• No results found

De glasvondsten uit de zone van het grafveld

189 Van den Broeke 2005: 621

Hoofdstuk 7 De glasvondsten uit de zone van het grafveld

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

161

Hoofdstuk 7 De glasvondsten uit de zone van het grafveld

Tim Clerbaut

De glasvondsten die aangetroffen werden in de zone van het Romeinse grafveld van Maasmechelen zijn zeer beperkt in aantal. Samen met 1 losse vondst konden in 4 sporen glasfragmenten worden herkend. Naast een zeer fragmentair bodemfragment van een kleine glasvorm in klaar glas met een omgeplooide blauwkleurige standring, zijn de andere fragmenten die niet in relatie met een grafcontext werden gevonden weinig significant.

De belangrijkste glasvondsten behoren toe aan één grafcontext (S 104) en een kleine kuil (S 22) die mogelijk in verband gebracht kan worden met graf S 21.

De beperkte hoeveelheid glas binnen de zone van het grafveld en het voorkomen van glazen recipiënten in slechts 2 van de 30 graven is voor de Romeinse periode niet uitzonderlijk. Glasvondsten zijn in rurale contexten zeer schaars en het bezit van glazen vaatwerk was sterk gelimiteerd tot de rijksten binnen de Romeinse samenleving. Belangrijke glasvondsten beperken zich dan ook tot graf- of stadscontexten en getuigen van een meer doorgedreven adaptatie van Romeinse gewoonten.

7.1 Bodemfragment van een kleine hexagonale fles (2010-356-047)

Van deze relatief kleine variant (Ø = 54 mm) van de zeshoekige prismafles (type Isings 90212) is slechts de bodem bewaard (fig. 7.1) tot op een maximale hoogte van 63 mm. Het hexagonale glaslichaam lijkt naar boven toe breder te worden wat overeenstemt met volledige exemplaren aangetroffen te Tongeren. De bodem is licht concaaf en bevat een bodemmerk bestaande uit tenminste één en vermoedelijk twee concentrische cirkels. De plaats van het pontielmerk213 is nog duidelijk zichtbaar centraal aan de onderzijde van de bodem. De glasmassa waaruit het flesje is vervaardigd, is doorzichtig en diep blauwgroen van kleur. Hierdoor zijn de aanwezige luchtbellen van variërende grootte en de kwartsinclusies in het glas zeer goed zichtbaar. Deze inclusies, samen met het voorkomen van een onzorgvuldig weggewerkt pontielmerk, getuigen van een glasproductie van mindere technische kwaliteit en een beperkte afwerking van het product na het blazen. Het feit dat het om een massaproduct gaat is hierbij een grote verklarende factor.

Typologisch is dit prismaflesje op basis van het bewaarde bodemfragment toe te schrijven aan een kleine zeshoekige variant van het type Isings 90. Deze vorm die frequent wordt aangetroffen, vooral in grafcontexten, kent een grote uniformiteit in vorm doordat dit type in een (houten) mal wordt geblazen. Een gelijkaardig stuk werd aangetroffen in een kindergraf (graf 172) van het Romeinse grafveld van Maaseik214 en werd gedateerd op het einde van de 2de eeuw of in begin van de 3de eeuw. Dergelijke prismaflessen met dubbel oor, veelal in grotere formaten, komen algemeen voor in het Romeinse Rijk en deden dienst als het bewaar- en transportrecipiënt voor allerhande vloeistoffen. Vermoed wordt dat de kleine varianten in relatie kunnen worden gebracht met duurdere vloeistoffen zoals geurwater of oliën voor persoonlijke hygiëne of medicinale doeleinden.

212 Isings 1957: 108.

213 Het pontielmerk is de indruk die de blaaspijp (of de vormstaaf) tijdens het glasblazen achterlaat op het te blazen individu. Bij kwaliteitsvol werk streeft men ernaar om het merk zo goed mogelijk weg te werken.

