• No results found

De voorgaande hoofdstukken toonden aan welke plek de Gazette de Hollande innam in het systeem van semipubliek organisaties gericht op het verbeteren van het Nederlandse imago in het buitenland. Het beschikbare bronmateriaal van de krant biedt een goede mogelijkheid om een overzicht te geven van de manier waarop de redactie het imago precies wilden verbeteren. De organisatie van de Gazette streefde hetzelfde doel na als initiatieven als het NBDN en Aneta. De publieksdiplomatieke activiteiten van deze laatste organisaties waren echter grotendeels geheim en het is niet eenvoudig om een eenduidig beeld schetsen van hoe ze Nederland neerzetten. De organisatie van de Gazette werkte met een eigen periodiek en hieruit is duidelijke op te maken hoe de redactie Nederland in het buitenland wilde presenteren.

De vormgeving

Olphert van Beresteijn wilde met de oprichting van de Gazette de Hollande in 1911 Nederlands nieuws beschikbaar maken voor het deel van de wereldbevolking dat de Nederlandse taal niet machtig was: ‘La langue Néerlandaise, malgré sa beauté propre, malgré l’excellence de sa littérature, franchit peu notre frontières.’241 Hij borduurde hiermee, naar eigen zeggen, voort op een eeuwenlange traditie van voor een buitenlands publiek beschikbare Nederlandse bladen. Met de naam van de krant verwees Van Beresteijn naar de internationale publicatie die ook wel bekend stond als de Gazette d’Amsterdam. Dit blad schreef in de zeventiende en achttiende eeuw in het Frans over de Europese diplomatie en publiceerde stukken van grote verschillende staatslieden, onder wie Frederik de Grote en

George Washington.242

Hoewel hij erkende dat de nieuwe uitgave van de krant niet dezelfde insteek had, maakte de hoofdredacteur graag gebruik van de gezaghebbende status van het blad uit de vroegmoderne tijd. Gedurende het hele bestaan stonden op de voorpagina van de Gazette twee jaartallen: 1677, het jaar waarin het oorspronkelijke blad ‘cum privilegio’ van de Staten Holland zou zijn opgericht en 1911, het jaar waarin de Gazette was ‘herrezen’. In het midden van de kop stond een schild dat eveneens hintte naar de vroegere geschiedenis van het blad. De Hollandse leeuw, met zwaard in de hand, stond in een cirkel van wapenschilden van Hollandse steden.243 De wapenspreuk van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, ‘Concordia res parvae crescunt’ (Eendracht maakt macht), maakte het logo van de Gazette compleet.

De verschijningsfrequentie en het aantal pagina’s dat elke editie bevatte veranderde enkele keren in de vijfentwintig jaar dat het blad bestond. De eerste jaargangen telden alleen Franse edities. Van Beresteijn koos hiermee voor de officiële diplomatieke taal en hoopte dat dit de kans op Nederlandse abonnees vergrootte.244 De redactie van de krant voegde hier vanaf eind 1913 een ‘English Section’ van twee pagina’s aan toe, om zo het potentiële internationale lezerspubliek te vergroten.245 De keuze voor deze twee talen toont aan dat de krant zich voornamelijk richtte op toenadering tot de Frans- en Engelstalige landen. De organisatie bracht gedurende haar bestaan geen Duitse edities uit.

De koers van de Gazette veranderde met het begin van de Eerste Wereldoorlog

242 ‘An historic journal’, Gazette 262 (31 december 1913); Pierre Rétat (red), La Gazette d’Amsterdam, Miroir

de l’Europe au XVIIIe siècle (Oxford 2001).

