• No results found

8. Diversiteit van de buurt

10.6 De maakbaarheid van solidariteit

Nu de deelvragen beantwoord zijn, kunnen we door naar de hoofdvraag. De hoofdvraag die ik in mijn scriptie wil beantwoorden is:

In hoeverre is solidariteit en wederkerigheid tussen buurtbewoners in een diverse grote- stadsbuurt maakbaar vanuit de gemeente?

49 Figuur 2. De verhouding tussen wederkerigheid en solidariteit

Zonder vertrouwen: directe, gebalanceerde dan wel onderhandelde wederkerigheid

Wederkerigheid

(H)erkeninning Vertrouwen

Met vertrouwen: indirect gegeneraliseerde wederkerigheid, wat kan zorgen voor sterkere verbanden van solidariteit

In Samenredzaam speelt de diversiteit in de buurt een grote rol. Het interetnisch vertrouwen in Gaasperdam lijkt uit de verhalen van de kwartiermakers goed te zijn, maar in de praktijk wordt er meerdere malen een onderscheid gemaakt tussen culturen. In opvattingen over zorgzaamheid is dit voornamelijk tussen de autochtone Nederlanders en de andere culturen, in de samenstelling van de tafelsessiegroepen scheiden culturen zich apart af. ‘Eilandjes’ bestaan nog steeds, en die zouden de mate van vertrouwen kunnen beïnvloeden. Buurtbewoners identificeren zich te weinig met elkaar om echt verbonden met elkaar te zijn. Volgens bovenstaand figuur zou dit gebrek aan vertrouwen leiden tot gebalanceerde wederkerigheid en daarmee tot een breekbare vorm van solidariteit. Dit is te herkennen in de relaties tussen buurtbewoners die weinig tot niet ontwikkeld zijn na afloop van het project. De relatief korte tijdsduur van Samenredzaam lijkt hier de oorzaak van te zijn.

10.7 Discussie

Wat van groot belang is om in gedachte te houden is dat dit onderzoek een case-study is. Dit heeft gevolgen voor de externe validiteit; de resultaten uit dit onderzoek zijn niet te generaliseren naar een grotere groep (Bryman 2012). De meerderheid van de kwartiermakers en alle betrokken projectleiders zijn geïnterviewd, waardoor de interne validiteit niet in gevaar komt. In een

50

onderzoek naar een project als Samenredzaam is de kans op sociaal wenselijke antwoorden groot. Men kan de neiging hebben om het project te beschermen. In sommige gevallen is hier ook sprake van, maar in de meeste interviews leken de respondenten vrij te spreken. Dit is natuurlijk nooit met zekerheid te stellen, maar de meeste respondenten hebben naast de mooie dingen in het project ook de minder mooie kanten genoemd. Een ander probleem gerelateerd aan dit, is het verschil tussen afkomst van de interviewer en respondent. Veel respondenten hadden een andere afkomst dan de interviewer, die van Nederlandse afkomst is. Het zou voor respondenten moeilijk kunnen zijn om iets te zeggen over bijvoorbeeld de verschillen in zorgzaamheid tussen culturen, als zij daarin de autochtone Nederlanders tegenover andere culturen willen plaatsen. Dit is in bijna elk interview gebeurd, dus de verwachting is dat het verschil in afkomst de respondenten niet belemmerd heeft in het beantwoorden van vragen.

Dit onderzoek was inductief van aard met enkele deductieve elementen, waardoor er weinig verwachtingen zijn geformuleerd aan het begin van het onderzoek. Één daarvan was de

verwachting grenzen te vinden aan de mogelijkheid tot wederkerigheid tussen mensen. Hier komt de rol van de overheid naar voren. De solidariteit die ontstaan is uit de wederkerigheid in

