• No results found

5.  Data en onderzoeksmodel

5.1  Data

In hoofdstuk vier heb ik beschreven waarom ik verwacht dat de belegger reageert op een amendement  op IAS 39. Om mijn verwachting te testen maak ik gebruik van de eventstudie methodologie. Hiermee  onderzoek  ik  of  het  gemeten  rendement  op  een  aandeel  significant  afwijkt  van  het  verwachte  rendement. Een dergelijke afwijking noemt men een abnormaal rendement. Ik onderzoek de abnormale  rendementen op dagen waarvan ik verwacht dat de belegger zijn verwachting over een amendement op  IAS  39  op  basis  van  nieuwsberichten  positief  of  negatief  heeft  bijgesteld.  Ik  verwacht  dat  de  belegger  zijn  bijgestelde  verwachting  zal  omzetten  in  een  aan‐  of  verkoop  van  een  bankaandeel  waardoor  de  koers  zal  veranderen.  De  mutatie  ten  opzichte  van  de  oude  koers  is  het  rendement.    In  de  volgende  paragrafen  geef  ik  eerst  een  beschrijving  van  de  gebruikte  data.  Hierbij  ga  ik  in  op  de  aangewezen  gebeurtenissen,  de  sample  en  de  marktdata.  Vervolgens  geef  ik  een  beschrijving  van  het  gebruikte   onderzoeksmodel waarmee ik mijn hypotheses ga testen.  

5.1 Data 

Het doel van een eventstudie is het meten van de marktreactie op een aangewezen gebeurtenis (Binder,  1998).  De  reactie  van  de  markt  wordt  zichtbaar  door  een  koerssprong  van  het  aandeel.  Voor  een  eventstudy  zijn  daarom  gebeurtenissen  en  aandelenkoersen  nodig.  De  gebeurtenissen  zijn  nieuwsberichten  waardoor  de  belegger  zijn  verwachting  over  een  mogelijk  amendement  op  IAS  39,  afhankelijk  van de tendens in het nieuwsbericht, positief of negatief zal bijstellen. Ik verwacht dat de  belegger  zal  reageren  door  het  aan  en  verkopen  van  bankaandelen.  Ik  heb  er  voor  gekozen  om  mijn  sample te beperken tot banken omdat banken door hun aard bovengemiddeld gebruik maken van IAS  39 (zie ook onderzoek Ter Hoeven en Bout, 2010). De verwachting is daarom dat het amendement het  meeste invloed zal hebben op de balansen van banken.  

5.1.1  Gebeurtenissen 

In hoofdstuk drie is een beschrijving gegeven van de totstandkoming van het amendement op IAS 39.  Hieruit  wordt  duidelijk  dat  vier  partijen  betrokken  zijn  geweest  bij  de  discussie  over  een  mogelijk  amendement. De banken zijn de discussie gestart. Zij ondervonden grote verliezen in de FVTPL en AFS‐ portefeuilles door toepassing van reële waarde accounting. De banken werden gesteund door nationale  en  internationale  politici.  De  politici  zagen  een  risico  op  procycliciditeit  als  gevolg  van  reële  waarde  accounting. De derde partij is de regelgever, de IASB. De IASB was verantwoordelijk voor het opstellen  van  IAS  39,  en  kon  deze  ook  als  enige  wijzigen.  De  IASB  was  een  tegenstander  van  herclassificaties 

doordat  hierdoor  de  mogelijkheden  voor  sturing  door  het  management  toenamen.  Daarnaast  was  de  IASB  van  mening  dat  wel  degelijk  een  betrouwbare  waardering  tot  stand  kon  komen  in  een  situatie  waarin sprake is van inactieve markten (zie paragraaf 2.2.1)  De laatste partij is de Europese Commissie  (EC).  Via  het  zogenaamde  “Endorsement”  proces  keurt  een  commissie  binnen  de  EC,  het  Accounting  Regulatory  Committee  (ARC),  IFRS  standaarden,  die  reeds  door  de  IASB  zijn  goedgekeurd,  goed  voor  toepassing binnen de Europese Unie. Het ARC bestaat uit vertegenwoordigers van de lidstaten en laat  zich adviseren door de European Financial Reporting Advisory Group (EFRAG). De EC is niet bevoegd tot  opstellen of wijzigen van accountingrichtlijnen. De EC heeft wel de mogelijkheid om richtlijnen of delen  van  richtlijnen  door  te  strepen.  Het  dreigement  van  de  EC  om  een  deel  van  IAS  39  door  te  strepen  zorgde  ervoor  dat  de  IASB  op  13  oktober  2008  zich  genoodzaakt  zag  om  een  amendement  op  IAS  39  door te voeren.  

