• No results found

4. Resultaten

4.1 De redenen en verwachtingen van de institutionele actoren

Deelvraag: ‘Waarom en met welke verwachtingen over het effect ervan op het integratieproces van de statushouders, hebben de institutionele actoren van het woonproject in De Studio ervoor gekozen om statushouders te mengen met studenten/starters in?’

4.1.1 Redenen van het project, De Studio

Niels van Schaik vertelt dat het eigenlijk niet echt duidelijk was wat Stadgenoot met het oude GAK gebouw aan moest. Het is een massief kantoorgebouw waar niks gesloopt mag worden omdat het op de monumentenlijst staat. In het begin van de crisis, in 2008, werd er bedacht dat de maat van het gebouw ideaal was om kleine studio’s in te maken. Erg geschikt voor studenten en werkende jongeren, twee groepen waarbij de vraag naar woningen erg groot was. Omdat er achter het gebouw een grote parkeergarage zou komen, wat tot huurderving zou leiden voor de eerste twee verdiepingen en daarmee een lagere huurprijs, werd er gekozen om op deze twee verdiepingen een bijzondere doelgroep te huisvesten, vertelt Henk Dokter. Volgens Van Schaik was het destijds nog niet duidelijk welke groep er zou komen te wonen, maar waarschijnlijk een vorm van maatschappelijke opvang, bijvoorbeeld jongeren uit de jeugdzorg. Rond het hoogtepunt van de vluchtelingencrisis en de oplevering van De Studio werd echter duidelijk dat de groep statushouders een grote nieuwe bijzondere groep zou worden, vertelt Van Schaik. Zowel Van Schaik als Dokter beschrijven het moment rond de oplevering van De Studio dat de huisvesting van statushouders een prioriteit werd:

‘[...] toen vroeg ik mij af of we er dan geen bijzondere doelgroep in konden zetten. Waarschijnlijk jongeren, de uitstroom van maatschappelijke opvang. Maar toen de hele boel ontwikkeld en opgeleverd was kwam de hele stroom vluchtelingen op gang.’ (Henk Dokter, 16.11.2016) ‘[…] rond de oplevering in 2014/2015 werd de druk vanuit de statushouders eigenlijk veel groter dan de maatschappelijke opvang.’ (Niels van Schaik, 09.11.2016)

36

Door deze groeiende druk is er op het laatste moment bij De Studio voor gekozen om statushouders te huisvesten op de onderste twee verdiepingen. Omdat De Studio een gebouw is voor jongeren heeft Stadgenoot aan de gemeente gevraagd of er statushouders onder de 25 jaar toegewezen konden worden, vertelt Van Schaik.

4.1.2 De redenen van de menging

Van Schaik vertelt dat er bij het ontwikkelen van De Studio de eventuele positieve gevolgen van de menging voor de integratie van statushouders niet hebben meegespeeld. Er werd voornamelijk gestreefd naar diversiteit om het juiste beeld naar de buitenwereld over te brengen. Het gebouw moest niet overkomen als een studentenflat. Daarom is er voor verschillende groepen jongeren gekozen. Een divers imago zou volgens Van Schaik en Dokter de oppositie van buurtbewoners tegen de nieuwe invulling van het gebouw verminderen. De verwachting was dat buurtbewoners positiever tegenover een gebouw voor jongerenhuisvesting, dan tegenover een studentenflat zouden staan. Dit komt door de negatieve connotatie die mensen vaak bij studenten in de buurt hebben, volgens Dokter en Van Schaik. Een andere belangrijke bijkomstigheid van diversiteit is dat het bijdraagt aan de leefbaarheid, volgens Van Schaik. Een eentonige samenstelling zou een gebouw saai maken en specifieke problemen, als bijvoorbeeld rommeligheid bij studenten, vergroten. Hoewel andere positieve gevolgen van menging niet op de voorgrond hebben meegespeeld bij de realisatie van het project erkent Van Schaik wel een andere positieve bijeenkomst van een gemengd gebouw. Van Schaik stelt dat wanneer twee groepen elkaar niet meer tegenkomen de kloof tussen deze groepen groter wordt. Deze kloof kan verkleind worden door groepsoverstijgende ontmoetingen op straat en in de buurt. Van Schaik stelt dat wanneer je elkaar op een dagelijkse basis tegenkomt je in ieder geval het vertrouwen in elkaar houdt. Dit hoeft volgens hem niet alleen tussen directe buren zo te zijn maar ook tussen bewoners van dezelfde stad. Niels van Schaik vertelt dat er in de beginfase van het project gekozen is om studenten en werkende jongeren niet bij elkaar op één gang te laten wonen. De reden hierachter was dat de twee groepen hele andere levensritmes zouden hebben en elkaar daardoor zouden irriteren wanneer ze wel naast elkaar zouden wonen: ‘[...] studenten feesten doordeweeks en werkende jongeren feesten in het weekend.’ (Niels van Schaik, 09.11.2016)

