• No results found

Artikelen over de Nederlandse cultuur vormden een belangrijk onderdeel van de Gazette. Trotse verhalen over de Nederlandse geschiedenis en de kunst keerden in vrijwel elke editie terug. De manier waarop de krant de Nederlandse cultuur in beeld bracht laat zien hoe de Gazette een vorm van publieksdiplomatie bedreef. De redactie gebruikte elementen van de Nederlandse cultuur als promotiemiddel, waarbij wederom een onderscheid is te maken in de strategie die de redactie in de Franse en de Engelse edities hanteerde. Een enkele keer liet de berichtgeving daarnaast impliciet zien hoe de krant stond in het debat over de Nederlandse nationale identiteit, een concept dat in deze periode aan verzuiling onderhevig was. Toch waren er ook onderwerpen waar geen twijfel over bestond. Figuren als Rembrandt van Rijn, Willem van Oranje en Vincent van Gogh spraken tot de verbeelding van iedere buitenlandse lezer, zo redeneerde de redactie, en deze bewondering moest het imago van Nederland in het buitenland helpen verbeteren.

Onbetwist onderdeel van de Nederlandse nationale identiteit

Van Beresteijn meende dat berichten over de Nederlandse cultuur van toegevoegde waarde waren voor zijn krant. In zijn pleidooi over het nut van een Engelstalige editie stelde hij dat

zijn redactie haar lezers in een brede zin wilde laten kennismaken met Nederland. De aandacht voor Nederland was in de eerste jaren van de twintigste eeuw groeiende, zo stelde Van Beresteijn. Deze interesse verdiende echter steun in de goede richting :

‘Unhappily, however, their attention is in a large part confined to the old Holland of the 17th and 18th century. What they chiefly seek, is the traditional Holland, the national costumes, the land of the Edammer cheese, Gouda pipes, windmills and antiquities. We are grateful for this interest in the past of our land, but we would prefer that it did not stop there’.322

Toch maakte de Gazette, in ieder geval onder leiding van Van Beresteijn’s opvolgers Salomonson en Drion uitgebreid gebruik van deze belangstelling voor het ‘oude Holland’. Verhalen over de strijd tegen de Spaanse overheersing en de ontwikkeling van de Republiek in de Gouden Eeuw verschenen zeer regelmatig in de krant. De redactie greep herdenkingen en jubileumjaren aan om stukken of hele series artikelen met een chauvinistische inslag te publiceren. Zo was de viering van 350 jaar bevrijding van Den Briel aanleiding voor een beschrijving van de gebeurtenis die ‘ultimately proved to be no less than the first step on the road toward our national independence’.323

Over de nationale identiteit in deze periode bestond veel discussie en dit debat is in de Nederlandse historiografie uitgebreid beschreven. Liberale en confessionele politici en historici hadden elk hun eigen concepties over bepaalde aspecten van het nationale verleden, zo stelt Henk te Velde, professor Vaderlandse Geschiedenis, in zijn Gemeenschapszin en Plichtsbesef.324 Toch bleek bij bepaalde herdenkingen dat er in het interbellum ook elementen waren waar meer saamhorigheid over bestond, aldus historicus P.B.M. Blaas. De Oranjes maakten aan het begin van de twintigste eeuw bijvoorbeeld steeds meer onderdeel uit van een nationale saamhorigheid. Dit kwam onder andere tot uiting bij het vierhonderdste geboortejaar van Willem van Oranje in 1933. Ondanks onenigheid over zijn religieuze opvattingen bestond er een nationale trots over zijn rol als Nederlandse vrijheidsstrijder.325 Deze nationale trots kwam in de Gazette dan ook duidelijk naar voren. Het jubileumjaar bleek een vrijwel onuitputtelijke bron voor artikelen. In de edities van 1933 verschenen twintig artikelen over de vader des vaderlands, waaronder een overzicht van de manier waarop de

322 Van Beresteijn, ‘Our new project’ Gazette 262 (31 december 1913). 323 ‘The Taking of Brielle’, Gazette 2572 (5 april 1922).

