• No results found

41 en dat hij daarom ook niet hoefde op te stappen. 199 De Van den Heever Commissie kwam er in 1988

In document De cultuur van corruptie (pagina 41-45)

naar aanleiding van vele rapporten in de pers over onrechtmatigheden bij het Departement van Onderwijs en Training (DET). Ook zij vonden talrijke gevallen van corruptie, nepotisme, omkoperij, fraude en een algeheel gebrek aan accountability. De commissie had ook aangegeven dat het falen van het departement ook de verantwoordelijkheid was van de overheid. Toch kon net als bij de DDA hier de dienstdoende minister, Gerrit Viljoen, gewoon aanblijven zonder verantwoording te hoeven afdragen voor de acties van zijn ondergeschikten. Dit kon in Zuid-Afrika omdat zij een systeem hanteerden waarmee een minister die beschuldigd werd overgeplaatst kon worden naar een andere afdeling, of met pensioen kan gaan. Het idee van ministeriele verantwoordelijkheid werd niet in ere gehouden.200

Andere onderzoekscommissies die redelijke resultaten boekten waren de onderzoekscommissies naar: Alleged Irregularities in the Former Department of Information (1978),

Alleged Misappropriation of Funds of the Lebowa Government Service (1989), Certain Alleged Murders Report (1990), Unrest and Alleged Maladministration in KwaNdebele (1993), Regarding the Prevention of Public Violence and Intimidation (1993).201 Bovenstaande commissies stammen uit de tijd dat het einde van de apartheid in zicht was. Vanaf 1994 was de overheid voornamelijk bezig met de erfenis van de apartheid om te gaan en was er niet heel veel tijd voor anticorruptie. Wel kwamen er een paar onderzoekscommissies, zoals de commissie ‘Smokkelen en illegaal verhandelen van ivoor en neushoorn hoorn’, ‘Ongeregeldheden en mispraktijken met betrekking tot allocatie’, ‘Leasing en transfer van zekere overheidsland’, de Speciale Hoofd Onderzoekseenheid en niet onbelangrijk de South African Police Service (SAPS) ging zich bezig houden met enkele voorvallen van individuele corruptie. Het National Intelligence Agency was door de staat ingesteld om corruptie ten tijde van de apartheid te onderzoeken. Ondanks deze opsomming aan instellingen moet gezegd worden dat de pogingen om corruptie van het apartheidtijdperk aan het licht te brengen niet veel zoden aan de dijk zetten, deze onderzoeksinstellingen brachten relatief weinig bewijs boven tafel en leidden tot weinig vervolgingen.202 Door de Commissions Act hadden de commissies alleen het recht te onderzoeken en aanbevelingen te doen; hier werd maar erg weinig mee gedaan. De overheid leek of de politieke wil of de capaciteiten te missen om de aanbevelingen op te volgen.203

Een belangrijke instelling die in 1994 werd aangesteld was een waarheidscommissie om de erfenis van de apartheid te verwerken, dit was tot dan toe uniek.204 Deze Truth and Reconciliation Commission (TRC) hield zich met verscheidene onderwerpen bezig, met als doel de waarheid boven tafel te krijgen. Om dit te bereiken kregen de gedaagde amnestie verleend, wanneer zij vroegen om

199

Bauer, ‘Public sector corruption and its control in South Africa’, 220-2205.

200

Idem., 225-227

201

Van Vuuren, Apartheid Grand Corruption, 15

202

Idem., 18-20.

203

‘Controlling corruption: measures and institutions’, Monograph No. 15, Costly Crimes, September 1997.

204

Gunnar Theissen, Object of trust and hatred, public attitudes towards the TRC, Hugo Van der Merwe en Audrey R. Chapman ed., Truth and reconciliation in South Africa: did the TRC deliver?, 23-44, aldaar 19.

42

vergeving en de waarheid hadden verteld. Internationaal kwam hier veel waardering voor. Corruptie was echter niet een van de onderwerpen. Toen de TRC van start was gegaan, stelde de beroemde onderzoeksjournalist Welz voor hen hierbij te helpen en de corruptie voor zijn rekening te nemen. Hij stond bekend om zijn onderzoek en publicaties naar corruptie bij de overheid. Echter, zijn verzoek werd afgekeurd. Welz had gewerkt voor een nieuwsblad dat sterk verbonden was aan de NP en zou zich afgelopen jaren niet loyaal aan het regime hebben opgesteld.205 Hierdoor kreeg de anticorruptie strijd niet de grootschalige aandacht die het misschien wel verdiende.