De starters en de studenten zijn dus bewust gescheiden en in een geclusterde mengvorm gehuisvest. Over de geclusterde menging van de statushouders kon echter minder bewust nagedacht worden. Henk Dokter, Niels van Schaik en Jesse Meester beweren alle drie dat een gespikkelde vorm van menging waarschijnlijk beter was geweest voor deze groep. Doordat het besluit om statushouders te vestigen op het laatste moment werd gemaakt, waren de andere woningen op de hogere verdiepingen echter al vergeven. Alleen de studio’s op de eerste twee verdiepingen waren nog niet bewoond.

4.1.3 De verwachtingen van de menging

Omdat het plaatsen van statushouders in De Studio pas op een laat moment in het project is besloten waren er weinig verwachtingen over de menging van deze groep en de andere bewoners. Alle drie institutionele actorenzijn terughoudend als ze het over de verwachtingen over het project hebben. Alleen Henk Dokter geeft toe dat hij had verwacht dat het samenwonen van verschillende jongerengroepen goed zou zijn voor de integratie van de statushouders:

37

‘ [...] dat had ik echt voor ogen, allemaal jonge mensen, contact met elkaar, een mooie menging, iedereen zelfstandig wonen en dat iedereen meegaat in de vaart der volkeren.’ (Henk Dokter, 16.11.2016)

Henk Dokter geeft aan dat hij het gevoel heeft dat het samen plaatsen van jonge studenten en statushouders die ook goed opgeleid zijn er voor zorgt dat de laatste groep zich een beetje kan optrekken aan de ander. En dat door het samenwonen van die groepen de integratie van de statushouders ietwat sneller gaat. Niels van Schaik en Jesse Meester laten echter weinig los over hun verwachtingen over de menging. Van Schaik vertelt wel dat hij had verwacht dat het mengen van statushouders en Nederlanders positieve gevolgen zou hebben voor de taalontwikkeling van de statushouders. Wanneer er groepsoverstijgende interactie is tussen de groepen zouden statushouders de taal beter en sneller leren. Maar verder vertelt Van Schaik dat het sinds de verandering van de woningwet in 2015 een stuk lastiger is voor woningcorporaties om zich te bemoeien met zaken die buiten enkel de huisvesting van personen omgaan. Zo stelt hij dat Stadgenoot het liefste ziet dat organisaties zoals de VvE en betrokken bewoners het organiseren van activiteiten op zich nemen.

4.1.4 Uitkomsten van het project

Van Schaik beschrijft een aantal andere projecten, ook van andere woningcorporaties, waar ze in oude kantoorpanden studio’s hebben gebouwd voor studenten. Hieruit maakt hij op dat de fysieke vorm, de individuele studio’s in grote getalen, van het project effectief is gebleken. Dit schrijft hij onder andere toe aan de afschaffing van de studiefinanciering, waardoor studeren serieuzer is geworden en studenten liever alleen wonen in plaats van met veel huisgenoten. Er is vanuit de studentengroep veel vraag naar deze woonvorm, volgens Van Schaik. De Studio is één van de eerste projecten waar dit soort studio’s in zulke grote hoeveelheden gerealiseerd werden, en dit was volgens Van Schaik best een spannende stap. Hij vertelt dat hij opgelucht is dat het gebouw er zo netjes en verzorgd uitziet ondanks dat er grote aantallen jongeren wonen.

