• No results found

Hoofdstuk 3 Lewe en de onderzeebootkwestie

3.1 De economische en politieke situatie in Zuid-Afrika

De jaren zestig waren de jaren van de hoge apartheid. Zoals in hoofdstuk 2 al naar voren kwam, implementeerde de regering Verwoerd in deze periode de meest ingrijpende apartheidsmaatregelen tot dan toe. Tegelijkertijd was deze periode voor de witte minderheid van Zuid-Afrika een tijd van ongekende welvaart. De economie groeide hard en de werkloosheid daalde. De meeste witten hadden nog nooit zo’n groei in materiële rijkdom meegemaakt.195 Het ging zo goed, dat de banken werden overspoeld met liquide middelen.

Lokale investeerders maakten hier slim gebruik van en vanaf 1962 stegen de aandelenprijzen sterk. Grote delen van de witte middenklasse, begonnen te speculeren.196 Tegen het einde van

het decennium verdiende de witte bevolking van Zuid-Afrika ongeveer driekwart van het nationale inkomen, terwijl zij slechts een vijfde van de bevolking uitmaakte.197

De economische voorspoed deed veel angsten van de witte minderheid verdwijnen. Afrikaners deelden mee in de rijkdom en het opkomende consumentisme uit de VS begon zich in de jaren zestig ook naar Zuid-Afrika te verspreiden. Het naoorlogse credo ‘save for stability’ werd vervangen door ‘spend for success’. De witte bovenlaag liet graag haar welvaart zien, door grote huizen in ranchstijl te laten bouwen met zwembaden en tennisbanen ernaast, naar Amerikaans voorbeeld. Zelfs relatief arme witte gezinnen konden het zich veroorloven om een dienstmeid in dienst te nemen. Deze vrouwen moesten lange dagen werken en woonden in een klein achterkamertje van het huis. De rijkere gezinnen hadden vaak ook nog tuinmannen en ‘huisjongens’ in dienst. Ondanks dat het personeel bij de familie inwoonde, was de relatie strikt zakelijk. Van intimiteit was geen sprake en de vrouw des huizes kende vaak niet eens de volledige naam van haar dienstmeisjes.198 Op de stuwmeren

van het hoogveldplateau en de wateren rondom de Kaap, ontdekte de witte bevolking nieuwe manieren om haar vrije tijd te besteden. Waterskiën en zeilen stonden symbool voor de overvloed. Golf en tennis werden populair, samen met de hypermannelijke sport rugby. Het

195 Dubow, Apartheid 1948-1994, 99. 196 Idem.

197 Idem.

198 Idem, 100. Zie ook: Thompson, A History of South-Africa, 200. Zie ook: Ena Jansen,

leven van de witte elite kan worden samengevat met de slogan: ‘Braaivleis, rugby, sunny skies and Chevrolet.’199

Wit Zuid-Afrika raakte in de jaren zestig op internationaal niveau steeds meer geïsoleerd. Mensen uit de hele wereld steunden economische, culturele en sportieve boycots tegen Zuid-Afrika.200 Om toch te laten zien dat Zuid-Afrika bij het ‘westen’ hoorde, begonnen

veel rijke Afrikaners de Amerikaanse cultuur te kopiëren. Een voorbeeld hiervan waren de auto’s die zij kochten. In Zuid-Afrika bestond, evenals in de VS, een sterke associatie tussen auto’s en status. Toen de Amerikaanse economie in de jaren vijftig opleefde na de oorlog, ging dit gepaard met een drang naar status. Hetzelfde gebeurde onder de Afrikaner bovenlaag van Zuid-Afrika in de jaren zestig.201 De ministers reden rond in Cadillacs terwijl de rijke

boeren liever een Mercedes-Benz hadden. In de jaren 1960 was het Zuid-Afrikaanse autobezit onder de witte bevolking vergelijkbaar met dat van de meest gemotoriseerde landen van de wereld. Eenzelfde ontwikkeling vond later opnieuw plaats; toen in de VS de woning belangrijker werd dan de auto als statussymbool, gebeurde dit in Zuid-Afrika ook. Afrikaners stonden onder druk om huizen in de ‘juiste buurt’ te kopen en ze op maat te laten ontwerpen.202

