• No results found

Het aandeel van Schiermonnikoog

Hoofdstuk 2: De herkomst van de walvisvaarders nader bekeken

2.2 Het aandeel van de Waddeneilanden

2.2.1 Het aandeel van Schiermonnikoog

Schiermonnikoog, het kleinste Waddeneiland, had van alle Waddeneilanden het grootste aandeel in de Nederlandse naoorlogse walvisvaart. Gedurende dit onderzoek is geprobeerd te reconstrueren hoeveel Schiermonnikogers van 1946 tot 1964 jaarlijks deelnamen aan de reizen naar het Zuidpoolgebied. Dit is gedaan op basis van de bemanningslijsten en de namen die C. Soepboer optekende in de Schiermonnikoogse bode.115 Bekend is dat er in de hoogtijdagen van de Schiermonnikoogse betrokkenheid ongeveer 24 personen meegingen. Dit wordt tenminste door Auke Talsma als maximum genoemd in het interview:

“Dus er gingen veel mensen, ook mannen hier van Schiermonnikoog, daarvoor. Het hoogste aantal was 24 mannen van Schiermonnikoog en dat was vóór 1960.”116

Het aantal van 24 Schiermonnikogers was volgens Auke Talsma het absolute hoogtepunt van de betrokkenheid van het eiland bij de walvisvaart. Uit mijn onderzoek komt naar voren dat dit aantal zelfs eenmaal overtroffen werd; namelijk in het seizoen 1952/53. In dat jaar gingen er 27 personen vanaf het eiland mee ter walvisvaart. 117

In het eerste jaar van het Nederlandse initiatief gingen er vijf Schiermonnikogers mee aan boord van de Willem Barendsz. De bekendste vertegenwoordiger van het Waddeneiland was kapitein Klaas Visser. Harmen Jansma, H. van de Meulen, Tj. van de Werff en H. Smink waren de andere Schiermonnikogers die deelnamen aan de eerste naoorlogse walvisvaartexpeditie. Het seizoen daarop, in 1947/48, was het aantal Schiermonnikogers toegenomen tot twintig mannen. Het eiland nam hierdoor een prominente plek in als leverancier van bemanningsleden voor de expeditie. Vervolgens schommelde het aantal deelnemende mannen van Schiermonnikoog jaarlijks tussen de tien en twintig. In latere jaren is een afname waarneembaar en loopt het aandeel van het eiland snel terug.118 Auke Talsma herinnert zich deze afname en vertelt daarover:

115

http://www.dorpsbode.nl/0724.htm en http://www.dorpsbode.nl/0803.htm.

116

Interview Auke Talsma, 03-9-2012.

117

HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964.

50 “Dat was voor 1960. Daarna nam het snel af, want de vangsten werden minder en hoe minder de vangsten werden, hoe minder je verdiende.”119

In figuur 21 wordt een overzicht gegeven van het aantal Schiermonnikogers dat jaarlijks deelnam aan de Nederlandse naoorlogse walvisvaart.

Figuur 21 aantal schiermonnikogers dat jaarlijks deelnam aan de Nederlandse moderne walvisvaart, 1946-1964.

Bron: HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964 en http://www.dorpsbode.nl/0724.htm en http://www.dorpsbode.nl/0803.htm.

Uit figuur 21 blijkt duidelijk dat het aantal Schiermonnikogers na expeditiejaar 1952/53 begon af te nemen. Deze tendens zette zich door in de laatste periode van de Nederlandse moderne walvisvaart 1960-1964. Het hoogtepunt van de betrokkenheid van Schiermonnikoog lag in de jaren 1947-1953, daarna werd de importantie van het eiland als leverancier van walvisvaarders langzaam minder. Met name tijdens de laatste twee reizen in 1962/63 en 1963/64 was de rol van Schiermonnikoogse walvisvaarders marginaal.120 In deze periode werden veel Nederlandse walvisvaarders vervangen door goedkopere arbeidskrachten, zoals Spanjaarden en Zuid-Afrikanen.121 Daarnaast namen in deze periode de vangsten af en daarmee ook de inkomsten. Het is aannemelijk dat de Schiermonnikoogse walvisvaarders zich gingen richten op andere vormen van inkomsten. 122

Naast het bestuderen van het aantal walvisvaarders dat jaarlijks vanaf Schiermonnikoog deelnam aan de Nederlandse walvisvaartexpeditie, is het ook interessant om te kijken naar het verloop van de bemanning. Hiermee wordt bedoeld of de samenstelling van het Schiermonnikoogse deel van de bemanning veel aan verandering onderhevig was of dat dezelfde walvisvaarders meegingen op meerdere reizen. Vanuit de overgeleverde bemanningslijsten is een reconstructie te

119 Interview Auke Talsma, 03-09-2012.

120

HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964 en http://www.dorpsbode.nl/0724.htm en http://www.dorpsbode.nl/0803.htm.