324 Henk te Velde, Gemeenschapszin en Plichtsbesef: liberalisme en nationalisme in Nederland, 1870-1918 (Groningen 1992) 25 en 179-180.

325 P.B.M. Blaas, De burgerlijke eeuw, over eeuwwenden, liberale burgerij en geschiedschrijving (Hilversum 2000) 113.

buitenlandse pers de herdenking beschreef, een driedelige serie over zijn leven en een Franse ‘traduction poétique’ van de vijftien coupletten van het Wilhelmus.326

Het beeld dat de Gazette van de Nederlandse geschiedenis schetste en het doel dat deze beeldvorming diende komt het duidelijkst naar voren in een serie artikelen over ‘La Nation et la Langue Néerlandaises’ van Jan Walch, Nederlands journalist, toneelschrijver en vanaf 1926 hoogleraar Nederlandse letteren aan de Sorbonne. De redactie publiceerde deze vierdelige reeks in oktober 1924 eerst in het Frans en gaf in december een Engelse vertaling uit. In 1925 presenteerde de organisatie van de Gazette zijn serie ook nog als brochure, wat aantoont dat de redactie zijn werk waardevol vond.327 Walch behandelde de ontwikkeling van de Nederlandse taal en doorliep de Nederlandse geschiedenis vanaf de Middeleeuwen. De keuzes die de schrijver hierin maakte laten zich, met het oog op het karakter van de krant, niet moeilijk raden. De schrijver besteedde uitgebreid aandacht aan de strijd tussen het Nederlandse volk en Filips II, ‘an entire stranger to these provinces […] who simply used the Low Countries as a pawn in his world policy, without paying the slightest regard to its people.’328 Walch behandelde daarnaast zaken als de culturele en politieke gevolgen van de Statenbijbel voor de Nederlandse eenwording.329 Tussen eindeloze paragrafen over de ontwikkeling van een Nederlands gevoel van eenheid had Walch daarentegen een stuk minder woorden nodig voor het einde van de bloei en de periode van Franse overheersing.330

Walch probeerde met zijn verhaal over de Nederlandse geschiedenis op een voor de Gazette typerende wijze welwillendheid te kweken bij het buitenlandse lezerspubliek. Aan het einde van zijn verhaal legde hij dan ook de nadruk op de verdiensten van de Nederlandse wetenschap en het hoge aantal Nobelprijzen dat dit had opgeleverd. Walch wees zijn publiek vervolgens op de vooraanstaande rol die Nederland in het internationalisme van begin twintigste eeuw had gespeeld en vroeg zijn lezers in het besluit om sympathie: ‘Has not this people proved its well-founded right to a modest place under the sun?’331 Door glorieuze periodes uit de Nederlandse geschiedenis aan te halen wilde de Gazette haar lezers overtuigen

326 Zie onder andere : ‘William of Orange : Commemorative ceremony’, Gazette 3219 (13 januari 1933); ‘The William of Orange celebration in Chicago’, Gazette 3231 (7 april 1933); ‘Revue de la Presse Etrangère: le 4ème Centenaire de Guillaume le Taciturne’, Gazette 3233 (21 april 1933); ‘1533-1933 Guillaume le Taciturne, Prince d’Orange: pièce en trois actes’, Gazette 3246 (21 juli 1933); ‘La commémeration de Guillaume le Taciturne: une traduction poétique du Wilhelmus’, Gazette 3259 (20 oktober 1933).

327 ‘La Nation et la Langue Néerlandaises (I)’, Gazette 2794 (24 oktober 1924; ‘The Dutch Nation and Language (I)’, Gazette 2801 (12 december 1924); Jan Walch, La Nation et la Langue Néerlandaises (Den Haag 1925); G.H. Pannekoek, ‘Johannes Lodewijk Walch (’s Gravenhage 2 januari 1879 – Amsterdam 12 december 1946), Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1948-1949 (1949) 188-193.