In appendix 1 is een chronologisch overzicht opgenomen van tien nieuwsberichten waarvan ik denk dat  de  belegger  zijn  verwachting  over  de  invoering  van  een  amendement  op  IAS  39  afhankelijk  van  de  tendens in het nieuwsbericht, positief of negatief heeft bijgesteld. De nieuwsberichten zijn gevonden in  databases  van  nieuwsagentschap  Reuters  en  de  krant  Financial  Times.  Hierbij  zijn  de  volgende  zoektermen gebruikt: IAS 39, Financial Instruments, Amendment, Fair Value, en Amortized Cost price. Ik  heb gezocht vanaf 1 januari 2008 tot en met 15 oktober 2008 (datum goedkeuring amendement door de  EC). De gebeurtenissen starten op 13 maart 2008 en eindigen op 13 oktober 2008.  

 

De  financiële  crisis  is  een  opeenstapeling  van  gebeurtenissen  waarvan  vele  mogelijk  een  abnormaal  rendement  op  de  aandelenkoersen  van  banken  hebben  opgeleverd.  Zo  zijn  er  meerdere  malen  grote  hoeveelheden liquiditeiten door centrale banken of overheden in de markt gebracht. Volgens Thorbecke  (2012) heeft het monetaire beleid van centrale overheden een significante invloed op  aandelenprijzen  doordat zij de toekomstige kasstromen vergroten of de verdisconteringsvoet verlagen.   

In  het  eerder  aangehaalde  onderzoek  van  Bowen  et  al.  (2010)  onderkennen  de  onderzoekers  dit  probleem.  De onderzoekers geven aan dat tijdens de financiële crisis meerdere gebeurtenissen hebben  plaatsgevonden die van invloed kunnen zijn op het resultaat van de banken, en die mogelijk gelijktijdig  hebben  plaatsgevonden  met  de  aangewezen  gebeurtenissen  in  het  kader  van  de  eventstudie.  De  verstorende gebeurtenissen worden bepaald door gebruik te maken van onderzoek uitgevoerd door Ait‐ Sahalia et al. (2010) en Acharya et al.(2009). In beide onderzoeken worden belangrijke gebeurtenissen  beschreven die gedurende de financiële crisis hebben plaatsgevonden en die een directe impact kunnen  hebben op het resultaat van de banken. Omdat deze onderzoeken voornamelijk betrekking hebben op 

Amerikaanse  gebeurtenissen,  wordt  in  dit  onderzoek  gebruik  gemaakt  van  onderzoek  verricht  door  Taylor (2009) en een tijdlijn opgesteld door de website beursgorilla.nl. Na een analyse (zie Appendix 2)  van de verstorende gebeurtenissen kan worden beargumenteerd dat ten tijde van gebeurtenissen 2, 8,9  en 10 verwacht mag worden dat de verstorende gebeurtenissen een meer valide verklaring zijn voor de  mogelijke  abnormale  rendementen.  De  verstorende  gebeurtenissen  zijn  politieke  maatregelen  die  invloed  hebben  op  de  liquiditeit  en  solvabiliteitsposities  van  banken.  Opvallend  is  overigens  de  verstorende gebeurtenis op 13 oktober 2008, de dag van aankondiging van het amendement op IAS 39.  

“De landen uit de Eurozone geven garanties uit voor grensoverschrijdende leningen. Tijdens een top van  de 15 landen uit de Eurozone werd afgesproken dat de landen de leningen garanderen die banken aan  elkaar  en  aan  grote  institutionele  beleggers  verstrekken.  Dit  wordt  gedaan  om  het  vertrouwen  tussen  banken te bevorderen en de geldmarkt weer op gang te krijgen (Beursgorilla.nl)”  Mijns inziens is dit een significante gebeurtenis. Uit nieuwsberichten in de Financial Times komt ook de  suggestie naar voren dat de markt sterk reageerde op dit nieuws. De onderzoekers Bishof et al. (2010)  hebben een soortgelijk onderzoek als mijn onderzoek verricht. Zij onderzoeken echter de marktreactie  op 13 oktober 2008 en op de dag dat een bank aankondigt gebruik te gaan maken van het amendement.  De onderzoekers vinden een significant positief abnormaal rendement op 13 oktober maar concluderen  hierbij dat het resultaat met uiterste voorzichtigheid geïnterpreteerd moet worden door de verstorende  gebeurtenis.  Om  dergelijke  conclusies  te  voorkomen  verwijder  ik  de  gebeurtenissen  met  soortgelijke  verstoringen. 