243 ‘La Gazette de Hollande’, Neerlandia 16 (1912) 2-3. 244 Van Beresteijn, ‘A nos lecteurs’.

radicaal. Al in de eerste weken van de oorlog ging de organisatie verder als dagblad met per week vier edities van twee pagina’s en twee edities van vier pagina’s. Deze verandering had ook invloed op de inhoud van de krant. De redactie voorzag de rest van de wereld van het laatste nieuws uit neutraal Nederland, maar hield de buitenlandse lezer in Nederland ook op de hoogte van oorlogsontwikkelingen.246 Met een rol als algemene krant speelde de Van Beresteijn in deze periode in op de behoefte van ‘those foreigners whom the force of circumstances obliged [them] to stay in the Netherlands’, aldus hoofdredacteur Drion in een terugblik uit 1923.247 De chaos van de oorlog bemoeilijkte verspreiding van buitenlandse kranten in Nederland en dit maakte de Gazette een waardevolle bron van informatie voor buitenlandse journalisten en geïnterneerde soldaten.248

In de eerste jaren na de oorlog handhaafde de redactie de dagelijkse verschijningsfrequentie. Naast berichten over de Nederlandse houding ten opzichte van internationale kwesties bleven algemene overzichten over revolutionair Rusland, de vredesonderhandelingen in Versailles en de situatie in Duitsland verschijnen. De teruglopende inkomsten begin jaren 1920 leidden, zoals eerder uitgelegd, tot flinke bezuinigingen. Eind 1921 ging men terug naar de originele frequentie van de krant, met vier pagina’s op woensdag en zaterdag. Hierdoor kreeg het aandeel artikelen over Nederlandse aangelegenheden ook weer de overhand. Verdere bezuinigingen deden Drion en de organisatie van de Gazette besluiten om de krant vanaf eind 1923 als wekelijks blad uit te brengen en de redactie hield deze frequentie tot de laatste uitgave in 1935 aan.

246 ‘Special War Edition’, Gazette 325 (10 augustus 1914). 247 ‘Our task as a weekly organ’, Gazette 2743 (9 november 1923).

1911191219131914191519161917191819191920192119221923192419251926192719281929193019311932193319341935 0 2 4 6 8 10 12 14 16 18

Aantal pagina's per week

Aantal pagina's per week

Figuur 2 Het aantal pagina’s Gazette de Hollande dat per week verscheen. In dit geval is gekozen voor het aantal pagina’s en niet voor het aantal edities per week, omdat de omvang van de edities varieerde.

De bevindingen in dit hoofdstuk zijn grotendeels gebaseerd op een uitgebreide steekproef van in totaal 216 edities van de Gazette vanaf 1919. Voor de periode 1919-1921, waarin het blad dagelijks of twee keer per week verscheen, onderzocht ik de eerste vier nummers van de maanden januari, april, juli en oktober. Vanaf 1922 onderzocht ik de eerste drie edities per kwartaal, omdat de edities vanaf dat jaar gemiddeld langer waren.

Schrijven voor de Gazette

Het is niet eenvoudig om een beeld te schetsen van de samenstelling van de redactie van de Gazette. De vaste redactie van de krant sloot al haar artikelen af zonder naam en in de archieven van Van Beresteijn zijn geen redactieverslagen opgenomen. In zijn administratie komt alleen in 1931 een lijst met redacteuren voor. Toen stonden, naast Drion, vier andere journalisten op de loonlijst van de krant.249 Het verschil in uitgaven aan salarissen tussen 1931 (15.200 gulden) en het hoogtepunt in 1921 (42.384 gulden) is echter groot. Tot eind 1923, het moment dat de Gazette na een grote bezuiniging verderging als weekblad, maakte de organisatie in de financiële administratie ook onderscheid tussen een aparte Franse en Engelse redactie.250 Dit doet vermoeden dat in deze jaren een groter aantal mensen betrokken was bij het maken van de krant. De Engelse en Franse edities bleven verschillende informatie aanbieden. Op de eerste pagina van beide edities verscheen in de meest linkse kolom een blok commentaar van de hoofdredacteur. De vaak opiniërende stukken van Salomonson en Drion