De South African Police Service (SAPS) was de Zuid-Afrikaanse politie. Vanaf 1996/1997 werd de aanpak van corruptie een nationale prioriteit en werd een er speciale SAPS anticorruptie eenheid in het leven geroepen. Verkondigd werd ook dat corruptie bij de politie niet langer getolereerd werd. Uit onderzoek bleek dat er jaarlijks honderden politieagenten schuldig waren aan het misbruiken van hun machtspositie en men begon dit te veroordelen. De SAPS kampte wel met het probleem dat het met scepsis ontvangen werd omdat het geen onafhankelijk orgaan was, verder had het ook een tekort aan opgeleid personeel en hulpmiddelen en bestond er onduidelijkheid onder de werknemers over hun taken.206 In de praktijk vormde de SAPS eerder een probleem dan een oplossing. Een onderzoek van de mensenrechtencommissie bracht aan het licht dat crimineel gedrag onder de leden van de politiek drie keer hoger lag dan onder de normale bevolking. Er was gebrek aan motivatie, onderbetaling en meer dan de helft van de agenten konden niet eens lezen of schrijven207 Men richtte daarom buiten de bestaande politiestructuren een nieuwe FBI-achtige instelling op.

Dit was het Directorate of Special Investigations wat in de volksmond ook wel ‘Scorpions’ werd genoemd. Het orgaan was in 1999 in het leven geroepen om georganiseerde misdaden en corruptie te onderzoeken en veroordelen.208 De Scorpions hadden een zeer succesvolle start, maar raakten daarna betrokken bij een inter-departementaal en inter-agency conflict. Toen ze een aantal zeer controversiële en omvangrijke corruptiezaken gingen onderzoeken waarbij populaire politici waren betrokken nam de spanning toe. Haar werk raakte verdeeld en gepolitiseerd.209

In mei 1996 kondigde de Nationale Misdaad Preventie Strategie (NCPS) van de overheid aan dat corruptie binnen het criminele justitie systeem een sleutelprioriteit werd. Fraude en corruptie tastten het vertrouwen in de overheid en daarmee ook de democratische staat aan, waardoor het dringend aandacht diende te krijgen. Dit betekende dat er in de vier belangrijkste departementen werkgroepen werden opgericht waarin alle stakeholders bij elkaar werden gebracht om de corruptie

205

Van Vuuren, Apartheid Grand Corruption, 15-18.

206

‘Controlling corruption: measures and institutions’.

207

Luirink, Zuid-Afrika, 35.

208

Wendell Roelf, ‘South Africa's Scorpion crime fighters to be disbanded’, Reuters’

<http://www.reuters.com/article/idUSL1223114320080212> (12 februari 2008; geraadpleegd op 13 augustus 2010).

209

Louis de Koker, ‘Financial crime in South Africa’, Economic Affairs, Vol. 27, No. 1 (Maart 2007) 34-38, aldaar 34-45.

43

aan te pakken.210 Er volgde meer vergelijkbare initiatieven. In 1997 werd Zuid-Afrika’s Nationale Anticorruptie programma gelanceerd en er kwamen Publieke diensten en Nationale Anticorruptie Conferenties. In 1999 vond de negende Internationale Anticorruptie Conferentie plaats in Zuid-Afrika en in 2002 begon de overheid met een Publieke Diensten en Anticorruptie Strategie. De overheid zorgde ook voor een Code of Conduct voor de publieke ambtenaren. Deze kwam er in 1997 en was bedoeld om de ambtenaren richtlijnen voor hun handelen te geven. Zij behoorden onpartijdig en niet discriminerend te handelen. Er kwam daarnaast een Publieke Diensten Commissie (PSC) om dit te monitoren. Deze eenheid moest ervoor zorgen dat er een cultuur van professionaliteit en ethisch gedrag kwam in de ambtenarij.211