Een uitkomst die de fysieke vorm op de sociale structuur in het gebouw en Van Schaik jammer vindt, is dat er weinig onderlinge interactie is tussen bewoners. Dit maakt hij op uit geluiden die hij hoort van de VvE en de huismeester. Hij schrijft dit toe aan de individuele studio’s, dat bewoners alleen hun eigen gang kunnen betreden en het gebrek aan gemeenschappelijke ruimtes. Dus hoewel er vraag is naar deze woonvorm, en ze relatief gemakkelijk gerealiseerd kunnen worden in oude kantoorpanden heeft het negatieve gevolgen voor de sociale interactie tussen bewoners. Ook Dokter en Meester wijden het gebrek aan interactie in het gebouw aan de fysieke eigenschappen van het gebouw. Voor de sociale structuur is de fysieke woonvorm volgens hen ongunstig.

4.1.5 Uitkomsten van de menging

De menging van de verschillende jongerengroepen heeft er volgens Van Schaik voor gezorgd dat de uitstraling van het gebouw netjes is. Dit komt volgens hem door de aanwezigheid van de kopers die meer oog zouden hebben voor de aanblik van het gebouw. Jesse Meester beschrijft verder nog een situatie toen duidelijk werd dat er statushouders op de eerste twee verdiepingen zouden gaan wonen. Regelmatig lagen er rijst en kleren voor de deuren van die gangen van bewoners die dachten behulpzaam te zijn. Dit werd echter door de statushouders zelf als beledigend en vervelend ervaren.

38

Dit is een voorbeeld van interculturele misverstanden; de bewoners die eten en kleren brachten dachten er goed aan te doen terwijl de statushouders dit als onaangenaam hebben ervaren. Verder zijn er aantal andere negatieve ervaringen geweest in de eerste paar maanden nadat de statushouders in De Studio waren gaan wonen. Van Schaik en Dokter vertellen dat er geluiden waren dat de statushouders vrienden uit het AZC bij hen lieten slapen, de hele dag in hun raamkozijn zaten en andere bewoners nafloten. Van Schaik en Dokter hechten dit gedrag aan de verschillen van cultuur. Dit zorgde volgens hen voor veel onrust bij ouders van bewoners en bewoners zelf. Het lastige aan deze situatie was, volgens Van Schaik, dat het niet duidelijk was wie er bij deze incidenten betrokken waren. Daarom was Stadgenoot gedwongen om de hele groep statushouders aan te spreken, wat voor frustratie leidde onder de statushouders die er niks mee te maken hadden. Achteraf stelt Van Schaik dat een algemene informatiebijeenkomst, waarbij de groepen aan elkaar voorgesteld worden en de regels en omgangsvormen duidelijk uitgelegd worden aan alle bewoners, veel van dit soort interculturele misverstanden had kunnen oplossen.

4.1.6 Interactie

Door verschillende negatieve geluiden binnen het gebouw over de statushouders ervoeren veel bewoners, waaronder de statushouders, een distantie, vertelt Meester. Om deze distantie te verminderen is er volgens Meester in juni 2016, toen de statushouders en de meeste studenten en starters een jaar in De Studio woonden, een evenement georganiseerd. Dit evenement zou de eerste brug moeten leggen. Dit zag de VvE, volgens Meester, als hun taak. Het was echter een klein evenement waar maar weinig bewoners op af kwamen doordat er weinig over geïnformeerd was. In paragraaf 4.2.4 Ontbreken interactie studenten/starters, wordt besproken dat verschillende bewoners, waaronder de statushouders geen weet hadden van dit evenement.Meester vertelt dat de sfeer tussen statushouders en de andere bewoners ten opzichte van het begin van het project, in de zomer van 2015, positief is. Hij geeft het evenement die de VvE heeft georganiseerd als reden daarvoor. Aspecten van de menging die volgens Van Schaik, Dokter en Meester een negatief effect hebben gehad op de groepsoverstijgende interactie hebben vooral te maken met de geclusterde mengvorm. Zo vertelt Van Schaik dat deze vorm van mengen ervoor zorgt dat er gemakkelijk negatieve beelden gevormd worden over andere bewoners:

