. Ik heb zoiets in mijn hoofd waarvan we wisten dat heel de familie niet ging werken, men leeft op invaliditeit, werkloosheidsuitkering, de ene is verslaafd aan alcohol en de andere nog aan iets anders. En dan moet er ene naar huis komen die alle dagen moet gaan werken. Dat duurt niet lang he, dat weet je.” – Lid 3 SURB Gent

Ook kaart de rechtbank het belang aan dat het opvangmilieu op de hoogte is van de mogelijke valkuilen en criminogene factoren bij de gedetineerde, om zo hopelijk op tijd te kunnen ingrijpen. Zoals eerder vermeld, is dit de ideale situatie en kan dit niet bij iedereen verwacht worden. Om deze rol te kunnen vervullen, hecht de SURB veel waarde aan het feit dat het opvangmilieu op de hoogte is van de gepleegde feiten en de aanwezigheid van eventuele verslavingsproblematieken.

“Ja idealiter zouden wij graag hebben dat een opvangmilieu zowel ondersteunend is, ook wel een zekere vorm van toezicht of controle kan bieden en ook gaat ingrijpen of aan de alarmbel gaat trekken wanneer het dreigt mis te lopen. Maar ja, uit de praktijk blijkt dat dit vaak niet zo is. Dat veel mensen zelf nog niet de nodige stabiliteit in hun leven hebben, of meegaan in het verhaal van de gedetineerde. Of zelf bijvoorbeeld niet inzien waarom hij geen alcohol mag drinken.” – Lid 1 SURB Gent

4.2.3.2 Verslavingsproblematiek

De SURB weegt verschillende zaken af indien een gedetineerde met een verslavingsproblematiek wil intrekken bij een opvangmilieu die tevens kampt met dezelfde problematiek.

37

“Goh dat is terug moeilijk om af te wegen he. Waar zit het probleem? Zit het in de familie waar hij wil terugkeren? Moeder, vader, broer, zus tezamen, ja dan zullen wij proberen om te kijken of het mogelijk is om een andere woonstreclassering uit te bouwen. Maar het moet mogelijk zijn he.” – Lid 3 SURB Gent

Volgens het Burgerlijk Wetboek dienen echtgenoten onder hetzelfde dak te wonen.6 Om de

risicovolle situatie van een alcoholverslaving in te perken, probeert de SURB vaak eerst de gedetineerde sterker te maken door het toekennen van een BD. Op die manier werkt de gedetineerde aan zijn reclassering en wordt de begeleiding reeds opgestart alvorens hij terug gaat inwonen bij de partner. Ook zal de SURB als voorwaarde stellen dat de gedetineerde gebruik moet maken van Antabuse. Daarnaast zal men de justitieassistent aansporen om meer huisbezoeken te doen om die sturende en controlerende rol wat over te nemen. Tot slot probeert de rechtbank ook de partner in de begeleiding te krijgen, al kan de SURB de partner hiertoe niet verplichten. Het feit dat het opvangmilieu kampt met een bepaalde verslavingsproblematiek is voor de SURB een risico. De afweging die hier gemaakt wordt, zal steunen op de huidige situatie van de verslaving.

“We gaan vooral willen weten van hoe is het nu met dat druggebruik. (...) Want als blijkt uit de maatschappelijke enquête dat hij daar zit onder invloed en niet functioneert, dan lijkt mij dit weinig opportuun. Als dat iemand is die met vallen en opstaan probeert er vanaf te geraken en ook bereid is om in begeleiding te gaan, dan is dat een ander verhaal. Dan kunnen we daar wel rekening mee houden, en ze dan eventueel samen naar de begeleiding te krijgen.”- Lid 2 SURB Gent

4.2.3.3 Intra familiaal geweld en zedenfeiten

In het algemeen vindt de SURB het belangrijk om een beeld te hebben van het opvangmilieu. Dit gegeven is nog belangrijker wanneer het gaat over intra familiaal geweld. Om het risico bij een nieuwe relatie in te perken, zal de SURB in veel gevallen eerst de situatie evalueren door het toekennen van penitentiair verlof. Een andere mogelijkheid is om de gedetineerde eerst alleen te laten wonen, zodat de relatie voldoende kan groeien vooraleer de rechtbank akkoord gaat om hen te laten samenwonen. Het ET wordt namelijk als een bijkomende stressfactor gezien doordat de gedetineerde zich aan een strikt uurrooster moet houden. Om die redenen legt

38 de SURB in dergelijke situaties relatietherapie op als bijkomende voorwaarde voordat de gedetineerde bij de partner kan intrekken.

“Bij feiten van intra familiaal geweld gaan we voorzichtig zijn. Als die in een huis zou gaan wonen met een partner die hij nog niet kent, zal dit eerst geëvalueerd worden door eens een verlof bij door te brengen. We gaan die niet zomaar in een huis gaan steken, en dan zeker niet onder elektronisch toezicht. Want elektronisch toezicht heeft nog altijd een extra stressfactor, doordat je met je enkelband en uurrooster zit, is dat wel heel belangrijk dat het goed zit thuis.” – Lid 2 SURB Gent

Bij zedenfeiten vindt de SURB het belangrijk dat de partner de feiten erkent en het probleem inziet. Op die manier kunnen mogelijke risico’s ingeperkt worden.