328 ‘The Dutch Nation and Language (I)’, Gazette 2801 (12 december 1924). 329 Walch, La Nation, 7-11 en 13-14.

330 ‘The Dutch Nation and Language (III)’, Gazette 2803 (24 december 1924). 331 ‘The Dutch Nation and Language (IV)’, Gazette 2804 (2 januari 1925).

van de Nederlandse plek in het Europese statensysteem.

Ook in andere vormen speelde de Gazette in op de interesses die het haar lezerspubliek toedichtte. Van Beresteijn noemde de Oud-Hollandse tradities clichématig, maar toch keerden verhalen met dergelijke thema’s regelmatig in de krant terug. In 1922 beschreef een redacteur de verschillende soorten Nederlandse klederdracht en voorzag het artikel daarnaast van een foto van een Zeeuws meisje in vol ornaat.332 De Oud-Hollandse stereotypen waren ook in deze periode al een voorname trekpleister voor buitenlandse toeristen, zo blijkt uit de literatuur over de geschiedenis van het toerisme in Nederland. Toeristen beleefden bij Volendam en zijn vissersgemeenschap hun hoogtepunt van het bezoek aan Nederland.333 De redactie speelde hier met zijn artikelen op in. Ze vervulden een functie in de publieksdiplomatie van de krant, omdat het buitenlandse publiek in de tradities geïnteresseerd was. Lovende verhalen over deze Nederlandse stereotypen vonden ook via de overzichten van buitenlandse media hun weg naar de Gazette. De door de krant overgenomen reisverhalen van buitenlandse journalisten liepen vaak over van de traditionele beeldvorming. In ‘The Land Where Flowers Rule’ deed een journalist van de Sheffield Daily Telegraph verslag vanuit Haarlem, Volendam en de Bollenstreek en stelde:

‘Everywhere in this country of colour, the flower motif is supreme. Even the fronts of the girls’ bodices are embroidered in elaborate flower designs, and the flowered cups of wooden clogs may be seen peeping in and from beneath the sweeping skirt of the children as they go clip-clap down cobbled streets.’334

Verschillende onderdelen van de Nederlandse geschiedenis maakte daarmee deel uit van de strategie van de Gazette, gericht op de verbetering van het Nederlandse imago in het buitenland. De rijke historie bewees volgens de krant de belangrijke rol van Nederland in Europa.

Verhalen over de Nederlandse kunst kregen een vergelijkbare functie. Tientallen artikelen behandelden de bijdragen van Nederlanders aan de hoge kunsten en hiermee volgde de Gazette een vergelijkbare strategie als die in de historiografie van de Franse cultuurdiplomatie is geschetst. In Marketing Marianne stelt Robert Young dat Franse culturele propaganda zich richtte op de elites, die verstand hadden van de hoge kunsten. Men maakte gebruik en versterkte het idee dat kunst en literatuur automatisch een zekere ‘French

332 ‘Les costumes en Hollande’, Gazette 2604 (8 juli 1922).

333 Jan Bank en Maarten van Buuren, 1900: Hoogtij van burgerlijke cultuur (Den Haag 2000) 47-49. 334 ‘Holland in the Foreign Press: The land where flowers rule’, Gazette 3129 (3 april 1931).

resonance’ hadden.335 Deze dominantie kon de Gazette niet voor Nederland opeisen, maar de Nederlandse kunsten konden desondanks een rol spelen in het gunstig stemmen van diezelfde culturele elites in het buitenland. Gezien de focus op dezelfde kunsten lijkt de Gazette haar culturele verhalen eveneens te hebben gericht op leden van de hogere klassen, zowel bij lezers in het buitenland als buitenlanders die in Nederland woonden.

