• No results found

De aanpak van criminele samenwerkingsverbanden

In document De wereld achter de wietteelt (pagina 123-129)

Criminele samenwerkingsverbanden zijn in hoofdstuk 3 onderscheiden als groeperingen die over substantiële afzetmogelijkheden voor softdrugs beschikken, in binnen- en buitenland. Zij kopen op grote schaal cannabis in, via één of meer eigen growshops of andere inkoopadressen, en heb-ben daarnaast regelmatig ook eigen grote hennepkwekerijen in bedrijf. Criminele samenwerkingsverbanden worden op dit moment zowel indi-rect gehinderd, als diindi-rect in opsporingsonderzoeken betrokken.

Criminele samenwerkingsverbanden worden indirect ook gehinderd door de geïntensiveerde aanpak van de thuisteelt. Die heeft immers tot gevolg dat zij ofwel een zwaardere concurrentiestrijd moeten leveren om het product, en hogere prijzen moeten betalen, ofwel zwaarder moeten inves-teren in eigen kwekerijen, met het risico dat zo’n plantage wordt ontdekt of geript.

De directe opsporing van de criminele organisaties achter de wietteelt heeft echter wisselende prioriteit in de pilotregio’s. De politieregio’s Brabant-Noord en Brabant Zuid-Oost hebben de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de opsporing van criminele samenwerkingsverbanden

die de wietteelt als illegale hoofdactiviteit hadden. In beide regio’s werden grootschalige onderzoeken uitgevoerd, die elk ongeveer een jaar werk hebben gevergd. De politie in de regio Limburg-Zuid voerde in 2005 een drietal onderzoeken uit, één naar een growshop die wiettelers in de grens-streek faciliteerde, één naar een exploitant die een tiental kwekerijen in bedrijf had, en één naar een groepering die hennepproducten verwerkte op een woonwagenkamp. Deze opsporingsonderzoeken vergden elk zo’n drie maanden werk. In de politieregio Zeeland werden twee onderzoeken afgerond naar exploitanten die eveneens ongeveer een tiental kwekerijen runden. In de politieregio Limburg-Noord concentreerde men zich vooral op de kilohandel van softdrugs richting Duitsland. Naar producenten werd geen grootschalig onderzoek gedaan. Wel werd recherchewerk verricht naar aanleiding van vondsten van grootschalige kwekerijen en knipperijen, maar dit leidde niet tot de aanhouding van de opdrachtgevers op de achtergrond. In de politieregio Midden- en West-Brabant was het beeld hiermee vergelijkbaar. Er werd één opsporingsonderzoek verricht naar een groepering die zich vooral richtte op synthetische drugs, maar die ook een tiental grotere en kleinere hennepkwekerijen exploiteerde. Voorts werd een onderzoek gedaan naar een belangrijke hennepmakelaar. Dit onderzoek moest echter, met beperkte menskracht en middelen, door een basisteam worden verricht. Bij de afsluiting van deze rapportage werd overigens duidelijk dat in 2006 een grootschalig opsporingsonderzoek naar een crimineel samenwerkingsverband was uitgevoerd.

Criminele samenwerkingsverbanden in de wietteelt en -handel schermen zich goed af en zijn in dat opzicht vergelijkbaar met groeperingen die zich met andere vormen van zware en georganiseerde misdaad bezighouden. Het blijkt vooral arbeidsintensief om bewijsmateriaal tegen de leidende figuren in deze samenwerkingsverbanden te verzamelen. Zij regelen vrijwel geen zaken over de telefoon, nemen maatregelen om zich af te schermen tegen observatie en wonen regelmatig op locaties die moeilijk onopvallend te benaderen zijn. De opsporingsonderzoeken vergen dan ook relatief veel tijd en inspanning. Doorlooptijden van een jaar of meer zijn niet ongebruikelijk, en naast de gebruikelijke opsporingsmethoden (telefoontap en observatie) moet soms ook voor andere middelen worden gekozen, zoals het opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel.