249 NL-HaNA, Van Beresteijn, 2.21.018, inv. nr. 1073, handgeschreven namen bij document ‘Subsidies voor 1931’.

waren voorzien van een afbeelding van een veer tussen de letters G.H., waarschijnlijk verwijzend naar de afkorting van de krant.251

De meeste grotere artikelen kwamen niet van vaste redacteurs. De krant had een groep van ‘medewerkers’, zoals de organisatie hen in de documentatie aanduidde. Het aantal bijdragen per medewerker liep sterk uiteen en een belangrijk deel van hen deed dit vanuit het buitenland en zonder vergoeding.252 Alleen over het eerste halfjaar van 1921 is een complete lijst van deze medewerkers terug te vinden. Omdat de redactie onder deze stukken wel een naam plaatste, is echter ook uit de krant op te maken wie op regelmatige basis artikelen bijdroeg.253 Henry Asselin keerde in dit onderzoek de langste periode terug. Deze Franse journalist en persattaché bij de Franse legatie in Den Haag, koesterde warme gevoelens voor Nederland, gezien zijn lyrische boekwerk La Hollande dans le Monde uit 1929.254 Tussen 1921 en 1935 verscheen zijn naam onder de meest uiteenlopende artikelen, variërend van een verslag van zijn reis naar Java tot een overzicht van de Nederlandse musea.255 Ph. Bogaert, van wie slechts bekend is dat hij voor de oorlog viceconsul voor Nederland in Zwitserland was, verzorgde tussen 1921 en 1923 vrijwel wekelijks een ‘Revue de la Bourse’ en zijn naam keert in deze periode dan ook het vaakst terug in het onderzoek.256

Onder de groep met prominente medewerkers behoorden ook verschillende individuen uit het beschreven Nederlandse old boys’ network. De krant publiceerde complete toespraken van bepaalde politici, invloedrijke zakenlieden en andere wetenschappers, maar vaak schreven deze figuren ook zelf stukken voor de krant. Deze kring van invloedrijke individuen droeg bij aan de krant omdat het de waarde van het project inzag. Een aantal van hen stond in nauw contact met de commissarissen van het blad. Zo schreef Pieter Johannes de Kanter, voorzitter van het ANV en het NIDV en partijgenoot van Drion en Dresselhuys, onder andere stukken over Vlaams activisme en de Nederlandse nationale trots.257 Pieter Geijl publiceerde eveneens meerdere stukken. Hij was in Londen hoogleraar ‘Dutch Studies’, correspondent voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant en van Drions stille persattachés. Hij staat bekend als

251 Hoewel de redacteurs deze berichten niet ondertekenden, zijn er aanwijzingen dat de hoofdredacteur ervoor verantwoordelijk was. De krant meldde jaarlijks in de zomer dat de hoofdredacteur een aantal weken met verlof was. In deze periode verscheen er geen rubriek ‘G.H.’, wat de betrokkenheid van Salomonson en Drion aantoont. Op 11 oktober 1929, Gazette 3056, verwees de auteur in het blok naar zijn verleden als politicus, wat eveneens doet vermoeden dat Drion voor het stuk verantwoordelijk was.

252 NL-HaNA, Van Beresteijn, 2.21.018, inv. nr. 1072, Redactierapport van Salomonson over het jaar 1922. 253 NL-HaNA, Van Beresteijn, 2.21.018, inv. nr. 1072, lijst met medewerkers over het eerste halfjaar van 1921.

254 ‘Henri Asselin’, Haagsche Courant 14093 (21 januari 1929); Henri Asselin,L'ame et la vie d'un peuple. La Hollande dans le monde (Parijs 1921).

255 ‘Impressions de Java’, Gazette 2988 (20 juli 1928); ‘Musée en Hollande’, Gazette 3317 (26 april 1935). 256 ’Revue de la Bourse’, Gazette 2292 (4 januari 1921); NL-HaNA, Nationaal Bureau Documentatie, 2.19.026, inv. nr. 70, kaartje Ph. N. E. Bogaert.