Samenredzaam heeft een verticaal en organisch karakter, wat past bij de verzorgingsstaat en de huidige samenleving zoals wij hem kennen. Mogelijk verandert deze solidariteit als

wederkerigheid tussen mensen belangrijker wordt (Komter et al. 2004). Op dit moment zijn mensen gewend aan een verzorgingsstaat die voor hen zorgt, maar als mensen meer gewend raken aan wederkerig zijn, kan deze wederkerigheid mogelijk veranderen in een meer gegeneraliseerde vorm. Vanuit daar kan naar de actieve solidariteit gewerkt worden die de overheid beoogd. Dit betekent wel dat overheid meer moet inspelen op het stimuleren van wederkerigheid. De transitie in de zorg is een proces dat tijd kost, langer dan een project van een paar maanden. Samenredzaam is gericht op indirecte, gegeneraliseerde wederkerigheid, die in theorie sterke verbanden van solidariteit zou moeten opleveren. Dat dit niet gebeurd is heeft te maken met de korte duur van het project. Door projecten waarin wederkerigheid centraal staat te ondersteunen en te subsidiëren, kan de overheid helpen dit proces te laten continueren. Maar, de mate waarin wederkerigheid een oplossing is, is gelimiteerd. Er zullen mensen blijven waarbij de problematiek zo heftig is dat buurtbewoners dat onderling niet aan kunnen en dus formele zorg nodig zullen hebben. Als buurtbewoners zware problemen moeten opvangen, is de kans dat zij zelf ook in de problemen schieten, en daardoor niet meer wederkerig kunnen en willen zijn. Een

51

project als Samenredzaam zou dit kunnen voorkomen. De gelimiteerde resultaten betekenen niet dat Samenredzaam tot niets heeft geleid. De kwartiermakers staan sterker in hun schoenen in het opvullen van het gat tussen informele en formele zorg en hebben daardoor een aantal mensen kunnen helpen. Formele en informele zorg zouden elkaar moeten aanvullen, en niet elkaar

moeten vervangen. Het is van belang om de juiste balans te vinden. Formele systemen zijn niet in staat mensen in positieve zin te inspireren, terwijl informele systemen kunnen leiden tot

afhankelijkheden tussen burgers en uitsluiting (Misztal 2000). Passieve solidariteit is nodig om actieve solidariteit te creëren.

Een andere verwachting was dat diversiteit in de buurt een obstakel zou zijn in de relaties tussen kwartiermakers en buurtbewoners, op basis van eerder onderzoek. Ook in dit onderzoek is dit naar voren gekomen. Gaasperdam is één van de meest gemengde wijken van Amsterdam met veel groepjes buurtbewoners die weinig contact met elkaar hebben. Om deze groepjes te

verbinden zal er aanspraak gedaan moeten worden op het bridging kapitaal van buurtbewoners (Putnam 2007). Op dit moment is dit nog niet voldoende in Gaasperdam. Er zullen manieren moeten worden bedacht om dit probleem op te lossen. De verwachting is wel dat dit zou kunnen veranderen. De groep kwartiermakers is zeer divers en daar tussen is nog veel contact, op

‘professioneel’ vlak maar zeker ook op vriendschappelijk niveau. Een begin zou kunnen zijn om de eis te stellen aan de tafelsessiegroepen om een diverse samenstelling te hebben. In die

tafelsessiegroepen komen buurtbewoners met verschillende afkomsten dan met elkaar in contact, waar ze meer over elkaar kunnen leren. Meer sociaal kapitaal en kennis over elkaar lijkt voor meer vertrouwen in elkaar te zorgen (Putnam 2007), en dit kan uiteindelijk leiden tot

gegeneraliseerde wederkerigheid en daarmee sterkere verbanden van solidariteit. Dit is niet gemakkelijk, want dit betekent dat de kwartiermaker waarschijnlijk buiten zijn netwerk moet zoeken.

Op basis van het eindverslag was de verwachting dat buurtbewoners zeer betrokken waren bij het project. Na enkele interviews al bleek dit minder het geval. Een projectleider gaf aan dat de positieve toon van het eindverslag te maken heeft met het budget. Dit geeft aan wat voor invloed van subsidies kunnen hebben op projecten. Door een concurrentiestrijd tussen projecten om subsidies wordt een mogelijke samenwerking tussen deze projecten belemmerd, wat uiteindelijk nadelige gevolgen kan hebben voor de buurtbewoners. Door een te positieve weergave van projecten kan de overheid misleid worden in wat wel en wat niet werkt en daardoor

52

de verkeerde projecten ondersteunen.

Contrasterend met het onderzoek van Linders (2010) die vindt dat contacten gemakkelijker worden gelegd tussen mensen die in een vergelijkbare situatie zitten, is in Gaasperdam het hebben van sociale, psychische of fysieke problemen vaker een reden om naar binnen te keren, geen contact te maken en niet in staat wederkerig te zijn. Buurtbewoners vragen liever geen hulp, niet aan een ‘sterkere’ buur, maar ook niet aan een lotgenoot.