Het kopiëren van de Amerikaanse cultuur hangt samen met de koude-oorlogstrategie van het apartheidsregime. Zuid-Afrika werd door de VS namelijk gezien als een belangrijke bondgenoot in de strijd tegen het communisme. Dit blijkt uit de volgende gebeurtenis. Toen de Zuid-Afrikaanse minister Louw van Buitenlandse Zaken zijn beruchte pro- apartheidsspeech gaf in de VN in 1961, reageerde de Kennedy-regering opvallend kalm: ‘While the U.S. and South-Africa cannot agree on the matter of race relations, there is no need why this disagreement should infect the total range of our relations.’203 De Koude Oorlog

winnen was voor de Amerikanen kennelijk belangrijker dan de apartheid bestrijden. Een goede relatie met wit Zuid-Afrika maakte deel uit van de containmentpolitiek van de V.S. De 199 Dubow, Apartheid 1948-1994, 100. Dubow citeert hier uit Grundlingh, ‘“Are We

Afrikaners Getting too Rich?”Cornucopia and Change in Afrikanerdom in the 1960’s’,

Historical Sociology, Vol. 21, No. 2-3 (Juni/september, 2008): 150. De slogan komt uit een

echte reclame jingle die populair was in Zuid-Afrika. 200 Thörn, 296.

201 Albert Grundlingh, ‘“Are We Afrikaners Getting too Rich?”Cornucopia and Change in Afrikanerdom in the 1960’s’, Historical Sociology, Vol. 21, No. 2-3 (Juni/september, 2008): 150

202 Idem.

203 Thomas Borstelmann, The Cold War and the Color Line, (Cambridge: Harvard

University Press: 2001): 155. Dit is een citaat van Dean Rusk, de minister van Buitenlandse Zaken onder Kennedy.

containmentpolitiek, ook wel indamming genoemd, betekende dat de V.S. wereldwijd

probeerde te voorkomen dat het communisme zich verder kon verspreiden. De groeiende economie van Zuid-Afrika paste bovendien perfect in de moderniseringstheorie van de bekende Amerikaanse econoom Rostow. Volgens hem ondergingen alle landen dezelfde lineaire groeifases en wanneer een land te lang onderontwikkeld bleef, was de kans groter dat het communisme greep op dat land kon krijgen.204 De rijkdom die de witte bovenlaag in de

jaren zestig verkreeg, vormde voor Verwoerd en zijn partij dus een rechtvaardiging voor apartheid.

Verwoerd promootte zichzelf en zijn land graag als een grote speler in de anticommunistische alliantie en Macmillan (1894 - 1986), de premier van Groot-Brittannië, was het hiermee eens. Dit blijkt uit de bekende ‘Wind of Change’-speech die Macmillan gaf in Kaapstad tijdens een staatsbezoek aan Zuid-Afrika in 1960. De Britse premier sprak in zijn speech over het opkomende nationalisme in Azië en Afrika als gevolg van de dekolonisatie. Dit nationalisme was eerst nog maar een ‘rimpeling’ in het water, maar was nu veranderd in een ‘vloedgolf’. Deze ‘vloedgolf’ zou volgens hem geleid moeten worden in ‘brede en veilige kanalen’ om te voorkomen dat het in communisme zou veranderen.205 Verwoerd gaf een

speech als reactie op die van Macmillan, direct nadat Macmillan klaar was. Hij zei: ‘Er moet niet alleen gerechtigheid zijn voor de Zwarte man in Afrika, er moet ook gerechtigheid zijn voor de Witte man.’206 Zuid-Afrika was volgens hem een bolwerk tegen het communisme;

zijn missie in Afrika was gegrond op de ‘waarden van de christelijke beschaving’.207