Voor de leden van criminele samenwerkingsverbanden geldt dat, de aard en omvang van hun illegale activiteiten in aanmerking genomen, de uiteindelijke strafmaten vaak juist relatief laag uitvallen. Uitzonderin-gen zijn de gevallen waarin de spilfiguren al eerder werden veroordeeld, bijvoorbeeld vanwege deelname aan andere criminele organisaties of voor zware geweldsdelicten. Organisatoren die zich echter altijd hebben beperkt tot de wietteelt hebben doorgaans echter geen (zwaar) strafblad. De opgelegde celstraf leidt er dan ook niet toe dat de illegale activiteiten worden stopgezet. Casus 10 is daarvan een goed voorbeeld. De

hoofdver-WODC 258_7.indd Sec19:124

dachte in deze zaak werd in enkele jaren tijd twee maal aangehouden en veroordeeld. Nog in de proeftijd van de eerste zaak was de hoofdverdachte alweer actief met de cannabishandel en -productie.

Een specifiek probleem met betrekking tot criminele samenwerkingsver-banden in de wietteelt, dat door geïnterviewde rechercheurs naar voren werd gebracht, is dat de kern van zulke groepen vaak een familie is, waar-in ook de vrouwen hun partij vaak flwaar-ink meeblazen. Crimwaar-inele familiever-banden blijven – in tegenstelling tot samenwerkingsverfamiliever-banden die louter op zakelijke overeenkomsten gebaseerd zijn – gemakkelijker in stand wanneer een aantal leden wordt aangehouden en veroordeeld. Degenen die een meer ondergeschikte rol spelen, alsmede de vrouwelijke leden, krijgen doorgaans zeer lage of in het geheel geen celstraffen opgelegd. Het gevolg is dat zij de illegale activiteiten eenvoudig kunnen voortzetten. De spilfiguren blijven vanuit de gevangenis de zaken aansturen: tijdens de regelmatige bezoeken aan de penitentiaire inrichting kunnen de leden die op vrije voeten zijn verslag komen uitbrengen en instructies komen opha-len.

Het zal duidelijk zijn dat het rendement van de opsporingsonderzoeken, uitgedrukt in de mate waarin de illegale activiteiten worden verstoord of beëindigd, in zulke omstandigheden maar zeer betrekkelijk is. In de poli-tieregio’s waar in de afgelopen jaren grote opsporingsonderzoeken zijn verricht, wordt dan ook geprobeerd om de nadruk sterker op de ontne-ming van het wederrechtelijk verkregen voordeel te leggen.

Financieel rechercheren kan een belangrijke bijdrage leveren aan de opsporing van georganiseerde criminaliteit. Daarover bestaat vrij alge-meen consensus bij zowel opsporingsinstanties als wetenschappers.126

Dat geldt enerzijds voor de fase waarin het bewijsmateriaal tegen crimi-nele samenwerkingsverbanden wordt verzameld. Een goederenstroom kan immers niet zonder een (parallelle) geldstroom. Anderzijds kan ontneming een belangrijk middel zijn om de criminele samenwerkings-verbanden te treffen. Bovendien wordt hiermee voorkomen dat het geld in de bovenwereld wordt geïnvesteerd. Politiefunctionarissen constateren dat het criminele geld onder meer wordt geïnvesteerd in coffeeshops, in de prostitutie en in de autohandel. Ook verdwijnt geld over de grens, bijvoor-beeld naar België of Spanje.

Ontnemen blijkt in de praktijk om een aantal redenen echter minder eenvoudig dan in theorie.127 Om te beginnen ontbreekt het bij de politie vaak aan mensen met voldoende diepgaande financiële expertise, vooral ook omdat volleerde experts op het vlak van de financieel-economisch criminaliteit in het bedrijfsleven vaak een veelvoud van het politiesalaris wordt geboden. In de tweede plaats worden de vorderingen die de politie aan de hand van Strafrechtelijke Financiële Onderzoeken (SFO’s) opstelt

126 Zie bijvoorbeeld T. Spapens (2006): pp. 112-116. 127 W. Faber en A. van Nunen (2002).

vaak, eerst door het OM en daarna door de rechter, aanzienlijk naar bene-den bijgesteld. Tot slot is het moeilijk om de opgelegde vorderingen in hun geheel te innen. De feitelijke opbrengst blijft veelal beperkt tot het contante geld dat bij zoekingen wordt aangetroffen; eventuele tegoeden op (buitenlandse) bankrekeningen, voor zover daarover informatie voor-handen is; en de opbrengst van de openbare verkoop van de roerende en onroerende goederen waarop beslag kan worden gelegd.