Een beperking van dit onderzoek is dat het perspectief van de buurtbewoners mist. Zij hadden mogelijk meer kunnen vertellen over de ontstane relaties, de kwartiermakers konden dat namelijk niet zo veel. Dit kan de uitkomst van het onderzoek beïnvloeden. Mogelijk zijn er in de ogen van de buurtbewoners wel degelijk relaties ontstaan, maar is dit buiten het zicht van de

kwartiermakers gebeurd. Ook zien de buurtbewoners mogelijk de wederkerigheid tussen hen anders. Op dit moment wordt het geïnterpreteerd als een soort ruildienst, maar dit is op basis van de verhalen van de kwartiermakers gedaan. De buurtbewoners zien er mogelijk toch een

abstractere vorm in. Daarnaast zou er een beter beeld geschetst kunnen worden wie er onder de buurtbewoners is bereikt.

Hier is dan ook een aanbeveling voor volgend onderzoek in te zien. Aan de ene kant voegt dit onderzoek toe dat het perspectief van de ‘professional’, de kwartiermaker, wordt onderzocht, waar veel onderzoek onder buurtbewoners is gedaan. Maar aan de andere kant is het perspectief van de buurtbewoner zeer relevant in onderzoeken naar buurtinitiatieven. Zij zijn onderdeel van het doel en mogen daardoor niet vergeten worden in toekomstig onderzoek. Om een volledig antwoord te geven op onderzoeksvragen zijn alle perspectieven van groot belang.

Een ander onderwerp wat nog ruimte biedt is het concept sociaal kapitaal. In de academische wereld is er nog veel onenigheid over wat dit inhoudt en wat de mechanismes erachter zijn. Sociaal kapitaal lijkt een belangrijk begrip te zijn in informele zorg-, geef- en ondersteuningsrelaties. Nu dit soort relaties een grotere rol zullen gaan spelen in het leven van mensen, is het van belang om dit concept beter in kaart te brengen.

Daarnaast is zinvol om te onderzoeken hoe informele en formele zorg op een vruchtbare manier met elkaar kunnen samenwerken. Op dit moment wordt de samenwerking tussen deze twee velden belemmerd door meerdere zaken, terwijl ze elkaar goed zouden kunnen aanvullen.

53

Een vraag zou kunnen zijn hoe beide kanten over elkaar denken en wat daar de oorzaken van zijn.

54

Literatuurlijst

Blokland, T. (2005) Goeie buren houden zich op d’r eigen. Buurt, gemeenschap en sociale

relaties in de stad. Den Haag: Dr. Gradus Hendriks Stichting

Bredewold, F. (2013) Lof der oppervlakkigheid. Contact tussen mensen met een verstandelijke of

psychiatrische beperking en buurtbewoners. Amsterdam: Van Gennep

Bryman, A. (2012) Social research methods. Oxford: University Press

Doorn, J.A.A. van, en C.J.M. Schuyt (red) (1978) De stagnerende verzorgingsstaat. Amsterdam: Boom Meppel

Durkheim, E. (1893) The division of labour in society (translated by George Simpson). New York: The Free Press

Flap, H.D. (1999) Buurt of gemeenschap: ‘meeting’ of ‘mating’. In: Volker, B. En R. Verhoeff. Buren en buurten. Amsterdam: SISWO

Gemeente Amsterdam (2014)Gebiedsagenda Light Gaasperdam en Driemond. Beschikbaar via

<www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCIQFjAA&url=http %3A%2F%2Fwww.amsterdam.nl%2Fpublish%2Fpages%2F298770%2Fgebiedsagenda_light_ga asperdam_driemond_17_juli_2014.pdf&ei=T2RsVaDfHsT9UvWTgJAF&usg=AFQjCNG_fqrK Rc8x0EEGXCnYhHJp3feEiw> [29 mei 2015]

Gemeente Amsterdam (2015)Gebiedsanalyse 2015 Gaasperdam/Driemond Stadsdeel Zuidoost.

