• No results found

De kolonisatieproef in de Lampongsche Districten ^

In document KOLONIALE STUDIËN (pagina 47-51)

door H. CRAANDIJK.

In zijne verhandeling over de emigratie- en kolonisatieproeven der Indische Regeering, opgenomen in het Koloniaal Tijdschrift van December 1917, komt de heer A. T h . van Ginkel tot de gevolgtrekking, dat de proeven in de Lampongsche Districten op eene mislukking zijn uitgeloopen.

Deze opvatting was gegrond op de ter beschikking van schrij-ver staande cijfers tot einde 1915, en niet ontkend kan worden, dat, op die gegevens afgaande, er reden was voor een niet al te optimistischen kijk op de toestanden betreffende hetgeen op het kolonisatieterrein in den loop der jaren bereikt werd.

Sedert valt echter te wijzen op zeer belangrijke veranderingen en verbeteringen van zoodanig gewicht, dat het mij gewenscht voor-komt hierop het licht te doen vallen, omdat zij van het grootste belang voor de kolonisten zijn geweest en hen in beduidend gun-stiger toestand hebben gebracht.

De hieronder volgende mededeelingen zijn niet bedoeld als eene critiek op bovenbedoelde verhandeling, doch als eene aanvulling, tevens echter ook om te doen uitkomen, dat er thans geen reden meer is om van eene mislukking te spreken.

Houdt men vast aan het denkbeeld, dat doel en opzet van de proeven zijn geweest om als het ware eene bedding te graven, waar-langs een stroom van Java's teveel aan bevolking zich zou bewe-gen om de onontgonnen vlakten van Sumatra te gaan bezetten en te bebouwen, dan dient erkend, dat dit oogmerk niet'is bereikt.

!) In het October-nummer zullen eenige meerdere gegevens over de Koloni-satie worden gepubliceerd.

De Redactie.

28 DE KOLONISATIEPROEF IN DE LAMPONGSCHE DISTRICTEN

Het kon ook moeilijk bereikt worden, omdat al spoedig bleek, dat er geen teveel aan bevolking op Java was, en integendeel d e oplevende nijverheid steeds om meer handen vroeg. Dit denk-beeld dient dus wel losgelaten te worden.

Een tweede doel w a s : vermeerdering van arbeidskrachten i a eene in ontwikkeling zijnde streek, die daaraan tekort had. Dit doel nu is, zij het op niet ruime schaal, bereikt. De kolonisten, mannen, vrouwen en kinderen, zijn als arbeidskracht zeer gewild, vooral in den tijd van den koffiepluk. D e dagloonen zijn zeer ruim en de behandeling door de ondernemers is zeer goed, moet dit ook zijn, omdat de kolonist zich van zijne waarde als werkkracht volkomen bewust is. Volgens matige berekening werd in het afgeloopen jaar door de ondernemingen ƒ 90000 aan de kolonisten als loonen betaald. Hierbij komen nog de loonen, die de heereboeren onder de inheemsche bevolking voor werk in de pepertuinen en o p hnnne sawahs aan kolonisten uitkeerden.

Velen zijn in goeden doen, wat te bemerken valt aan feesten, kleeding en voeding, langzamerhand ook aan de huizen, en allen zouden het kunnen zijn, indien de Javaan wat meer over spaarzin beschikte.

Hoewel deze omstandigheden van makkelijk en ruim geld verdienen ook voor 1917 bestonden, zoo was er toch een factor, die belemmerend werkte op het tot bloei brengen van het kolo-nisatieterrein ; dit was het gemis aan behoorlijke bevloeiïng.

Hoofdeisch voor het slagen van een proef als de hierbedoelde is, de uitvoering van een technisch opgezet bevloeiïngsplan o p goede gronden. Is zulk een plan uitgevoerd en de kolonist van zijn hoofdvoedingsmiddel verzekerd, dan hecht hij zich aan den grond en bewerkt hem met de zorg, die voor het slagen van het rijst-gewas vereischt wordt.

Het is een fout te achten, dat niet van den aanvang af de irrigatie onder technische leiding heeft gestaan. Het op dit gebied met behulp van irrigatiemantri's in het oudste deel van het terrein tot stand gebrachte was niet zonder verdienste, maar heeft toch niet voldaan, omdat niet alle bevloeibare velden ook bevloeid konden worden. Een paar desa's gingen hier achteruit, de bevolking werd niet landbouwer maar daglooner en de als zoodanig verkregen gelden waren steeds spoedig verteerd.