In enkele van de voornoemde zaken werden niettemin forse claims neer-gelegd. Met betrekking tot de hoofdverdachte en zijn vrouw in casus 8 werd in het SFO een wederrechtelijk verkregen voordeel van 40 miljoen euro vastgesteld. De hoofdverdachte in casus 10 werd na zijn eerste aanhouding geconfronteerd met een vordering van 227.000 euro, waarvan hij zelf had aangegeven dit bedrag met de illegale activiteiten te hebben ‘verdiend’. Toen hij ten tweede male werd aangehouden voor vergelijkbare feiten kwam dit hem op een vordering van ruim 275.000 euro te staan. Ontnemingsvorderingen zijn doorgaans zaken van lange adem, dus op dit moment is nog niet duidelijk hoe deze zullen eindigen.

6.6 Besluit

In dit hoofdstuk is nagegaan hoe de aanpak van de wereld achter de wiet-teelt op dit moment gestalte krijgt, en welke nadere interventies zouden kunnen worden gepleegd. Daarbij is nader onderscheid gemaakt tussen de aanpak die thans wordt gehanteerd ten aanzien van de individuele wietkwekerijen en de -telers, de growshops die de wietteelt faciliteren, de exploitanten die meerdere hennepkwekerijen in de woningen of bedrijfs-panden van anderen hebben gefinancierd en geïnstalleerd, en de crimi-nele samenwerkingsverbanden die eerst en vooral de scharnierpunten zijn tussen de teelt en de export, en daarnaast ook vaak zelf grootschalige kwekerijen in bedrijf hebben.

In het algemeen kan worden geconstateerd dat de opsporingsinstanties en andere publieke en private partijen geen van de voornoemde betrokkenen bij de wietteelt ongemoeid hebben gelaten. Met name de integrale aanpak van thuistelers lijkt, hoewel betrouwbaar cijfermateriaal ten enen male ontbreekt, effecten op de wereld achter de wietteelt te hebben. Andere denkbare interventies, met name het ‘afpakken’ van luxegoederen die met crimineel geld zijn gekocht middels de zogenoemde ‘Cabrio-methode’, zien er veelbelovend uit en zouden ook tegen growshops en exploitanten van wietkwekerijen kunnen worden ingezet, alsmede tegen leden van criminele samenwerkingsverbanden.

Het belangrijkste probleem bij de aanpak van de bedrijfsmatige wietteelt kan worden samengevat onder de noemer dat deze thans nog verre van sluitend is. Ten eerste lijkt de integrale aanpak van de thuisteelt bijvoor-beeld vooral goed te werken vanwege het risico van huisuitzetting

waar-WODC 258_7.indd Sec19:126

mee de telers worden geconfronteerd. Bewoners van koopwoningen, of bezitters van bedrijfspanden of stallen bij boerderijen, worden hierdoor echter niet bedreigd, waardoor het afschrikkende effect van de integrale benadering hier minder groot is.

In de tweede plaats is het politiebeleid ten aanzien van de growshops op lokaal niveau zeer verschillend. Op sommige plaatsen worden de shops zeer regelmatig gecontroleerd op overtredingen van de Opiumwet, terwijl ze elders nauwelijks enige politiebelangstelling krijgen.