“Een andere problematiek is natuurlijk als de partner het probleem niet ziet of bij seksuele feiten bijvoorbeeld, niet toegeeft dat de partner een misdrijf gepleegd heeft en de feiten niet erkent. Ja .. en er zijn kleinkinderen ondertussen, en die kunnen op bezoek komen. Dan kunnen we nog niet eens vertrouwen dat die partner die man daar niet alleen mee zal laten, met die kleinkinderen. Dus dat zijn risico’s, als de partner niet het besef heeft.” – Lid 3 SURB Gent

4.2.3.4 Aard van het opvangmilieu

De aard van de relatie tussen de gedetineerde en het opvangmilieu speelt volgens de SURB een rol in het beoordelen van de woonstreclassering. De aanwezigheid van een duurzame relatie vormt een element in de beslissing. Dit wil echter niet zeggen dat er steeds sprake moet zijn van voldoende sturing en controle. Zoals eerder aangehaald, is dit in de praktijk vaak afwezig.

“Sowieso bij duurzame relaties, dus mensen die voordien al met hun partner samen woonden, of bij hun familie. En je weet dat daar weinig toezicht of controle gaat zijn, gaan we dat zeker niet verbieden om daar naartoe te gaan. Maar dat is wel iets wat we in ons vonnis duidelijk zeggen aan de justitieassistent, dat er extra toezicht moet zijn of graag meer huisbezoeken om het opvangmilieu te evalueren. Omdat we weten dat we het van de partner of van de omgeving niet kunnen verwachten.” – Lid 1 SURB Gent

39 Aangezien de rechtbank, zoals bepaald in het Burgerlijk Wetboek7, niet kan weigeren dat de gedetineerde terug inwoont bij de echtgenoot, bepaalt dit ook mee de beslissing.

“Als ze getrouwd zijn kunnen we dat niet weigeren, dan zijn ze samenwonen verplicht. Maar als dat gewoon een losse drugsvriend is bij manier van spreken, dan gaan we daar zeggen van zou je niet beter uitkijken naar een ander opvangmilieu, want eigenlijk neem je beter afstand van die mens. Zo he, dus ja dat kan wel een verschil uitmaken.” -Lid 2 SURB Gent

Dit aspect heeft betrekking op de aard van de relatie, maar niet op de plaats van de woonst. De SURB kan namelijk verbieden dat de gedetineerde terug in het oorspronkelijk huis gaat wonen. Dit kan bijvoorbeeld bij zedenfeiten indien een slachtoffer vlakbij woont. De rechtbank kan aan de partner niets opleggen, maar gezien het verplicht samenwonen, is de partner indirect ook verplicht om te verhuizen.

“Wij kunnen wel zeggen: jij gaat daar niet gaan wonen, dus uw partner moet mee verhuizen. (…) En maar ja mijn vrouw.. ja dan moet uw vrouw ook mee verhuizen.” -Lid 3 SURB Gent

4.2.3.5 Gerechtelijk verleden van het opvangmilieu

Het gerechtelijk verleden van het opvangmilieu is een aspect die in rekening gebracht wordt. Hierbij speelt ook de aard van het opvangmilieu een rol. Indien het opvangmilieu een vriend is die niet op de hoogte blijkt te zijn van het leven van de gedetineerde, en zelf ook een strafblad heeft, zal de SURB minder geneigd zijn om in dit verhaal mee te gaan.

“Natuurlijk, dat zijn de grote risico’s, dat zijn de rode lampen. Daar moeten we niet eens ver naar gaan zoeken, zeker als ze mededader zijn. (…) Ja daar houden we rekening mee dat we dat liefst niet hebben, maar soms kan het niet anders he. Als de echtgenote mededader geweest is in een drugszaak... ja wat ga je doen? (…) Het is een verplichting om samen te wonen.” -Lid 3 SURB Gent

Ingeval het opvangmilieu een mededader is van de gedetineerde, valt deze in de meeste gevallen ook onder de SURB. Aangezien ze als opvangmilieu wil fungeren, wil dit zeggen dat deze

40 persoon niet meer in detentie zit. Op die manier gaat de SURB evalueren hoe de reclassering van deze persoon verloopt, wat meegenomen wordt in de beslissing.

“Ja dan zouden we ook kijken naar hoe die broer het doet, want dan wil dat zeggen dat die broer al buiten is, hoe hij het heeft gedaan. En we hebben bijvoorbeeld ook een concreet dossier (…) waar we geen voorstander van zijn geweest, maar het uiteindelijk toch toegestaan hebben omdat hij eigenlijk niemand anders had. En dan de hoop, aangezien de ene het vrij goed deed, dat hij de andere zou meetrekken.” -Lid 1 SURB Gent

Het feit dat het opvangmilieu een gerechtelijk verleden heeft, wil niet per definitie zeggen dat de SURB weigerachtig staat om een ET toe te kennen. Het formuleert zich eerder om een zicht te krijgen op het opvangmilieu en een aantal zaken te kunnen inschatten. Het is dus niet het gerechtelijk verleden op zich die van belang is, maar eerder de manier waarop de persoon hiermee omgaat.

“Het is niet omdat je een gerechtelijk verleden hebt, dat je geen opvangmilieu kan zijn. Dat zou spijtig zijn. (…) We vinden het belangrijker hoe hij met zijn gerechtelijk verleden omgaat, dan gewoon het objectieve gegeven dat hij een gerechtelijk verleden heeft.”-Lid 2 SURB Gent

“We hebben eens één gehad die terug bij zijn vader wou intrekken en die vader had een serieus palmares. Die heeft eigenlijk gewoon de criminele carrière van zijn vader overgenomen. (…) Uit de maatschappelijke enquête bleek dan dat die vader de laatste tien jaar een stabiel leven opgebouwd had, en vanuit zijn eigen inzichten nu eigenlijk zijn zoon wil helpen. Ja dat is fantastisch hé. Het belangrijkste is hoe staan ze op dit moment in het leven.”-Lid 2 SURB Gent