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

162

De vorm kent een brede datering vanaf het laatste kwart van de 1ste eeuw tot in de 3de eeuw met een hoogtepunt in de 2de eeuw215. Verder werden in spoor 22 geen andere vondsten gedaan die het mogelijk maken deze vondst nog nauwer te dateren. Het feit dat deze vondst zich niet binnen een grafcontext bevindt, doet vragen rijzen over de eventuele functie van dit glazen recipiënt. Dergelijke flesvormen komen veelvullig voor in Romeinse grafvelden, ook buiten de graven. Een gebruik tijdens het grafritueel216 of bij de latere zorg (reinigen?) van het graf is niet uit te sluiten maar kan op basis van de bestaande gegevens niet bevestigd worden.

Fig 7.1: Het zeshoekig prismaflesje (type Isings 90) uit S 22. 7.2 Quasi compleet balsamarium (2010-356-170)

Het in spoor 104 aangetroffen balsamarium (fig. 7.2) is vrijwel geheel bewaard op enkele kleinere lacunes in het glaslichaam na. Het balsamarium heeft een hoogte van ca. 170 mm. Het glaslichaam rust op een platte bodem waarbij de diameter ca. 82 mm bedraagt. De kolfvormige buik versmalt schuinoplopend tot aan de cilindrische hals die een totale lengte heeft van 95 mm en bekroond wordt door een brede schijfvormige lip die plaatselijk in breedte varieert tussen 6 en 13 mm. De bovenzijde van de hals, met een doormeter van 30 mm, bevat zeer fijne verticale krasjes mogelijk ingegeven door de aanwezigheid van een stopsel of kurk. De platte lip is langs de binnenzijde van de hals fijn ondersneden en langs de buitenzijde licht verdikt. Typologisch kan dit stuk worden toebedeeld aan het type Isings 82 subtype A1217. De grote variëteit binnen dit type is deels toe te schrijven aan de productie ervan door het glasblazen zonder mal waarbij de hals dienst doet als blaaszijde. Hierdoor ontbreekt bij dit stuk ook een pontielmerk of malstempel.

De glasmassa is in breuk en langs de binnenzijde doorschijnend en donker oranjebruin van kleur maar werd door bijmenging van een matte witte massa gemarmerd van uitzicht. Dit werd relatief eenvoudig bekomen door tussen de oranje glasmassa voor het blazen een witte glasdraad te draaien die dan bij het blazen zich diffuus verspreidt over de wanden van het balsamarium. Het exterieur is door een patina mat van uitzicht.

Het matte en oranjebruine karakter van de fles kan mogelijk in verband worden gebracht met zijn functioneel gebruik. Een balsamarium (veelal in een kleiner formaat) deed dienst als recipiënt voor

215 Price 2006: 42-48. Isings 1957: 108.

216 Aarts & Heeren 2011: 146.

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

163

parfum, badolie of andere vloeistoffen gerelateerd met lichaamshygiëne. Het matte uiterlijk en het donkere glas weerhouden het zonlicht en beperken zo onder andere verdamping van dure (geur)stoffen. Dit kan eventueel in relatie gebracht worden met de gegevens uit het fysisch antropologisch onderzoek waarbij het graf waarin het balsamarium werd aangetroffen, kan worden toegeschreven aan vermoedelijk een vrouw tussen de 30 en de 39 jaar.

De hoge kwaliteit van het glas komt overeen met de herkomst van dit vormtype dat gezocht moet worden in het oosten van het Romeinse Rijk en daar vooral gevonden wordt in grafcontexten. In West-Europa zijn referenties vooral te vinden in Frankrijk. Een quasi gelijkaardige vondst werd aangetroffen op de site van Saint-Médard-des-Prés in Frankrijk waar het gevonden werd in een graf samen met chirurgisch materiaal, vermoedelijk van een oogarts218.

De daar vooropgestelde datering in de 2de eeuw lijkt voor dit stuk evenwel te stroken met de datering van de rest van de grafinventaris die in het midden van dezelfde eeuw moet worden gedateerd.

detail lip detail onderzijde

Fig 7.2: Het gemarmerd balsamarium (type Isings 82 A1) uit graf S 104.

218 S.n. 2011: 50-52 + 61.

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

165