In de derde plaats krijgen exploitanten van wietkwekerijen maar weinig systematische aandacht. Slechts in de politieregio Zeeland konden eigen-standige opsporingsonderzoeken worden aangetroffen. In de andere regio’s werden exploitanten van wietkwekerijen slechts in relatie met onderzoek naar andere illegale activiteiten aangehouden en vervolgd. Enerzijds is een belangrijk probleem dat bij de districtsrecherches, en eventueel ook bij de basisteams, de personele capaciteit in de regel wordt opgeslokt door opsporingsonderzoeken naar strafbare feiten die de rechtsorde meer zichtbaar schokken. Anderzijds lijkt het ook te ontbre-ken aan voldoende inzicht in het ‘hennepnetwerk’, en wie daarbinnen als exploitant van wietkwekerijen actief zijn.

Tot slot kan ten aanzien van de criminele samenwerkingsverbanden worden vastgesteld dat zij in enkele politieregio’s wel systematisch aandacht van de opsporingsinstanties krijgen, terwijl zij elders vrijwel ongestoord hun gang kunnen gaan. Een belangrijk probleem is het betrek-kelijk geringe rendement van de opsporingsonderzoeken naar criminele samenwerkingsverbanden. De strafmaten zijn, gegeven de omvang van de illegale activiteiten, over het algemeen laag, ondanks het feit dat de Opiumwet en artikel 140 Wetboek van Strafrecht in principe ruime moge-lijkheden bieden. Op dit moment betekent een aanhouding en veroorde-ling van leden van criminele samenwerkingverbanden in de wietteelt dan ook meestal niet het einde van de illegale activiteiten. Zwaarder inzetten op financiële opsporing en ontneming is in dit licht een weg die op sommige plaatsen reeds wordt bewandeld. De resultaten daarvan zullen echter pas op wat langere termijn zichtbaar worden. Bovendien is het natuurlijk niet de bedoeling van het strafrecht dat een ontnemings-vordering een zwaar accent moet krijgen omdat de opgelegde celstraffen kennelijk onvoldoende effect sorteren. Het is dan ook mede zaak om het gehalte van de criminele samenwerkingsverbanden zo helder mogelijk bij de rechters over het voetlicht te brengen.

In dit onderzoek stond de bedrijfsmatige wietteelt in Zuid-Nederland centraal. Dit vraagstuk is enkele jaren geleden hoger op de beleidsma-tige agenda gekomen, onder meer naar aanleiding van wetenschappelijk onderzoek van Bovenkerk (2001) en van Bovenkerk en Hogewind (2003). De beschrijving hierin van het verloederende effect van de hennepkwe-kerij op met name de volkswijken in de steden, waarbij criminele orga-nisaties achter de wietteelt bovendien dwang en geweld ten opzichte van thuistelers niet zouden schuwen, leidde tot bezorgdheid van de autori-teiten. In de zogenoemde ‘Cannabisbrief’ van april 2004 kondigde het kabinet dan ook een intensivering van de aanpak van de bedrijfs matige wietteelt aan. Onderdeel daarvan was de aanpak van de criminele orga-nisaties achter de hennepteelt, die nader werd uitgewerkt in de pilot ‘Hennep en georganiseerde criminaliteit’ in Zuid-Nederland. Het onder-havige onderzoek werd in de eerste plaats uitgevoerd om, ten behoeve van deze pilot, meer inzicht te krijgen in de ‘wereld achter de wietteelt’. Daarnaast is nagegaan hoe de hennepteelt op dit moment wordt aange-pakt en tot welke effecten dat leidt.

Ten behoeve van het onderzoek is gebruikgemaakt van informatie uit diverse bronnen. De belangrijkste daarvan waren de dossiers van negen-tien afgesloten opsporingsonderzoeken en interviews met zesnegen-tien perso-nen die bij de bedrijfsmatige wietteelt betrokken zijn (geweest). Daarnaast zijn in de pilotregio’s cijfermatige gegevens verzameld, werden aanvul-lende gesprekken gevoerd met rechercheurs en met vertegenwoordigers van andere instanties. Tot slot is ook uiteenlopende schriftelijke informa-tie verzameld.

In document De wereld achter de wietteelt (pagina 123-129)