5.1.2 Aandelen 

De  gebruikte  sample  met  aandelen  bestaat  uit  alle  volgens  Thomson  Reuters  Datastream  Europese  beursgenoteerde banken met beschikbare beurskoersen. Dit resulteert in 294 banken. Van deze sample  ontbreekt van 203 banken het Tier 1 ratio in Bankscope. De uiteindelijke sample bestaat derhalve uit 91 

  Tabel 1 Beschrijvende statistieken sample  Kolom één:    land van herkomst  Kolom twee:   aantal banken uit het specifieke land  Kolom drie:   totale activa  Kolom vier:   totale eigen vermogen   Kolom vijf:  gemiddelde gewogen Tier 1 ratio naar kapitaal per bank, per land.  Bron: Bankscope 

Land Aantal banken Activa Eigen vermogen Tier 1

Groot Brita nnie 6 6.542.787.390 287.455.363 8,65 Frankrijk 4 4.885.961.000 153.975.000 8,28 Duitsland 8 3.090.724.500 60.099.500 8,43 Ita lie 15 2.416.176.900 171.869.800 6,60 Spanje 7 1.802.333.900 102.699.100 7,67 Zweden 4 1.054.080.502 39.973.930 7,20 Belgie 1 623.108.000 10.398.000 11,40 Denema rken 23 549.039.488 19.315.277 7,56 Griekenland 6 309.728.100 22.891.500 8,88 Oostenrijk 2 294.857.000 19.292.000 7,56 Portugal 4 218.081.300 13.897.900 7,10 Ierland 1 182.973.000 10.950.000 7,70 Polen 7 128.262.062 13.234.939 10,57 Finla nd 2 31.241.000 1.848.000 8,47 Nederla nd 1 21.768.000 1.554.900 8,80 Totaal 91 22.151.122.142 929.455.209 8,19 Data per Q2 2008. Bedragen in duizenden. Tier 1 ratio’s gewogen.   

 Om  te  bepalen  of  banken  met  een  lagere  Tier  1  ratio  een  hoger  abnormaal  rendement  vertonen  (hypothese  2),  wordt  de  sample  opgedeeld  in  banken  met  een  Tier  1  ratio  lager  dan  het  gemiddelde,  8,19,  en  banken  met  een  Tier  1  ratio  hoger  dan  het  gemiddelde.  Door  uit  te  gaan  van  een  gewogen  gemiddelde  voorkom  ik  dat  relatief  kleine  banken  met  een  relatief  hoge  Tier  1  ratio  het  gemiddelde  mijns  inziens  onterecht  verhogen  (zie  bijvoorbeeld  de  banken  uit  Polen).    Aan  banken  met  een  Tier  1  ratio lager dan het gemiddelde wordt een dummy waarde 1 toegekend. De banken met een Tier 1 ratio  hoger dan het gemiddelde ontvangen een dummy waarde 0. 38 banken beschikken per Q2 2008 over  een Tier 1 ratio lager dan 8,19. Dit houdt in dat 53 banken beschikken over een Tier 1 ratio hoger dan  8,19. 

5.1.3 Rendementen 

Tabel  2  geeft  de  beschrijvende  statistieken  van  de  rendementen  gemeten  per  dag  binnen  de  eventwindows. De term eventwindow betreft de periode rondom een gebeurtenis en zal nader worden  uitgelegd in paragraaf 5.2.     Tabel 2 Beschrijvende statistieken van gemeten rendementen  kolom één:    gebeurtenissen   Kolom twee:  eventwindows   Kolom drie:  gemiddelde rendement op dag t    Kolom vier en vijf:   maximale en minimale gemeten rendement op dag t  Kolom zes:   standaarddeviatie   Kolom zeven:  Scheefheid verdeling rendementen  Kolom acht:  Gepiektheid verdeling rendementen  Kolom negen:  Jarque‐Bera. Normaliteit verdeling rendementen  Bron koersen: Thomson Reuters Datastream 