De Nederlandse schilderkunst uit de Gouden Eeuw nam hierbij een speciale plaats in. De Hollandse meesters waren een bron van nationale trots die in de Gazette niet misstond. Historicus Ernst Kossmann stelt dat Nederlanders Rembrandt vanaf eind negentiende eeuw als een nationale held zagen die het nationale zelfvertrouwen vergrootte. Nederlanders zagen hem als een genie, ‘hij drukte het wezen van het Hollandse volk uit’.336 De historicus betoogt ook dat Rembrandt deze status juist vanwege buitenlandse bewondering had verkregen. Ook Blaas geeft aan dat de internationale waardering voor Rembrandt zorgde voor een stimulans van het Nederlandse nationalisme vanaf het einde van de negentiende eeuw.337

Geïnteresseerden kwamen speciaal over uit het buitenland om de Hollandse meesters te aanschouwen en dit betekende dat de schilders een functie in de Gazette konden vervullen.338 De krant plaatste beschrijvingen van de levens van Rembrandt en Jan Steen.339 Een enkele keer plaatste de krant ook afbeeldingen tussen de kolommen, zoals in een serie over zeventiende-eeuwse etsen met illustraties van Rembrandts ‘De opwekking van Lazarus’ en Paulus Potters ‘De veehoeder’.340 De associatie tussen deze schilders en Nederland moest de in kunst geïnteresseerde lezer positiever over Nederland laten denken.

335 Young, Marketing Marianne, xii.

336 Ernst Kossman, Een tuchteloos probleem, de natie in de Nederlanden (Leuven 1994) 34-36; P.B.M. Blaas,

Geschiedenis en nostalgie: de historiografie van een kleine natie met een groot verleden (Hilversum 2000) 59.

337 Ibidem, 37. 338 Bank, 1900, 50-51.

339 ‘Jan Steen à Leyden’, Gazette 2883 (9 juli 1926); ‘Le génie de Rembrandt’, Gazette 3338 (5 oktober 1935). 340 ‘La gravure aux Pays-Bas au cours du XVIIeme siècle (II)’, Gazette 3051 (4 oktober 1929).

Het moderne Nederland

Zoals al bleek uit het citaat van Van Beresteijn aan het begin van dit hoofdstuk wilde de Gazette niet uitstralen dat Nederland slechts teerde op het verleden. De redactie probeerde duidelijk te maken dat Nederland vooruitging. Dit was allereerst zichtbaar in het behoorlijke aantal artikelen over kunst en cultuur uit de late negentiende en vroege twintigste eeuw, waaruit moest blijken dat Nederland ook in deze periode nog een bloeiend cultureel leven had. De redactie behandelde het werk en het leven van Vincent van Gogh in de met de steekproef onderzochte edities vier keer. De voorname redacteuren Asselin en Barnouw beschreven het leven en werk van de schilder.341

Hoewel de krant stelde dat ‘it is in the art of painting alone that the Hollander has conquered one of the first places – if not the first – in the world’, keek de redactie ook naar de recente Nederlandse invulling in andere kunsten. Ook hier profiteerde men graag van kunstenaars die waardering in het buitenland genoten. Zo gaf de krant hoog op van de Nederlandse architectuur van begin twintigste eeuw. Architecten als Pierre Cuypers, Hendrik Berlage en Karel de Bazel genoten aanzien in het buitenland.342 Volgens de redactie van de

Gazette was Nederland er dan ook als een van de weinige landen in geslaagd om een

341 ‘Vincent van Gogh’, Gazette 2867 (2 april 1926); ‘Jongkind et Van Gogh’, Gazette 3103 (3 oktober 1930). 342 Jan de Maeyer, ‘P.J.H. Cuypers in internationaal, comparatief perspectief’, in: Hetty Berens (red.), P.J.H.

