• No results found

De buitenlandse opvarenden op de Willem Barendsz

Hoofdstuk 2: De herkomst van de walvisvaarders nader bekeken

2.1 De omvang en samenstelling van de bemanning

2.1.2 De buitenlandse opvarenden op de Willem Barendsz

Op de walvisvaartexpedities van de ‘Willem Barendsz’ met zijn vloot walvisjagers was een aanzienlijk deel van de bemanning van buitenlandse afkomst. Gedurende de achttien jaar dat Nederland actief was in de walvisvaart, nam het aandeel buitenlanders steeds verder toe. Deze procentuele toename is weergegeven in figuur 16. Voor een overzicht van het cijfermateriaal wordt verwezen naar bijlage 1. 104

101

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 152-156 en 161-164.

102

Interview Cor Gramsbergen, 14-08-2012.

103

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 152-156 en 161-164.

45

Figuur 16 Procentuele aandeel buitenlanders op de Nederlandse moderne walvisvaart en de samenstelling van deze groep naar nationaliteit (1947/1948-1963/64).

Bron: Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164.

Tijdens de eerste expeditie waren de buitenlanders vooral afkomstig uit Noorwegen en de Faeröer eilanden. Later gingen er vanuit andere landen ook steeds vaker walvisvaarders mee. Er moet hierbij gedacht worden aan enkelingen of groepen uit Duitsland en Spanje.105 Een aparte groep buitenlanders vormden de Zuid-Afrikanen. Zij werden gerekruteerd in Kaapstad en werden ook weer afgezet in Kaapstad. De Zuid-Afrikanen speelden gedurende alle jaren van de Nederlandse walvisvaart een prominente rol. Dit kwam vooral doordat ze goedkopere arbeidskrachten waren dan de Europeanen. Behalve dat het basisloon voor Zuid-Afrikanen vaak lager lag, hoefden zij ook niet betaald te worden tijdens de heen- en terugreis vanuit Nederland. De duur van hun contracten was daarom korter, wat hen tot nog goedkopere arbeidskrachten maakte. Door deze twee factoren waren Zuid-Afrikanen goedkope krachten, die vaak ingehuurd werden voor de meest smerige baantjes. Dit komt goed naar voren uit het interview met Cor Gramsbergen. Die beschreef de situatie op de jagers als volgt:

“Met de Zuid-Afrikaners jaa. Jaa, op zo’n jager had je een stuk of drie Hollandse machinisten meestal niet altijd. Stokers, dat waren Zuid-Afrikaners. Meestal een stuk of drie stokers. Een olieman ook een Afrikaan, allemaal kleurlingen. En je had vier tot zes matrozen en dat waren ook allemaal Zuid-Afrikaners. En ik had dan twee mess boys voor te helpen in de kombuis. En wat ik zei, die jongens hadden een klere rotjob. Die deden het meeste werk voor het minste geld.”106

105

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 152-156 en 161-164.

106 Interview Cor Gramsbergen, 14-08-2012. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 1947/48 1948/49 1949/50 1950/51 1951/52 1952/53 1953/54 1954/55 1955/56 1956/57 1957/58 1958/59 1959/60 1960/61 1961/62 1962/63 1963/64

Procentueel aandeel overige nationaliteiten

procentueel aandeel Spanjaarden procentueel aandeel Duitsers procentueel aandeel Noren procentuele aandeel Zuid-Afrikanen

46 “de Zuid-Afrikanen, dat waren wel flinke mensen. Jaa, die stokers waren zo sterk als een paar.. die hadden de rotste job van allen die stonden in hun onderbroek ervoor om die zes grote vuren te stoken. Man het was misschien wel 40 graden heet daar beneden of nog wel heter.”107

Omdat ze zo goedkoop waren, nam het aantal Zuid-Afrikanen steeds verder toe. De toename van het aantal Zuid-Afrikanen op de Nederlandse walvisvaartexpeditie wordt weergegeven in figuur 17 en het cijfermateriaal is raadpleegbaar in bijlage 2. Wat opvalt, is dat het aandeel Zuid-Afrikanen vooral op de jagersvloot groot was:

Figuur 17 Aantal Zuid-Afrikanen op de Nederlandse moderne walvisvaart.

Bron: Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249.