121

Van Dissel en Oosterling, Aan boord, 161-164 en Bruijn, De Nederlandse maatschappij, 249.

122 Interview Auke Talsma, 03-09-2012. 0 5 10 15 20 25 30 46/47 47/48 48/49 49/50 50/51 51/52 52/53 53/54 54/55 55/56 56/57 57/58 58/59 59/60 60/61 61/62 62/63 63/64 Aantal Schiermonnikoogse walvisvaarders

51 maken van het verloop van de Schiermonnikoogse bemanningsleden. Het resultaat van deze reconstructie wordt weergegeven in figuur 22.123

Figuur 22 Verloop van de Schiermonnikoogse walvisvaarders.

Bron: HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964 en http://www.dorpsbode.nl/0724.htm en http://www.dorpsbode.nl/0803.htm.

Uit figuur 22 komt een beeld naar voren waaruit geconcludeerd kan worden dat het verloop van de bemanning uiterst gering was. Na het vijfde jaar werd het aandeel van de Schiermonnikoogse bemanningsleden dat vijf jaargangen of meer meeging op expeditie steeds groter. Vanaf jaargang 1954/55 vormde de meest ervaren groep ook de grootste groep afgevaardigden van Schiermonnikoog. Wat met name opvalt in de grafiek, is de steeds geringere aanwas van nieuwe Schiermonnikoogse walvisvaarders. Het aantal mannen dat voor de eerste keer meeging ter walvisvaart werd gedurende de periode waarin de expedities werden gehouden steeds kleiner.124

Om de impact van de walvisvaart op de Schiermonnikoogse gemeenschap te analyseren, is het van belang om het aantal walvisvaarders af te zetten tegen de beroepsbevolking van Schiermonnikoog.. De gegevens over de beroepsbevolking van Schiermonnikoog zijn gereconstrueerd in het eerste hoofdstuk.125 In figuur 23 wordt het aantal Schiermonnikogers dat ter

123 HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964 en http://www.dorpsbode.nl/0724.htm en http://www.dorpsbode.nl/0803.htm.

124

Ibidem.

125

http://www.schiermonnikoog.nl/sjablonen/1/infotype/webpage/view.asp?objectID=2349 en via www.volkstellingen.nl Data: 1947, 1956 en 1960 en CBS gegevens over inkomen op Schiermonnikoog

0 5 10 15 20 25 30 1946/47 1947/48 1948/49 1949/50 1950/51 1951/52 1952/53 1953/54 1954/55 1955/56 1956/57 1957/58 1958/59 1959/60 1960/61 1961/62 1962/63 1963/64 5 jaar of meer 4e jaar 3e jaar 2e jaar 1ste jaar

52 walvisvaart ging afgezet tegen de totale beroepsbevolking van het eiland. In bijlage 6 is het cijfermateriaal te raadplegen.126

Figuur 23 Percentage Schiermonnikoogse beroepsbevolking betrokken bij de walvisvaart.

Bron: HSA, inv.nr 2006.1593, kopie van de originele bemanningsstaten Willem Barendsz 1946-1964 en http://www.dorpsbode.nl/0724.htm en http://www.dorpsbode.nl/0803.htm en http://statline.cbs.nl/StatWeb/publication/?DM=SLNL&PA=37217&D1=a&D2=39&D3=0-7&HDR=T&STB=G1,G2&VW=T.

Volgens de reconstructie van het aantal Schiermonnikogers in de Nederlandse naoorlogse walvisvaart, waren er in het merendeel van de jaren rond de twintig mannen ingescheept. Volgens bovenstaande gegevens blijkt, dat jaarlijks ongeveer tussen de 1% en 9% van de Schiermonnikoogse beroepsbevolking betrokken was bij de walvisvaart. Dit is geen gering aantal. Uit de grafiek valt duidelijk af te leiden dat de walvisvaart in deze periode een belangrijke werkgever was voor de bevolking van het eiland. Hierbij moet in acht genomen worden dat, zoals uit de interviews blijkt, de walvisvaart vaak gecombineerd werd met een baan op het eiland.

In bijlage 7 wordt een overzicht gegeven van de Schiermonnikoogse walvisvaarders die per jaargang deelnamen aan de moderne Nederlandse walvisvaart. Hierbij moet wel in acht genomen worden dat deze lijsten mogelijk niet volledig zijn door het ontbreken van sommige basisgegevens in de bemanningslijsten.