Cuypers: het complete werk, 43-52, aldaar 46-47; Donald Langmead, Dutch Modernism: architectural resources in the English language (Londen 1996) 21.

succesvolle nationale architectuur te creëren die ook in het buitenland met enthousiasme was ontvangen.343 Daarnaast konden artikelenreeksen een inkijkje geven in de variatie van de Nederlandse cultuur. Zo schreef toneelkenner Walch series over ‘La vie théâtrale en hollande’ en ‘Les influences étrangères dans la littérature hollandaise contemporaine’.344

Met wisselende regelmaat besteedde de Gazette aandacht aan het alledaagse culturele leven in Nederland. Via overzichten van tentoonstellingen, voorstellingen en de op dat moment populaire literatuur bood de krant een service aan haar lezers binnen Nederland, maar toonde het de lezer in het buitenland ook dat er in Nederland op cultureel gebied genoeg te beleven was. Het duidelijkste voorbeeld hiervan is een culturele agenda voor Den Haag. Deze agenda behandelde het Haagse culturele spectrum in de volle breedte. De redactie besteedde aandacht aan de Plaatsen van beschaafd vertier, zoals historicus Jan Hein Furnée het vermaak voor hogere klassen in het Den Haag van de negentiende eeuw aanduidt.345 Het meldde de actuele voorstellingen in de Koninklijke Schouwburg, het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen en het Kurhaus in Scheveningen.

Daarnaast was er in deze rubriek echter ook veel ruimte voor het vermaak dat voor een breder publiek toegankelijk was. In vrijwel elke agenda nam de samensteller het actuele aanbod van bioscopen mee en het gaf haar lezers een overzicht van de locaties waar een ‘café- chantant’ plaatsvond. Beide amusementsvormen kwamen op aan het begin van de twintigste eeuw en waren ook betaalbaar voor de arbeidersklassen.346 Een enkele keer stond aan het eind van deze rubriek de locatie van het toerismebureau. Deze informatie in combinatie met de sporadisch opgenomen lijst van de bezoekuren van Haagse musea en het Koninklijk Paleis maakt duidelijk dat deze rubriek voor een belangrijk deel was gericht op buitenlandse gasten in Nederland.

Grote contemporaine projecten bleken eveneens een voedingsbodem voor nationale trots die de redactie graag in de Gazette opnam Te Velde beschrijft in zijn werk hoe het Zuiderzeeproject bijdroeg aan een nieuwe vorm van nationalisme waarin liberale en conservatiefchristelijke elementen elkaar hadden gevonden. ‘Staat en samenleving werden beide groter én hadden meer invloed op elkaar’, zo stelt de hoogleraar.347 Het nieuwe, sociale aspect van de natie betekende dat het werk van Cornelis Lely een nieuw symbool van

343 ‘Dutch Architecture of the XXth Century’, Gazette 2855 (1 januari 1926); ‘L’Architecture en Hollande’,

Gazette de Hollande 2796, 7 november 1924.

344 ‘La Vie Théâtrale en Hollande’, Gazette 2806 (16 januari 1925); ‘Les Influences Etrangères dans la Littérature hollandaise contemporaine’, Gazette 2801 (12 december 1924).

345 Jan Hein Furnée, Plaatsen van beschaafd vertier: standsbesef en stedelijke cultuur in Den Haag, 1850-1890 (Amsterdam 2012).

346 Bank, 1900, 557 en 561.

nationale trots kon vormen.348 In zijn Verover mij dat land betoogt historicus Willem van der Ham: ‘[Het] nationale karakter van het project werd door bijna iedereen aangeroerd. Men zag het als een vergroting van de nationale rijkdom, als een uiting van volkskracht.’349 Daarnaast kon men het project aan het buitenland presenteren. Joan Hemels stelt in zijn werk over de Nederlandse persvoorlichting dat persfunctionaris Plemp van Duiveland het belang van dit project met het oog op de buitenlandse publieke opinie inzag. Hij merkte dat buitenlandse journalisten bovenmatige interesse toonden in de activiteiten rondom de Zuiderzee.350 In de archieven van Drion uit 1925 blijkt dat buitenlandse journalisten ook hem voor informatie over het project benaderden.351