‘Doordat ze letterlijk in een hoek zitten is het gemakkelijk om naar hen te wijzen. Onbekend maakt onbemind, wanneer je ze niet spreekt of ziet is het gemakkelijk om het naarste van ze te denken.’ (Niels van Schaik, 09.11.2016)

Ook Meester beschrijft de gevolgen van de geclusterde menging:

‘Het gaat altijd over daar, die lui, dat ze daar gesegregeerd zitten op die gangen zorgt er heel erg voor dat dit [...] soort gevoelens gestimuleerd worden.’ (Jesse Meester, 09.11.2016)

Tenslotte vertelt Dokter:

‘Ze zitten daar te afgezonderd. En terwijl het maar 26 jongens zijn heeft het toch voor veel angst- en onrustgevoelens en veel vooroordelen gezorgd. Deze gevoelens komen voort uit onbekendheid, en doordat het heel zichtbaar was; in de eerste maanden zaten ze met de ramen open in hun vensterbanken.’ (Henk Dokter, 16.11.2016)

39

Dokter vertelt dat ze in eerste instantie dachten dat ze er goed aan hadden gedaan de statushouders in een geclusterde vorm te mengen in het gebouw. Maar dat uiteindelijk bleek dat de clustering toch te belastend was voor alle bewoners. Voornamelijk vanuit de Syrische groep horen Dokter en Meester geluiden dat ze meer contact zouden willen maar dat contact leggen als erg moeilijk wordt gezien, vooral omdat ze zo apart zitten. De Eritrese jongens hebben aangegeven dat ze bij elkaar wilden blijven wonen, toen ze geluiden hoorden dat Stadgenoot de statushouders alsnog wilden gaan spikkelen. Volgens Dokter is er binnen de Eritrese groep in De Studio sprake van dat de jongens zich aan elkaar optrekken, ze elkaar helpen met hun weg vinden in Nederland. Van Schaik formuleert deze situatie op een andere manier. Hij stelt juist dat de groep Eritrese jongeren het meest baat zouden hebben bij een gespikkelde mengvorm. Dit omdat ze met deze geclusterde mengvorm enkel met andere mensen uit Eritrea omgaan en daardoor minder snel integreren. Binnen de gehele groep statushouders zorgt de geclusterde menging af en toe ook wel voor problemen. Zo zijn er moeilijkheden geweest tussen een Christelijke en Islamitische groep volgens Dokter. En zijn er spanningen geweest tussen de Syrische- en de Eritrese groep. Dokter vertelt dat het samen zetten van alleen statushouders ook niet goed werkt, omdat je te maken hebt met veel verschillende culturen. Hij noemt een voorbeeld:

Zoals dat bijvoorbeeld in De Studio ging, daar was een jongen homo, maar die werd daar erg op aangesproken door de groep, omdat hij mannen ontving in zijn huis. Hij had het gevoel alsof hij eindelijk zichzelf kon zijn, maar doordat hij omringd werd door statushouders, bleek dat dus lastig.’ (Henk Dokter, 16.11.2016)

4.1.7 Integratie

Hoewel Van Schaik en Meester niet zo zeker zijn of de menging effect heeft op de integratie, laat staan een positief effect, beschrijft Henk Dokter dat een mix met studenten, starters en statushouders op sommige vlakken wel werkt. Hij onderbouwt dit door te vertellen dat er een gedeelte al studeert en vrijwilligerswerk doet. Van Schaik en Meester denken beide dat de menging in De Studio op het moment weinig invloed heeft op het integratieproces van de statushouders, positief noch negatief.