Zoals eerder aangegeven, was het aanvankelijk de intentie om de Willem Barendsz tijdens zijn eerste expeditie voor een groot deel met Noren te bemannen. De Noren hadden al ruimschoots ervaring in de walvisvaart en zouden zo de Nederlandse bemanningsleden kunnen opleiden. Door in de leer te gaan bij de Noren zou het aandeel Nederlanders geleidelijk aan kunnen worden vergroot.108

Dit proces kreeg echter een stevige klap toen in Noorwegen de Norwegian Crew law werd aangenomen. Nieuwe ondernemingen – zoals de Nederlandse onderneming - die zich gingen richten op de walvisvaart, hadden de Noorse expertise namelijk nodig om het vak te leren. De Nederlandse Maatschappij wist voor de eerste expeditie acht Noorse gunners te strikken door hun forse salarissen te beloven. Daarbij werden er ook nog 46 andere Noren bereid gevonden om aan de eerste expeditie deel te nemen, zij werden ingescheept op het moederschip de Willem Barendsz.109 Na de eerste jaargang nam het aantal Noren dat dienst deed op het fabrieksschip fors af. Op de jagers nam het aantal Noren aanvankelijk toe. Daarna bleef het aantal Noorse bemanningsleden schommelen tussen

107

Interview Cor Gramsbergen, 14-08-2012.

108

Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 235.

109 Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 236 en Tønnesen en Johnsen, The history, 521-524. 0 50 100 150 200 250 300 350 400 1947/48 1948/49 1949/50 1950/51 1951/52 1952/53 1953/54 1954/55 1955/56 1956/57 1957/58 1958/59 1959/60 1960/61 1961/62 1962/63 1963/64 Aantal Zuid-Afrikanen op de jagersvloot Aantal Zuid-Afrikanen op de Willem Barendsz

47 de 10 en 24.110 Het aantal Noorse opvarenden per jaargang wordt weergegeven in figuur 18 en het cijfermateriaal hiervan is raadpleegbaar in bijlage 3.

Figuur 18 Aantal Noren op de Nederlandse moderne walvisvaart.

Bron: Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249.

Naast bovengenoemde nationaliteiten die de hoofdmoot vormden van de bemanning, werden nog andere landen vertegenwoordigd op de verschillende expedities van de Willem Barendsz. Naast verschillende ‘eenlingen’, zoals ene H. Karlson uit Finland, waren er ook kleine bevolkingsgroepen die gezamenlijk toch een redelijk deel van de bemanning uitmaakten tijdens de expedities.111 De twee belangrijkste groepen buitenlanders, die niet vanaf het begin aanwezig waren, waren de Spanjaarden en de Duitsers. Het seizoen 1955/1956 is het eerste seizoen waarin er een groep van vijf Duitsers meeging op walvisvaartexpeditie. De groep Duitsers groeide daarna rap: in het daaropvolgende jaar gingen er twintig Duitsers mee. Vanaf het seizoen 1955/56 tot aan het laatste seizoen 1963/64 werden elk jaar Duitsers ingescheept. Afgezien van het eerste en de twee laatste seizoenen waarin Duitsers aanwezig waren, bedroeg het aantal Duitse walvisvaarders steevast meer dan twintig.112 Het aantal Duitse bemanningsleden wordt weergegeven in figuur 19 en het cijfermateriaal is raadpleegbaar in bijlage 4.

Figuur 19 Aantal Duitsers op de Nederlandse moderne walvisvaart.

Bron: Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249.

110

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249.

111 HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964.

112

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249. 0 10 20 30 40 50 60 1946/47 1947/48 1948/49 1949/50 1950/51 1951/52 1952/53 1953/54 1954/55 1955/56 1956/57 1957/58 1958/59 1959/60 1960/61 1961/62 1962/63 1963/64

Aantal Noren op de Jagers Aantal Noren op de Willem Barendsz 0 10 20 30 40

Aantal Duitsers op de jagersvloot Aantal Duitsers op de Willem Barendsz

48 De andere groep buitenlanders die deelnam aan de laatste fase van de Nederlandse walvisvaart waren de Spanjaarden. In het vangstseizoen 1959/60 nam A. Dominguez als eerste Spanjaard deel aan de Nederlandse naoorlogse walvisvaart. Zijn voorbeeld werd al snel gevolgd door andere Spanjaarden. In 1960/61 ging Dominquez wederom ter walvisvaart en werd hij vergezeld door twee landgenoten.113 De drie jaar daarop bleef de Spaanse belangstelling van de Nederlandse walvisvaartexpeditie stijgen. In het seizoen 1961/62 nam het aantal Spaanse bemanningsleden toe tot 14. Het jaar erop gingen er 27 Spanjaarden mee. In 1963/64, het laatste seizoen waarin de Willem Barendsz zou uitvaren, nam de grootste groep Spanjaarden deel aan de expeditie: maar liefst 48 Spanjaarden ondernamen toen de reis naar de Antarctische vangstgebieden.114 Het aantal Spaanse bemanningsleden per jaargang wordt weergegeven in figuur 20 en het cijfermateriaal is raadpleegbaar in bijlage 5.

Figuur 20 Aantal Spanjaarden op de Nederlandse moderne walvisvaart.

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249.

113

HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964.

114 Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-163 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249. 0 20 40 60 1959/60 1960/61 1961/62 1962/63 1963/64 Aantal Spanjaarden op de jagersvloot

Aantal Spanjaarden op de Willem Barendsz

49