257 ‘La Hollande et l’activisme flamand’, Gazette 3025 (5 april 1929); ‘Orgueil Nationale’, Gazette 3078 (4 juli 1924).

een politiek geëngageerd historicus en een belangrijk voorvechter van het Groot-Nederlandse gedachtegoed.258 Dit was in de Gazette zichtbaar in zijn kritische stukken over ‘The Little Netherland Tradition’. De redactie publiceerde daarnaast een uitgebreid verslag van een discussie die hij met een Engelse journalist voerde over verschillen tussen Nederland en Groot-Brittannië.259

Ook Adriaan Jacob Barnouw onderhield, als vertegenwoordiger van de NBDN in de Verenigde Staten, persoonlijk contact met Drion. De hoogleraar en bekleder van de Wilhelmina Chair aan Columbia University schreef gedurende de jaren 1920 stukken voor de Gazette en kreeg vanaf 1931 een vaste plaats in de krant. In een artikel voor het Biografisch Woordenboek voor Nederland stelt historicus A. Lammers dat Barnouws Monthly Letter voor de Netherland-America Foundation ‘bij de leden van de organisatie gretig aftrek vond en ook ver buiten deze kring werd gewaardeerd.’260 Dergelijke positieve verhalen zal de redactie ervan hebben overtuigd dat deze reeks niet misstond als vaste rubriek in de Gazette. Rechtsgeleerde Willem van Eysinga vervulde verschillende taken binnen de Nederlandse diplomatie en had nauwe banden met functionarissen van het ministerie van Buitenlandse Zaken.261 Hij keek in de jaren ‘20 voor de krant naar verschillende internationale conflicten en in zijn functie als rechter bij het Permanent Hof van Internationale Justitie schreef hij een serie over de jurist Cornelis van Vollenhoven.262

Hoge zakenlieden stuurden eveneens stukken in. De invloed van de koloniale lobby, begaan met de Nederlandse internationale betrekkingen, is hierbij zichtbaar. Ernst Heldring, lid van de raad van bijstand en als voorzitter van de Kamer van Koophandel van Amsterdam een belangrijke financiële partner van de Gazette, vulde tussen 1925-1931 in de eerste edities van elk jaar meerdere pagina’s over de ontwikkelingen van de Nederlandse economie.263 De invloedrijke ondernemer Frits Fentener van Vlissingen kreeg eveneens een plek in de krant. In 1934en 1935 schreef hij meerdere stukken over de ontwikkeling van de wereldeconomie.264 Toespraken van vooraanstaand politicus Hendrikus Colijn verschenen in de jaren 1930 ook

258 L. Wils, ‘Ik gruwde van het wetenschappelijk misdrijf dat hier gepleegd was’, in: Nationalisme en

historiografie (Utrecht 2005) 19-32, aldaar 26-27; I.J.H. Worst, ‘De laatste Loevesteiner’, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis derNederlanden 99 (1984) 2, 201-218, aldaar 216-217

259 ‘Admiral de Ruyter (II)’, Gazette 3038 (5 juli 1929); ‘The Little Netherland Tradition’, Gazette 2751 (4 januari 1924); ‘Discussion on Holland (III)’, Gazette 3144 (17 juli 1931).

260 A. Lammers, ‘Barnouw, Adriaan Jacob (1877-1968)’, in: Biografisch Woordenboek voor Nederland 2 (Den Haag 1985), http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn2/barnouw.

261 C.G. Roelofsen, ‘W.J.M. van Eysinga, 1878-1961’, Biografisch Woordenboek 5 (Den Haag) 1989;

http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn3/eysinga.

262 ‘La problème historique de l’Escaut et l’avenir du port d’Anvers’, Gazette 2999 (5 oktober 1928); ‘Van Vollenhoven, 1874-1933’, Gazette 3296 (13 juli 1934).