Deze vorm van trots was daarom bij uitstek geschikt om in de Gazette tentoon te stellen. De krant hield haar lezers gedurende de hele periode op de hoogte van de ontwikkelingen rondom de Zuiderzeewerken. In 1921 besteedde de krant een volledige pagina van de Engelse editie aan de sectie ‘From Land to Sea and Back Again’. De redactie besprak de projectplannen en de mogelijkheden die de nieuwe stukken land boden.352 Ook hier schetste de redactie een historische context. Naast de strijd tegen de Spanjaarden had ook de eeuwenoude strijd tegen het water de Nederlander gevormd. Walch bevestigde dat Moeder Natuur in dit opzicht de echte vijand van het Nederlandse volk was.353 Het idee van deze eeuwige vijand en het feit dat Nederland stukken land veroverde zonder dat dit ten koste ging van andere naties paste goed bij het neutrale imago dat de krant en de Nederlandse regering in het buitenland wilde neerzetten. Werk van Nederlandse ingenieurs in Chili en Venetië bewees daarnaast dat zij op dit gebied internationaal een autoriteit waren.354

De ontwikkeling van het Nederlandse vliegverkeer vormde volgens Te Velde een vergelijkbare nieuwe bron voor nationaal zelfvertrouwen.355 Marc Dierikx, historicus op het gebied van de luchtvaartgeschiedenis stelt in zijn werk over de ontwikkeling van de burgerluchtvaart dat deze sector na de Eerste Wereldoorlog omgeven was van een ‘sfeer van romantiek, van het onbekende, onbegrensde’. 356 De bedrijfstak bleek financieel echter niet rendabel en in de jaren 1920 leunden alle grote Europese luchtvaartmaatschappijen op

348 Ibidem, 262.

349 Willem van der Ham, Verover mij dat land: Lely en de Zuiderzeewerken (Amsterdam 2007) 272. 350 Hemels, Van Perschef , 19.

351 NL-HaNA, Nationaal Bureau Documentatie, 2.19.026, inv. nr. 70, brief van Drion aan J.F. Ligtenberg 9 februari 1925.

352 ‘From Land to Sea and Back Again’, Gazette 2293 (5 januari 1921). 353 ‘The Dutch Nation and Language (IV)’, Gazette 2804 (2 januari 1925). 354 ‘The Dutch Nation and Language (IV)’, Gazette 2804 (2 januari 1925). 355 Te Velde, Gemeenschapszin, 262.

356 Marc Dierikx, Begrensde horizonten: de internationale burgerluchtvaartpolitiek van Nederland in het

overheidssteun.357 Experimenten met vluchten naar Nederlands-Indië, uitgevoerd door de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij voor Nederland en Koloniën (KLM), verleidden de Nederlandse regering er zelfs toe een meerderheidsbelang in het bedrijf te nemen. Ondanks succesvolle vluchten naar de koloniën lagen er, volgens Dierikx, ‘aan het verlenen van subsidies in het algemeen overwegingen van nationaal prestige ten grondslag.’358 Volgens Taselaar vond de sector ook brede steun bij de invloedrijke zakenlobby.359

Deze factoren verklaren het grote aantal berichten in de Gazette over de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen KLM en haar concurrent, de Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maatschappij (KNILM), ondanks dat de bedrijven de Gazette financieel niet steunden.360 In het steekproefonderzoek keerde de luchtvaartmaatschappijen twintig keer terug en de beschikbare index van artikelen in 1933 laat zien dat er in dit jaar 24 berichten over de KLM verschenen.361 Het prestigeaspect dat dit project omgaf blijkt ook uit de berichtgeving zelf. Zo berichtte de krant over een bezoek van ‘The Flying Minister’ Colijn aan Londen ‘by K.L.M. machine. Dr. Colyn has become a regular passenger of that company, making all his trips to England by air.’362 Het moest de vooruitstrevendheid van de Nederlandse regering