De groei in welvaart werd ondersteund door een reële groei van het bruto binnenlands product (bbp) van gemiddeld 5,8% procent elk jaar tot 1970, een periode van bijna ononderbroken groei. De buitenlandse reserves van Zuid-Afrika waren tegen het einde van het decennium verviervoudigd van 260 miljoen in 1960 naar 1,04 miljard in 1970. In dezelfde periode groeide de handel met de VS met 79%, die met Groot-Brittannië met 88% en die Japan groeide met 379%.208 De internationale handel groeide dus hard. De Zuid-Afrikaanse

regering rechtvaardigde het apartheidsbeleid graag met deze economische voorspoed. De levensstandaard was in Zuid-Afrika hoger dan waar ook op het Afrikaanse continent, claimde 204 Walt Rostow, The Stages of Economic Growth: A Non-Communist Manifesto,

(Cambridge: Cambridge University Press, 1960). Zie ook:

https://www.britannica.com/topic/development-theory#ref1181036 . Development theory. 205 Saul Dubow, ‘Macmillan,Verwoerd and the Wind of Change speech’, The Historical

Journal, Vol. 54, No. 4, (December, 2011): 1088.

206 Idem, 1102. 207 Idem.

zij. Dit was volgens de regering het resultaat van wit leiderschap. Het behouden van dit witte leiderschap was volgens de regering dan ook essentieel voor het behouden van de economische groei.209 In werkelijkheid leefde het grootste deel van de zwarte bevolking van

Zuid-Afrika in armoede. Hiernaast was de economische groei grotendeels het resultaat van goedkope arbeid en slechte werkomstandigheden van de niet-witte bevolking en migrantenarbeiders uit Malawi, Lesotho en Portugees Mozambique.210

Op binnenlands gebied had de regering Verwoerd de wind in de rug, de economische groei maakte hen sterk. Aan de andere kant ondermijnde deze grote welvaartsgroei het apartheidsregime. Op internationaal niveau raakte Zuid-Afrika gedurende de jaren zestig steeds meer in een isolement. Door de verspreiding van dekolonisatie over Afrika werd het steeds moeilijker voor de Zuid-Afrikaanse regering om de apartheid diplomatiek te kunnen blijven verdedigen. Tegen het jaar 1960 was niet alleen het grootste gedeelte van noordelijk Afrika gedekoloniseerd, ook de overgebleven witte kolonisten in Oost-Afrika kwamen onder steeds meer druk te staan.211 Dekolonisatie zorgde ervoor dat het tij keerde binnen de

algemene vergadering van de VN. De machtsbalans verschoof; waar het Afro-Aziatische blok in 1946 15 van de 50 leden bedroeg, was dat in 1965 73 van de 125. De sinds kort onafhankelijke lidstaten zochten binnen de internationale politieke arena steeds meer steun bij de Sovjet-Unie en buiten de VN bij het opkomende communistische China van Mao Zedong. De invloed van China werd in Afrika merkbaar vanaf 1964, toen Chou En-Lai een officieel bezoek bracht aan Zanzibar.212 De angst voor het communisme in de westerse landen, samen

met de toenadering van Afrikaanse staten tot de Sovjet-Unie, hebben ertoe bijgedragen dat de Zuid-Afrikaanse regering vanaf de jaren zestig besloot haar defensiebudget te verhogen. In 1950 was het defensiebudget 16 miljoen rand; tien jaar later was dit budget verhoogd naar 38,5 miljoen rand. Tegen het jaar 1966 was het defensiebudget 230 miljoen rand en in 1976 was het opgelopen tot 1,35 miljard rand.213 Deze piek in uitgaven aan defensie vanaf 1960

hangt samen met de hiervoor besproken economische groeispurt. Het begrotingsoverschot dat ontstond door de economische groei, werd massaal uitgegeven aan wapentuig.

209 Brian Bunting, The Rise of the South-African Reich (Londen: Pinguin Books, 1969): 508. In werkelijkheid was het onmogelijk om destijds een statistisch accurate meting te doen van de Afrikaanse levensstandaard omdat 90% van de Afrikanen nog in een niet monetair systeem leefde.