Een dergelijke toestand begon ook in het jongere, westelijk deel te ontstaan: de oorspronkelijke rijke boschgronden werden

DE KOLONLSATIEPROEF IN DE LAMPONGSCHE DISTPJCTEN 29

door eenige jaren lange beplanting met rijst uitgeput en leverden geen noemenswaardigen oogst meer op. Het bevloeiingswerk uit de Padangratoerivier heeft hier belangrijke verbetering gebracht. Geeft het onderwerpelijke -verslag cnder ultimo 1915 de volgende cijfers:

bevolking 6930 zielen erven 729 bouws bevloeibare sawahs 1133 „ droge velden 423 veestapel 930 runderen, deze cijfers zijn onder eind 1917:

bevolking 7888 zielen erven 790 bouws sawahs 1134 droge velden 492 veestapel 1407 runderen.

Het groote verschil in deze beide opgaven is, dat in 1915 een groot deel der bevloeibare sawahs als droge velden bewerkt werd en thans de sawahs van het leven brengende water zijn voor-zien. De opbrengst is zoo ruim, dat eene hoeveelheid van 20.000 pikoel padi opgekocht wordt om in de behoeften buiten het terrein te voorzien, terwijl gezorgd wordt, dat de kolonisten ruim vol-doende voor eigen gebruik overhouden. Deze opkoop geschiedt tegen ƒ 4 de pikoel en brengt den kolonisten dus een bate van ƒ 80.000 aan, welke hen in staat stelt' schulden aan het Land en

•de Lampongsche Bank af te lossen.

D e groote schuldenlast, die op vele kolonisten drukte, is mede een der redenen geweest, waardoor de welvaart werd belemmerd.

In de laatste jaren is ook hierin verbetering gekomen. Z o o werd aan de in 1917 aangekomen lieden van het bij-dorp W o n o k a r t o in twee termijnen niet meer dan ƒ 20 per gezin aan landbouw-krediet verstrekt. De buitengewoon ruime opbrengst hunner nog als droge velden beplante gronden, maakt het hun mogelijk zich grootendeels van die schulden te ontdoen.

Merkwaardig mogen zeker de cijfers genoemd worden van de verkregen opbrengsten; zij loopen uiteen voor droge velden van 30 en 46 pikoels en voor sawahs van 56 pikoels tot 83 pikoels per bouw droge padi. Verwondering behoeft het zeker niet te wekken, dat de dit jaar van Midden-Java aangekomen kolonisten opgetogen waren over den stand van het gewas. Zij konden

30 DE KOLONlSATIEPROEF IN DE LAMPONGSCIIE DISTRICTEN

dadelijk medehelpen aan het snijden en kwamen zoo doende in het bezit van een goeden voorraad padi.

Is het scheppen van eene goede bevloeiïng van het uiterste gewicht te achten voor de welvaart op het kolonisatieterrein, en opent zij de mogelijkheid van verdubbeling dér bevloeide velden met eene daarmede gepaard gaande belangrijke vermindering van het gewestelijk rijsttekort, niet onvermeld mag blijven, dat op de algemeene toestanden van groot gewicht zijn geweest de in de laatste jaren genomen hygiënische maatregelen; vooral de strijd tegen mijn-worm en malaria toonen bijzonder gunstige resultaten. Had van den aanvang af meer zorg besteed kunnen worden aan de algemeene hygiënische toestanden, dan zou zeker veel ziekte voorkomen zijn.

Het is zonder twijfel waar, dat groote sommen aan de kolonisatie-proeven zijn besteed; zij behoeven echter niet te worden betreurd omdat zij rente beginnen op te brengen. Blijven zekere uigaven voor personeel en onderhoud bestaan, de groote jaarlijksche som voor het overbrengen van nieuwe gezinnen zal kunnen slinken, omdat voortaan die uitgaaf als voorschot zal zijn te beschouwen, waarvan de terugbetaling aanvangt bij het verkrijgen van erfelijk individueel bezit op den grond. N u bij de hierover gehouden besprekingen gebleken is, dat nieuw aankomende kolonisten vol-strekt geen behoefte aan zulke groote voorschotten als tot ƒ 200 per gezin behoeven, verklaarden zij de billijkheid tot teruggaaf der reisgelden te erkennen. Is dit bereikt, dan kan men werkelijk van vrije kolonisatie spreken.

Stelt men de vraag of onder zulke voorwaarde er nog lieden gevonden zullen worden, genegen om naar de Lampongsche distric-ten te verhuizen, dan kan het antwoord luiden, dat voor gebrek aan liefhebbers geen vrees bestaat.

Verloop van kolonisten op beteekenende schaal kwam nimmer voor, zelfs niet in den tijd, toen de gebrekkige bevloeiïng zooveel minder bestaanszekerheid verschafte; wel gingen herhaaldelijk lieden naar Java, doch dit geschiedde voor het bezoeken van familie;

zij keerden steeds terug. Verklaard mag zeker worden, dat de kolonist gehecht aan den grond en tevreden is en het tot een staat van welvaart heeft gebracht, welke op zijn geboortegrond bezwaar-lijk te bereiken zou zijn geweest.

Tolok Betong, 26 April 1918.

In document KOLONIALE STUDIËN (pagina 47-51)