263 ‘La Vie Economique aux Pays-Bas’, Gazette 2856 (8 januari 1926).

264 ‘Cooperation Internationale’, Gazette 3317 (26 april 1935); ‘Better Prospects for World Trade’, Gazette 3270 (5 januari 1934).

regelmatig in de Gazette. In de bij de steekproef onderzochte edities keerden elf van zijn toespraken terug in de periode 1930-1935.265 De enige beschikbare index van artikelen van de

Gazette, die het tweede halfjaar van 1933 beslaat, laat zien dat de krant in deze periode vijf van zijn redes voor het buitenlands publiek vertaalde.266

Deze hoge frequentie valt deels te verklaren door te wijzen naar Colijns positie als minister-president vanaf 1933. In het steekproefonderzoek kwam in de elf jaar dat Charles de Ruijs de Beerenbrouck minister-president was echter niet één van zijn toespraken naar boven. Het verschil in aandacht voor beide premiers laat de kern zien van welke groep individuen bij de Gazette betrokken was. De interesse van de organisatie in de redes van Colijn had te maken met het verloop van diens carrière. Hij verbleef voor zijn politieke carrière lang in Nederlands-Indië en was voor zijn eerste premierschap in 1925 tien jaar directeur van de Bataafsche Petroleum Maatschappij. Zijn biograaf, historicus Herman Langeveld stelt dat Colijn goede contacten had bij de top van het internationale zakenleven. Daarnaast onderhield hij een goede relatie met Van Aalst. Colijn zat met de ondernemer in de raad van bijstand en maakte daarnaast deel uit van de raad van commissarissen van de NHM.267 Hij paste perfect binnen de ‘koloniale lobby’ die Taselaar beschrijft en daarmee ook goed bij de achtergrond van de Gazette.

De Gazette publiceerde eveneens een groot aantal artikelen van politicus en ondernemer Wim Treub. Ook zijn betrokkenheid is te verklaren aan de hand van de interesse van de koloniale lobby in het project. Hij was gedurende de jaren 1920 de eerste voorzitter van de Ondernemersraad voor Nederlands-Indië.268 Zijn artikelen, in de steekproef vijftien in totaal, behandelen dan ook zonder uitzondering de situatie in de koloniën. Stukken van zijn hand komen vanaf 1922 in het onderzoek voor en zijn terug te vinden tot een aantal weken voor zijn overlijden in 1931.269 Treub stond als liberaal dicht bij de politiek actieve commissarissen van de Gazette. Hoewel hij zich aan het begin van de twintigste eeuw nog als links-radicaal had afgesplitst van de Liberale Unie, schoof hij na de Eerste Wereldoorlog op naar het conservatievere vrij-liberale kamp. Hij was in 1921, aan het eind van zijn politieke loopbaan, lid van Dresselhuys’ LSP.

265 ‘Netherlands Society for Industry and Trade’, Gazette 3090 (4 juli 1930); ‘Discours du Colijn à la Première Chambre des Etats-Généraux’, Gazette 3314 (15 februari 1935).

266 ‘Index Analytique de la Gazette de Hollande du 2eme semestre 1933’, supplement bij de Gazette van 2 maart 1934.

267 Herman Langeveld, Dit leven van krachtig handelen, Hendrikus Colijn (1861-1944) deel 1: 1869-1933 (Amsterdam 1998) 234-235 en 321.

268 N.E.H. van Esveld, ‘M.W.F. Treub (1858-1931)’, Biografisch Woordenboek van Nederland 1 (Den Haag 1979), http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn1/treub.

269 ‘La situation actuelle aux Indes Néerlandaises’, Gazette 2630 (7 oktober 1922) ; ‘A la Société d’Industrie et de Commerce’, Gazette 3142 (3 juli 1931).