4.1.8 De geleerde lessen

In alle drie de interviews kwamen punten naar voren die tegenwoordig en in de toekomst anders uitgevoerd zouden moeten worden. Henk Dokter vindt De Studio een voorbeeld van de projecten die rond de vluchtelingencrisis snel gerealiseerd moesten worden en waarbij fouten zijn gemaakt. Van Schaik en Dokter vertellen dat ze met de kennis die ze nu hebben en door de discussies met de statushouders wel willen zorgen dat bij nieuwe projecten de integratie op de lange termijn wordt bevorderd. Een punt waar alle drie de geïnterviewden het over eens zijn is dat het beter was als er voor een gespikkelde mengvorm was gekozen. Meester stelt:

‘Wanneer je zou spikkelen geef je de statushouders het gevoel dat ze erbij horen, dat ze hetzelfde zijn. En dan zou het veel sneller zo zijn dat er meer contact zou zijn tussen buren, wanneer ze naast elkaar zouden wonen.’ (Jesse Meester, 09.11.2016)

40

Studio, en dat Stadgenoot deze mengvorm wel toepast bij haar nieuwe projecten. De Studio is hiervoor een leerproject geweest. Echter stelt hij dat er bij De Studio geen mogelijkheid meer was om te spikkelen omdat alle andere verdiepingen al bewoond waren. Maar omdat, volgens Dokter en Van Schaik, er vanuit de statushouders veel vraag is naar gespikkeld wonen, heeft Stadgenoot besloten het alsnog te gaan proberen. Niet alleen door Part II maar ook door Part I. Van Schaik en Dokter vertellen dat de statushouders die hierom vragen zijn van verschillende etnische achtergronden, maar dat het duidelijk is dat de Syriërs juist wel willen spikkelen en de Eritreeërs niet. De reden waarom statushouders willen spikkelen is omdat ze graag contact willen maken met Nederlanders. Het spikkelen zal langzaam aan gaan gebeuren met een paar statushouders tegelijkertijd, omdat dit organisatorisch een lastig project is:

‘Dat spikkelen lijkt makkelijk, maar dat is bij ons intern een ontzettend probleem, want dat betekent dat je bij ons vrijwillig je huur moet opzeggen en weer een nieuw contract moet ondertekenen, alle administratieve rompslomp die daar bij komt kijken is gigantisch.’ (Henk Dokter, 16.11.2016)

Gespikkeld wonen zal waarschijnlijk als voordelen hebben dat het gevoel op een gang heel anders zal zijn. De statushouders zullen gedwongen worden om bepaalde dingen te ondernemen, te groeperen, een gesprek aan te gaan, aansluiting te zoeken en tot andere dingen te komen, volgens Dokter. De belangrijkste les volgens Meester:

‘Ervaring heeft geleerd dat geclusterd wonen ontzettend stigmatiseert.’ (Jesse Meester, 09.11.2016) Naast dat een gespikkelde vorm van menging volgens de institutionele actoren waarschijnlijk beter had gepast bij De Studio zijn ook alle partijen het erover eens dat er meer gefaciliteerd had moeten worden in ontmoetingen. Van Schaik vertelt dat Stadgenoot het liefst ziet dat enthousiaste bewoners of de VvE dit soort ontmoetingen organiseert maar dat het best zelf een eerste evenement hadden kunnen organiseren. Zodat de bewoners elkaar konden leren kennen en ze vanaf daar het stokje hadden kunnen overnemen. Daarnaast praten Dokter en Van Schaik over gemeenschappelijke ruimtes waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten. Dit is in De Studio niet meer realiseerbaar, maar Stadgenoot realiseert dit bij haar nieuwe projecten wel zo goed mogelijk. Een degelijke ontmoetingsruimte zou bewoners ook kunnen aanzetten tot het zelf organiseren van ontmoetingen, volgens Van Schaik. Al met al laten deze geleerde lessen zien dat De Studio eigenlijk een leerproject was, waarbij nog veel ontdekt en ondervonden moest worden.