• No results found

136 Aarts & Heeren 2011: 122-123

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

126

Fig. 5.13: Het bord in gebronsde techniek – schaal 1/3.

Het gaat om een bord met concave bodem en een licht uitstaande rand die bekroond wordt door een licht naar buiten geplooide rand. Langs de binnenzijde van het bord is het centrum versierd met een kerfrozet bestaande uit 2 concentrische cirkels. In de literatuur kon geen typologische referentie gevonden worden voor deze gebronsde bordvorm, een probleem dat zich wel vaker stelt bij gebronsde waar136.Typologisch gelijkt deze bordvorm sterk op de bordvorm Höpken E3137 of Stuart 11138, zoals deze gekend is bij de geverfde waar. De hypothese dat het hier zou gaan om een sterk verweerd geverfd bord waarvan de engobe is verdwenen, kan noch door de datering van de context, noch door de conditie van het bord worden ondersteund.

Het intacte bord is gemaakt van een roodoranje aarde, matig verschraald met chamotte en fijn zand. Aan de oppervlakte zijn sporadisch nog resten te vinden van goudkleurige mica dat met zijn goudkleurig voorkomen dienst doet als deklaag op het aardewerk en daardoor de illusie opwekt van een bronzen voorwerp139.

5.3.2 Het Romeinse (gewone) gebruiksaardewerk

Het gros van het aardewerk bestaat naast het hierboven beschreven geïmporteerde aardewerk voornamelijk nog uit gedraaid gebruiksaardewerk veelal van lokale of regionale herkomst. Maar liefst 59% (fig. 5.1) behoort tot deze categorie met een totaal van 56 volledige individuen. De algemene opdeling op bakkingswijze (fig. 5.2) volstaat niet om een duidelijk beeld te krijgen van deze uitgebreide aardewerkgroep. Hieronder worden de belangrijkste vormen, fabrics en (indien gekend) herkomstgebieden beschreven.

136 Aarts & Heeren 2011: 122-123.

137 Brulet e.a. 2010: 322.

138 Stuart 1937: 27-28.

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

127

AANTAL en FRAGMENTATIE

In totaal konden 114 exemplaren worden aangetroffen in gedraaid gebruiksaardewerk (tabel 5.5). In totaal werden 30 volledige individuen aangetroffen. Verder werden nog 12 gehele profielen, 9 randen, 3 oren, 36 wanden en 12 bodems ingezameld. Naast een volledig deksel komt ook nog een enkel dekselfragment voor, beide in oxiderende techniek. Ongeacht de fragmentatiegraad is de oxiderende bakkingswijze dominant op de reducerende bakkingswijze, zelfs wanneer ook de onbepaalde categorie in beschouwing wordt genomen. Deze laatste categorie is de verzameling van alle sterk fragmentaire of verbrande stukken waarvan de bakkingstechniek niet eenduidig kon worden bepaald.

Tabel 5.5: Overzicht van de fragmentatie bij het gedraaide gebruiksaardewerk.

VORMENSCHAT en FUNCTIE

De variëteit in vormenschat binnen het lokaal en regionaal geproduceerd aardewerk is vrijwel eindeloos en verschillen zijn sterk plaats- en tijdsgebonden. De invloed van lokale vormen of imitatie van of variatie op bestaande vormen speelt hierbij een wezenlijke vorm van belang (zie verder). Voor de typologische toewijzing van het aardewerk (tabel 5.6) binnen deze categorie werd gezocht naar een typologie die inspeelt op deze regionale verschillen en vormnuances. Het beste referentiemateriaal werd dan ook gevonden in de referentiecollectie van Tongeren140, die als toenmalige hoofdstad van de civitas tungrorum141 toonaangevend was voor de bredere regio.

Het materiaal aangetroffen te Maasmechelen (zelf ook gelegen in de civitas tungrurom) sluit grotendeels aan bij deze typologie. Types die niet werden teruggevonden, werden aangevuld met de typologie van Stuart142 en Brunsting143.

140 Vanvinckenroye 1991.

141 De indeling van de Romeinse provincia in civitates als bestuurlijke eenheid onder de regering van Augustus moest de politieke controle over de verschillende veroverde gebieden garanderen. De civitas tungrorum strekte zich uit over grote delen van de huidige provincie Antwerpen en Limburg en had als hoofdstad de Romeinse stad Tongeren.

142 Stuart 1963

143 Typologie van Hees, Brunsting 1937.

n = 114 volledig profiel rand oor wand bodem deksel indef

Oxiderend 27 10 7 2 30 11 1

-Reducerend 2 2 2 1 6 1 -

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

128

Tabel 5.6: Overzicht van de aanwezige vormtypes per bakkingswijze144. Bespreking van de bekertypes

In totaal werden fragmenten aangetroffen van slechts 2 bekers in oxiderende techniek. In één geval gaat het om een quasi volledig bewaarde beker met een gladwandige oppervlakteafwerking (fig. 5.14 A). Het type van deze beker kon niet met zekerheid worden bepaald, mede door het ontbreken van de bodem en de integrale verbranding van deze vorm. De roze, sterk gemagerde klei die in breuk nog duidelijk zichtbaar was, doet een lokale/regionale herkomst vermoeden (zie infra).