210 Idem, 510-520. 211 Davenport, 317. 212 Idem, 318. 213 Idem, 326.

Een andere reden voor de piek in defensie-uitgaven in de jaren zestig, was het verhoogde belang van Zuid-Afrika in militair-strategisch opzicht. Ook dit hangt samen met de Koude Oorlog en de dreiging van de Sovjet-Unie. Sinds de ondertekening van de Simonstown overeenkomst in 1955 maakte Groot-Brittannië gebruik van de marinebasis in Simonstown, vlakbij Kaapstad. Deze overeenkomst werd in eerste instantie gesloten zodat de Britten hun handelsroutes tussen het Verenigd Koninkrijk en het Midden-Oosten konden beschermen. Zuid-Afrika mocht in ruil daarvoor vijftien fregatten, tien mijnenvegers en vier kustdefensieboten kopen voor de toenmalige waarde van 18 miljoen pond. Een bijkomend effect was dat Zuid-Afrika hierdoor beschermd werd tegen eventuele maritieme aanvallen van buitenaf.214 Militaire strategen in de Britse regering vonden de marinebasis in Simonstown

echter steeds minder belangrijk worden voor de westerse machten rond 1965. De spanningen tussen oost en west waren op dat moment enigszins bekoeld. Bovendien maakten de uitvinding van langeafstandsraketten en de introductie van nucleair aangedreven onderzeeboten de marinebasis kwetsbaarder en minder nodig.215 Om deze redenen besloot de

Britse regering in 1965 de Simonstown-overeenkomst te beëindigen.216

De Britten trokken zich niet alleen terug uit Simonstown, maar ook uit de Indische Oceaan. Aan de zuidkust van het Arabische schiereiland bevond zich het Britse protectoraat Aden. De Britten hadden hier al sinds 1839 de macht, maar in 1963 brak er een gewapend conflict uit in de regio. De rebellen wonnen de oorlog en in 1967 werden de Britten gedwongen om zich terug te trekken uit de Golf van Aden.217 Omdat de Amerikaanse marine

op dat moment nog niet aanwezig was in dit deel van de wereld, ontstond er een machtsvacuüm in de Indische Oceaan waar de Russen slim gebruik van maakten. De Sovjet- Unie was op dat moment bezig om ook op maritiem gebied een supermacht te worden en met toestemming van Egypte konden de Russen gemakkelijk hun oorlogsschepen door het Suezkanaal naar de Indische oceaan verplaatsen.218 Vanuit de Indische Oceaan konden de

Russen gemakkelijk een aanval op Zuid-Afrika uitvoeren. Dit was zeker geen ondenkbaar 214Alan Du Toit, The Anglo-South African Simon's Town Agreement, (Canberra: Royal Australian Navy, 2009): 4-9. Een lezing gehouden bij de King Hall Naval conferentie in 2009. http://www.navy.gov.au/sites/default/files/documents/Du_Toit_-_Simon

%27s_Town_Agreement.pdf

Zie ook: ‘Apartheid and the Atlantic Defense System’ Africa Today Vol. 17, No. 5, (Sep. - Oct., 1970): 40-42.

215 Davenport, 325. 216 Idem, 326.

217 Joseph S. Roucek, ‘Britains retreat from Aden and east of Suez’, Il Politico, Vol. 33, No. 2, (1968): 414-417. En: https://www.britannica.com/place/Aden Geraadpleegd 4 juni 2019. 218 Davenport, 325.

scenario op dat moment, gezien het feit dat Zuid-Afrika een van de meest voorname bondgenoten van het Westen was in die regio.

Het stijgende militair-strategische belang van Zuid-Afrika maakte dat een aantal westerse landen besloot dat de strijd tegen het communisme belangrijker was dan de strijd tegen de apartheid. In 1963 nam de VN Veiligheidsraad een resolutie aan waarin stond dat er geen wapens meer verkocht mochten worden aan Zuid-Afrika, omdat de regering deze kon gebruiken tegen haar eigen bevolking, zoals gebeurd was in Sharpeville. Deze resolutie werd door West-Duitsland, Frankrijk en Canada genegeerd, mede door de hiervoor genoemde ontwikkelingen in de Indische Oceaan. Wat hier ook aan bijdroeg, was het feit dat Zuid- Afrika rijk was aan uranium. Mocht er oorlog met de communisten uitbreken in dat deel van de wereld, dan zou deze cruciale grondstof niet in handen van de vijand mogen vallen. Uranium is immers de belangrijkste grondstof voor atoomwapens.219