Event Dag Rendement Max Min Standaard

deviatie

Skew ness Kurtosis Jarque Bera 1. ‐1 0,013 0,071 ‐0,097 0,023 ‐0,721 5,546 124,49 0 ‐0,018 0,036 ‐0,064 0,017 0,024 0,417 0,67 1 ‐0,010 0,031 ‐0,047 0,017 0,048 0,173 0,15 2 ‐0,033 0,020 ‐0,117 0,027 ‐0,496 0,060 3,74 3. ‐1 0,027 0,095 ‐0,064 0,027 ‐0,125 0,548 1,38 0 0,017 0,077 ‐0,026 0,023 0,539 0,144 4,48 1 ‐0,012 0,049 ‐0,092 0,021 ‐0,594 2,923 37,75 2 0,001 0,083 ‐0,051 0,017 0,708 5,990 143,65 4. ‐1 ‐0,011 0,053 ‐0,062 0,017 0,651 2,840 37,02 0 ‐0,011 0,023 ‐0,051 0,014 ‐0,442 0,442 3,70 1 ‐0,001 0,050 ‐0,050 0,016 ‐0,270 2,089 17,66 2 ‐0,008 0,055 ‐0,049 0,015 0,781 3,856 65,64 5. ‐1 0,017 0,066 ‐0,038 0,022 0,020 ‐0,223 0,19 0 ‐0,012 0,032 ‐0,111 0,020 ‐1,814 6,594 214,79 1 ‐0,034 0,021 ‐0,143 0,031 ‐0,984 1,576 24,11 2 ‐0,001 0,145 ‐0,144 0,035 ‐0,263 5,822 129,58 6. ‐1 0,005 0,094 ‐0,074 0,029 0,431 1,716 13,99 0 0,043 0,144 ‐0,050 0,038 0,361 ‐0,187 2,11 1 0,031 0,118 ‐0,077 0,039 0,075 0,441 0,82 2 0,012 0,225 ‐0,071 0,037 2,390 12,514 680,42 7. ‐1 ‐0,014 0,059 ‐0,076 0,024 0,152 0,301 0,69 0 ‐0,022 0,029 ‐0,086 0,025 ‐0,207 ‐0,361 1,14 1 0,004 0,097 ‐0,047 0,024 0,843 2,560 35,63 2 0,011 0,093 ‐0,140 0,032 ‐1,191 5,612 140,94  

In mijn onderzoek maak ik gebruik van eenzijdige  hypotheses.  Mijn verwachting is  dat de alternatieve  hypothese eenzijdig afwijkt van  de nul hypothese.  De nulhypothese in  mijn  onderzoek is  dat  de koers  ongewijzigd  blijft  en  er  dus  geen  rendement  wordt  behaald.  De  alternatieve  hypothese  is  dat  de 

gebeurtenis, afhankelijk van de tendens in het nieuwsbericht, een positieve of negatieve koerswijziging  veroorzaakt. Is de tendens in het nieuwsbericht positief dan verwacht ik dat de vraag naar bankaandelen  zal toenemen en dat de koers conform de alternatieve hypothese zal stijgen. Is de tendens negatief dan  is de alternatieve hypothese dat de koers zal dalen. Voor gebeurtenissen 1,2,3,4,6 en 7 is de tendens in  het  nieuwsbericht  positief  (Appendix  1).  Volgens  de  alternatieve  hypothese  zal  de  koers  op  deze  eventdagen  stijgen.  Uit  tabel  2  blijkt  dat  de  hypothese  opgaat  voor  alle  gebeurtenissen  behalve  voor  gebeurtenis vier. Voor gebeurtenis vier verwacht ik dat de markt positief reageert op  het voorstel van  het  IIF  en  dat  de  aandelenkoersen  daarom  een  positief  rendement  laten  zien.  Ik  meet  echter  een  negatief rendement. Hieruit concludeer ik op voorhand dat de alternatieve hypotheses voor event vier  kunnen worden verworpen.  

In  de  kolommen  vier  tot  en  met  tien  zijn  statistische  waardes  opgenomen  die  een  beschrijving  geven  van de gemeten rendementen in de eventwindows. Omdat dit onderzoek zich richt op het abnormale  rendement worden hier verder geen conclusies  verbonden aan deze statistieken.