A. 2010-356-036 B. 2010-356-146

Fig. 5.14: Overzicht van de aangetroffen bekerfragmenten in oxiderende waar - schaal 1/3.

144 De weergegeven types verwijzen naar de volgende publicaties :

VF 000 typologie van Vanvinckenroye (1991).

Stuart 000 typologie van Stuart (1963).

Hees 0 typologie van Brunsting (1937).

TYPE Oxiderend Reducerend Onbepaald TYPE Oxiderend Reducerend Onbepaald

beker 2 - - kookpot 11 1 1 Hees 2 1 - - VF 467 1 - 1 type onbep. 1 - - VF 469 1 - -beker ? 1 - - VF 472 1 - -bord 7 4 - VF 474 2 - -VF 548 1 - - VF 479 1 - -VF 550 - 1 - VF 487 1 VF 560 2 2 - type onbep. 3 1 -VF 562 2 - - kookpot ? 2 2 -VF 565 1 - - kruik(je) 13 - -Stuart 216 1 - - VF 419 1 - -Stuart 218 2 - - VF 420 2 - -type onbep. - 1 - VF 421 2 - -deksel 3 - - VF 424 3 -

-Stuart 219 1 - - type onbep. 5 -

-type onbep. 2 - - kruik(je) ? 2 1

-deksel ? 9 - - kruikamfoor 1 - -dolium 3 - - VF 444 1 - -fles 1 - - mortarium 8 - -kom 8 - - VF 349 1 - -Stuart 17 1 - - VF 350 1 - -VF 503 3 - - Stuart 149b 2 - -VF 507 1 - - type onbep. 4 -

-type onbep. 3 - - voorraadpot 1 -

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

129

De tweede bekervorm is vervaardigd in een ruwwandige roze klei (fig. 5.14 B )en is slechts partieel gekend door een randfragment en een bodemfragment beide van hetzelfde individu; Typologisch gezien gaat het om het type Hees 2 of Höpken E15145 zoals besproken werd bij de geverfde waar. Vermoedelijk gaat het hier om een regionale imitatie van de populaire geverfde bekers en moet een gelijklopende datering worden gehandhaafd in de 2de eeuw.

Bespreking van de bordtypes

In totaal konden 13 borden worden gedocumenteerd waarvan 7 in oxiderende en 4 in reducerende techniek. Van 12 exemplaren kon het exacte type worden bepaald.

Vanvinckenroye 548146: (fig. 5.15 A) Dit bord met horizontale gegroefde rand met strakke, licht

uitstaande rand en opgedeukte bodem is uitgevoerd in een ruwwandige witoranje klei en komt slechts 1 maal op het gehele grafveld voor. De vorm wordt gedateerd op het einde van de 1ste eeuw tot het eerste kwart van de 2de eeuw.

Vanvinckenroye 550147: (fig. 5.15 B) Dit type komt slechts 1 maal voor in reducerende techniek. Het type kenmerkt zich door de iets afhangende horizontale en gegroefde rand. Het aangetroffen stuk is vervaardigd uit een grijsbruine klei waarvan de wanden gladwandig zijn afgewerkt. Een datering voor dit type kan naar voor geschoven worden in het derde kwart van de 2de eeuw.

Vanvinckenroye 560148: (fig. 5.15 C tot F) Bordtype met een strakke wand en langs boven afgeronde

rand. In totaal komen 4 exemplaren van dit type voor waarvan 2 vervaardigd zijn in een oxiderend en 2 in een reducerend baksel. Ondanks het verschil in bakkingstechniek zijn alle borden ruwwandig afgewerkt. Een datering is mogelijk vanaf het midden van de 2de eeuw tot het midden van de 3de

eeuw.

Vanvinckenroye 562149: (fig. 5.15 G en H) Twee exemplaren van dit type konden worden gedocumenteerd. Het betreft een bordtype met een strakke wand en een iets naar binnen toe geknikte rand. Het gladwandig gruisbruine baksel verschraald met chamotte lijkt besmookt te zijn en laat een datering toe van dit type in het eerste derde van de 2de eeuw. Eén exemplaar (fig. 5.14 G) is erg laag in opbouw en doet hierdoor denken aan een schoteltje dat verwantschap toont met het type Vanvinckenroye 570150.

Vanvinckenroye 565151: (fig. 5.15 I) Slechts 1 exemplaar kan worden toebedeeld aan dit type. Kenmerkend is een gelijkmatig naar binnen toe gebogen wand met een licht afgeronde lip. Het baksel dat bestaat uit een oranjebeige baksel en verschraald is met chamotte, duidt op een datering op het einde van de 2de eeuw tot het midden van de 3de eeuw.