Beschikbaar via

<www.ois.amsterdam.nl/pdf/2015_gebiedsanalyse%2022%20gaasperdam%20driemond.pdf> [29 mei 2015]

Jager-Vreugdenhil, M. (2012) Nederland Participatieland. De ambitie van de Wet

maatschappelijke ondersteunig (Wmo) en de praktijk in buurten, mantelzorgrelaties en kerken.

Amsterdam: Universiteit van Amsterdam

Kampen, T., I. Verhoeven, L. Verplanke (2013) De affectieve burger. Hoe de overheid verleidt

55

Komter, A.E., J.P.L. Burgers en G. Engbersen (2004) Het cement van de samenleving: een

verkennende studie over solidariteit en cohesie. Amsterdam : Amsterdam University Press

Lancee, B. & J. Dronkers (2008) Etnische diversiteit, sociaal vertrouwen in de buurt en contact van allochtonen en autochtonen met de buren. Migrantenstudies 24 (4): 224-249

Linders, L. (2010) De betekenis van nabijheid. Een onderzoek naar informele zorg in een volksbuurt. Den Haag: Sdu

Mauss, M. (1923) The gift. The form and reason for exchange in archaic societies. Londen: Routledge (Vert. van: Essai sur le don.)

Misztal, B.A. (2000) Informality: social theory and contemporary practice. London: Routledge Muehlebach, A. (2012) The moral neoliberal. Welfare and citizenship in Italy. Chicago: The University of Chicago Press

Oosterlynck, S., M. Loopmans, N. Schuermans, J. Vandenabeele en S. Zemni (2014) Putting

flesh to the bone: Looking for solidarity in diversity, here and now. Diversiteit en

Gemeenschapsvorming: 1-30

Pessers, D.J.W.M. (1999) Liefde, solidariteit en recht. Een interdisciplinair onderzoek naar het

wederkerigheidsbeginsel. Amsterdam: faculteit der rechtsgeleerdheid

Pinkster, F.M. (2008) De sociale betekenis van de buurt. Een onderzoek naar het wonen in een

arme wijk en sociale mobiliteit. Amsterdam: Amsterdam University Press

Putnam, R.D. (2007) E Pluribus Unum. Diversity and community in the twenty-first century.

Scandinavian Political Studies 30: 137-174

Saunders, B. (2012) Altruism or solidarity? The motives for organ donation and two proposals.

Bioethics 26 (7): 376-381

Silverman, D. (2012). Interpreting Qualitative Data: Methods for Analysing Talk, Text and Interaction (4th ed.). London: Sage Publications

56

Sociaal en Cultureel Planbureau (a) (2002) Zekere banden. Sociale cohesie, leefbaarheid en

veiligheid. Den Haag: SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau & Nederlandse Sociologische Vereniging (b) (2009) Sociale

samenhang in de wijk. Den Haag: SCP

Stijkel, A., A. Haveman en D. Osenga (2015) Eindverslag proeven van Samenredzaam

Gaasperdam 2014: ‘Lichtjes in de duisternis, of druppels op de gloeiende plaat?’. Wmo-

Adviesraad Amsterdam Zuidoost

Tonkens, E. (2009) ‘Actief en activerend: Waarom actief burgerschap?’ In: Tussen onderschatten

en overvragen. Haarlem: Trancity.

Veldboer, L. (2010) Afstand en betrokkenheid in de gemengde wijk. Over afwijzende en loyale

groepen bij stedelijke vernieuwing. Amsterdam : Amsterdam University Press

Weber, M. (1947) The theory of social and economic organization (translated by Talcott Parsons). New York: The Free Press

Wilterdink, N. en B. Van Heerikhuizen (2009) Samenlevingen. Groningen/Houten: Noordhoff uitgevers

57

Appendix

Topiclijst voor de kwartiermakers:

1. Openingspraatje over koetjes en kalfjes, interview toelichten, toestemming vragen om gesprek op te nemen en waarborgen anonimiteit.

2. Karakteristieken kwartiermaker Wat is uw leeftijd?

Wat is uw etniciteit/nationaliteit? Wat voor opleiding heeft u gedaan?

Heeft u een baan op dit moment? Zo ja, wat voor werk doet u? Zo nee, wat voor werk heeft u gedaan?

3. Vrijwilligerswerk

Hoe staat u tegenover vrijwilligerswerk?