Politiek gezien had de Gazette een liberale basis. Op economisch gebied sloten de standpunten van de politici aan bij de wensen van het bedrijfsleven, wat de samenwerking tussen beide groepen verklaart. Alle betrokkenen bij het project streefden een liberale vrijhandelspolitiek na, waarbij het individu, en het bedrijfsleven, zonder belemmeringen moesten kunnen handelen. De vrij-liberale politici keken, zeker op economisch gebied, verder dan Nederland en waren daarom geïnteresseerd in het Nederlandse imago in het buitenland. Dit onderscheidde ze van de niet-liberale partijen. De andere partijen kregen dan ook veel minder aandacht in de Gazette. In het steekproefonderzoek kwamen geen artikelen van politici uit katholieke of sociaaldemocratische hoek voor, terwijl de RKSP en de SDAP gedurende het interbellum de twee grootste fracties van de Tweede Kamer vormden.

Vaste onderdelen in de krant

De opmaak van de Gazette kwam overeen met die van andere Nederlandse dagbladen. In lange kolommen plaatste de redactie artikelen van zeer uiteenlopende lengtes. Lange beschouwingen stonden tussen feitelijke berichtjes van niet langer dan een paar regels. Aan de vaste onderdelen van de krant is het bijzondere karakter van de krant wel terug te zien. Hoewel de redactie zich in de krant nooit uitliet over het beoogde publiek en een tijd lang op straat, in kiosken en op stations in Parijs verkrijgbaar was, blijkt uit de inhoud dat de redactie zich niet wendde tot de lagere klassen in andere landen.270 Met haar exclusieve focus op de Nederlandse rol in de internationale betrekkingen en de wereldeconomie richtte de Gazette zich, net als de publieksdiplomatie van andere landen, meer op de internationaal georiënteerde elite. In de inhoud is dit bijvoorbeeld zichtbaar in het regelmatig terugkerende onderdeel ‘Monde Diplomatique’, of ‘Court Society’ in de Engelse uitgave. De Gazette gaf hierin een overzicht van waar de Koninklijke Familie, de Minister van Buitenlandse Zaken en belangrijke diplomaten zich bevonden. Deze service liet zien dat de diplomatieke wereld een belangrijk doelpubliek vormde.

Bepaalde onderdelen keerden in elke editie terug. Zo gaf het blad haar lezers een overzicht van berichtten uit andere kranten in de rubrieken ‘Revue de la Presse’, ‘The Dutch Press’ en ‘Holland in the Foreign Press’. Over het gehele bestaan bezien besteedde de Gazette de meeste aandacht aan economische berichten. Het promoten van de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven was een belangrijke doelstelling van de krant. De handelsbetrekkingen tussen Nederland en tal van andere landen kwamen aan bod, net als algemene cijfers van verschillende sectoren van de Nederlandse economie en de ontwikkeling

van de economie in Nederlands-Indië.271 De vaste economische onderdelen veranderden regelmatig van naam. Tussen 1921 en 1924 besloeg de ‘Gazette Economique’ (‘Economic and Financial Gazette’) meerdere pagina’s in elke editie. Later in de jaren 1920 en in de jaren 1930 kregen verschillende Nederlandse bedrijven wekelijks de ruimte om hun jaarverslagen in meerdere delen in de krant te presenteren.272 Gezien de bezuinigingen op de redactie in deze periode dienden dergelijke ingezonden stukken waarschijnlijk ook als paginavulling. In de bijdrages van bepaalde bedrijven was de invloed van de verschillende sponsoren en belangrijke adverteerders uiteraard zichtbaar. Geen jaar ging voorbij zonder een verslag over de NHM, vaak verspreid over meerdere edities.273 Stukken van de Kamers van Koophandel namen de meeste ruimte in. Zoals eerder gesteld nam de nieuwjaarsrede van de president van de KvK van Amsterdam meerdere pagina’s in beslag. Vanaf 1928 vulde de Chambre de Commerce Néerlandaise de Paris met eigen informatie vrijwel wekelijks