Stuart 216152: (fig. 5.15 J) Eén bord kan worden toegeschreven aan het type Stuart 216. Dit type is een generaliserende type met als belangrijkste kenmerk dat de rand sterk geprofileerd is. Het aangetroffen exemplaar is vervaardigd in een witte klei waarvan de wanden licht ruw aanvoelen. Het stuk is duidelijk verbrand en mede door de beperkte wanddikte erg broos. Het gaat vrijwel zeker om een op de brandstapel verbrande bijgift. Het stuk kan typologisch moeilijk gedateerd worden, al lijkt een datering in de 2de eeuw plausibel.

145 Brulet e.a. 2010: 333. 146 Vanvinckenroye 1991: 124-127. 147 Vanvinckenroye 1991: 124-127. 148 Vanvinckenroye 1991: 124-127. 149 Vanvinckenroye 1991: 124-127. 150 Vanvinckenroye 1991: 126-127. 151 Vanvinckenroye 1991: 124-127. 152 Stuart 1963: 83.

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

130

Stuart 218153: (fig. 5.15 K en L) Het type Stuart 218 is door twee exemplaren in oxiderende

bakkingswijze vertegenwoordigd. Het gaat om het generaliserende type van borden zonder duidelijk geprofileerde wand. De twee aangetroffen exemplaren kunnen gedateerd worden in de 2de eeuw.

A. 2010-356-198 B. 2010-356-165 C. 2010-356-097 D. 2010-356-176 E. 2010-356-149 F. 2010-356-107 G. 2010-356-080 H. 2010-356-157 I. 2010-356-031 J. 2010-356-119 K. 2010-356-088 L. 2010-356-187 M. 2010-356-033

Fig. 5.15: Overzicht van de aanwezige bordvormen – Schaal 1/3.

Onbekend type: (fig. 5.15 M) Dit bord met een schuin uitstaande wand en opgedeukte bodem vertoont enige gelijkenis met het type Vanvinckenroye 561154 maar kent een veel strakkere overgang van de wand naar de bodem die beduidend hoger is opgedeukt. De bakking van het in reducerende techniek vervaardigde bord is zwaar verschraald met chamotte en steentjes en is geheel verbrand. Hierdoor krijgt het bord een ruwwandig uitzicht en kan de lichtgrijze kleur enkel in breuk worden vastgesteld.

153 Stuart 1963: 84.

Het archeologisch onderzoek (fase 1) te Maasmechelen-Mottekamp

131

Concluderend kan gesteld worden dat binnen de bordtypes er geen duidelijk homogeen vormenspectrum voorkomt. Het type Vanvinckenroye 560 is met 4 exemplaren het best vertegenwoordigd.

Opvallend is dat 10 van de 14 borden (71%) sporen draagt van verbranding, wat doet vermoeden dat borden in standaard gebruiksaardewerk, in tegenstelling tot de 6 aangetroffen terra sigillata borden, frequent werden meegegeven op de brandstapel. Bij twee vrouwengraven (S98 en S100) uit grafveldfase 1 kan het verbrande bord nog in relatie worden gebracht met een de resten van een verbrand dodenmaal155. Het is dan ook niet onwaarschijnlijk dat beide borden dienst deden als ‘drager’ van het dodenmaal (fig. 5.15 E en J).

Bespreking van de dekseltypes

In totaal kunnen binnen het Maasmechelse aardewerkassemblage 3 stukken met als deksel worden bestempeld die alle zijn uitgevoerd in oxiderende techniek. Het gaat enerzijds om een volledig exemplaar (fig. 5.16 A) en een partieel bewaard randfragment (fig. 5.16 B). Voor een derde exemplaar dat sterk fragmentair en verbrand werd teruggevonden, is de toewijzing eerder onzeker. Door de sterke fragmentatie kon het stuk niet worden getekend156.

A. 2010-356-227 B. 2010-356-090

Fig. 5.16: Overzicht van de aanwezige dekselvormen – Schaal 1/3.

Enkel het volledige exemplaar kon afdoende aan een vormtype worden toegeschreven, met name het type Stuart 219157, een op de draaischijf vervaardigd dekseltype met een geprononceerde knop en variërende, veelal verdikte, rand. Er konden geen doorboringen in de knop worden vastgesteld. Deksels zijn erg courant in Romeinse context en dienen veelal voor het afsluiten van een kom of kookpot (met hiervoor voorziene dekselgeul). De grafinboedel van S18 waartoe het deksel behoort, bevat echter geen voorgenoemd type. De gelijkenis in bakkingswijze en fabric laten echter toe om het deksel te linken aan open vorm van het type Vanvinckenroye 474158, tevens aangetroffen in hetzelfde graf, die het midden houdt tussen een kom en een kookpot. De horizontaal afgeplatte rand met 2 concentrische groeven fungeert hier als ‘dekselgeul’.

Bespreking van de dolia en voorraadpotten

Met betrekking tot de voorraadpotten en in het bijzonder de dolia kunnen slechts 4 individuen worden gedocumenteerd. Het betreft slechts in 1 geval de rand van een kleine doliumvorm vervaardigd in oxiderende techniek (fig. 5.17) die niet gedetailleerd kan worden gedateerd.