Bent u bekend met het nieuwe overheidsbeleid te opzichte van de zorg? (Ter illustratie: Wmo bij gemeentes, meer gericht op vrijwilligerswerk en mantelzorg, oplossen met eigen sociale netwerk)

Merkt u hier iets van? Wat vindt u hiervan? Hoe ziet u dit in verhouding met Samenredzaam?

Wat voor eerdere ervaring heeft u met vrijwilligerswerk of buurtprojecten? In het geval van geen ervaring, waarom niet?

Draagt u zorg voor iemand in uw omgeving? Zo ja, wie helpt u? Hoe is dit ontstaan? Komt u uit een gezin waarin hulp en zorg voor anderen vanzelfsprekend was? Zo ja, hoe ging dat in z’n werk?

4. Motivatie deelname

Waarom heeft u besloten deel te nemen aan het project? 5. De buurt

Hoe lang woont u in deze buurt? Hoe zou u de buurt omschrijven?

58

Heeft u veel contacten in de buurt?

Wat voor soort contact heeft u met deze mensen? (praatje op straat, uitstapjes, buurtactiviteiten)

Bent u wel eens actief in activiteiten voor de buurt die door uzelf of anderen zijn georganiseerd?

Wat vindt u van de zorgzaamheid in de buurt?

Wat doen buren voor elkaar? Waarom sommige dingen wel/niet? Wordt dit gestimuleerd? Heeft u zorgen over de buurt?

6. Deelnemers

Hoe heeft u de deelnemers in de tafelsessies gekozen?

Wat voor relatie had u met de deelnemers uit uw tafelsessiegroep voor de start van het project?

In hoeverre zijn deze relaties veranderd?

Heeft u nieuwe mensen leren kennen door het project? Wat voor relaties heeft u daarmee opgebouwd?

Bestaan deze relaties nog steeds?

Heeft u het idee dat er mensen buiten de boot vielen in het project? (bepaalde types mensen die wel/niet mee deden)

Wat voor oplossingen had u hiervoor?

Zijn er nieuwe relaties tussen de deelnemers ontstaan? Hoe heeft u hier aan bijgedragen?

Bestaan deze relaties nog steeds? 7. Wederkerigheid

Hoe zou u wederkerigheid definiëren?

Hoe werd wederkerigheid uitgelegd aan jullie in de trainingen?

Op wat voor manier heeft u wederkerigheid uitgelegd en gestimuleerd? In hoeverre kwam er wederkerigheid tot stand?

Wat voor oplossingen waren er als wederkerigheid tussen deelnemers niet mogelijk was? Wat krijgt u terug als wederkerigheid?

59

8. Ervaringen kwartiermakers met overheid, zorgorganisaties en buurtbewoners Hoe heeft u de training ervaren?

Wat heeft u geleerd? Waarom vindt u dat belangrijk?

Heeft u veel contact gehad met de Wmo-adviesraad tijdens het project?

Hoe ging de samenwerking met derde partijen? (belemmeringen/mogelijkheden) Wat waren de reacties in de buurt?

Hoe heeft u het contact met de buurtbewoners ervaren?

Wat voor mogelijkheden heeft u gehad om uw mening over het project te uiten? Wat is uw mening over het project?

9. Tafelsessiegroepen

Bestaan de tafelsessiegroepen nog steeds?

Hebben buurtbewoners het idee van het project opgepakt en zelf groepen gevormd? Bouwden de sociale netwerken zich verder uit in de loop van het project?

10. Verwachtingen project

Wat voor verwachtingen had u van het project? In hoeverre zijn uw verwachtingen uitgekomen?

Zijn er dingen die u anders had willen doen in het project? 11. Doel project

Hoe zou u het doel van het project omschrijven?

Denkt u dat dit doel bereikt is? (Ter illustratie, uit het eindverslag: Het doel van het project ‘was om uit te proberen en te onderzoeken hoe in de Gaasperdamse buurten een gevoel kan ontstaan van dat mensen zich om elkaar bekommeren, maar dan wel vanuit wederkerigheid’.

12. Maakbaarheid solidariteit

Wat denkt u over de maakbaarheid van solidariteit? Ziet hier een toekomst in? Wat zijn de mogelijkheden hierin?

60

Wat zijn de beperkingen hierin? Is dit een overheidstaak?

Heeft u het idee dat u solidariteit gemaakt hebt? Zo ja, op wat voor manieren?