Verder was er nog de Office for Serious Economic Offences (OSEO), een multidisciplinair onderzoeksteam dat in 1991 gevestigd werd met verstrekkende machten. In februari 1996 hadden zij al 33 zaken gevonden waarbij het in totaal ging om 8,5 miljard Rand. Alhoewel de OSEO een van de belangrijkste instrumenten in de anticorruptie strijd was, had het te weinig en te slecht opgeleid personeel.212 Tot slot waren er nog de Chapter 9 institutions. Dit waren onafhankelijke en onpartijdige instellingen die bedoeld waren om de constitutionele democratie te steunen. Zij bestonden uit de

auditor-general, de public protector, en de Mensenrechtencommissie. De eerste twee waren relevant

voor de corruptiecontrole. De auditor-general controleerde de financiële activiteiten van de uitvoerende macht. Zij inspecteert de corruptie op grote schaal waarbij de overheid betrokken was. Deze institutie kwam er in 1995 achter dat verscheidene departementen bij elkaar een bedrag van 150 miljoen Rand hadden uitgeven zonder daartoe geautoriseerd te zijn. De public protector was gemachtigd om wanbestuur van de staat op elk niveau te onderzoeken, zoals het misbruik of onrechtmatige gebruik van macht, oneerlijke handelingen en corruptie van publiekelijk geld en oneerlijke of onwetmatige zelfverrijking.213

Ook de wetgeving werd aangepakt. In 1989 kwam er naar aanleiding van een hoop schandalen een einde aan de Companies Act 61 van 1973 waarmee bepaalde insider trading provisions werden geregeld. Er werd een Sociaal Economisch Office opgericht om ernstige fraudezaken te onderzoeken en veroordelen en in 1992 kwam de nieuwe Corruptie Act 94. Hiermee was omkoperij officieel een misdrijf. Toch kwam er vooral na de politieke transactie van ’94 meer aandacht voor de wetgeving omtrent corruptie.214Doordat Zuid-Afrika toen democratiseerde opende het land zich ook voor internationale georganiseerde misdaad. Om dit tegen te gaan werden er een aantal wetten ingevoerd, waarmee de capaciteit van de wetshandhavers zou versterken. Hierbij valt te denken aan de

210

‘Controlling corruption: measures and institutions’.

211

‘Republic of South Africa Public Administration Country Profile’, Division for Public Administration and Development Management (DPADM) en Department of Economic and Social Affairs (DESA) en United Nations, (januari 2004)14-16.

212

Martin Schönteich, ‘How Organised is the State's Response to Organised Crime?’ African Security Review Vol. 8, No. 2 (1999) <http://www.iss.co.za/Pubs/ASR/8No2/Schonteich.html> .

213

‘Controlling corruption: measures and institutions’.

214

44

International Co-operation in Criminal Matters Bill, de Proceeds of Crime Bill, de Proceeds of Crime Bill, de Extradiction Amendment Bill en de Special Invetigation Unit en Tribunal Bill.215

Effectiviteit

Zoals gezegd werd corruptie voornamelijk vanaf 1994 aangepakt. Over de effectiviteit daarvan bestaat onenigheid. Omdat 1994 een duidelijk keerpunt vormde voor Zuid-Afrika is er veel literatuur gewijd aan de situatie (van de corruptie) voor en na dit jaar. Dat maakt het mogelijk hier een goede afweging te maken. Over het algemeen is deze nieuwe periode wel een vooruitgang te noemen. Er waren veel positieve veranderingen doorgevoerd. Zo waren bijvoorbeeld de geheime projecten een belangrijke bron voor corruptie geweest en na 1994 waren er beduidend minder geheime overheidsprojecten. Het beëindigen hiervan betekende het einde van een van de meest lucratieve vormen van corruptie bij de overheid. Er was ook groot optimisme wat nog een extra impuls kreeg toen De Klerk en Mandela de Nobelprijs voor de vrede kregen. Het universele burgerschap en het toegenomen vertrouwen in de overheid, maakten ook dat er een gunstigere context was gecreëerd om anticorruptie campagnes te organiseren. Zuid-Afrika heeft een veelomvattend en praktisch wetgevend raamwerk wat in theorie een goede basis kan vormen om de corruptie aan te pakken. De transparante wetgeving behoort tot de meest sterke in de wereld. Daarnaast zijn er veel instellingen opgezet om corruptie te onderzoeken en te veroordelen en er is een goed opgezet programma om de wetgeving te herzien.216 Er heerst in Zuid-Afrika al met al een gunstig klimaat om de strijd tegen corruptie door te zetten. Alleen al het feit dat er nu zoveel bekend is over dit fenomeen, is te danken aan de hervormingen van ’94.

Volgens de publieke opinie vond er vanaf 1994 echter een toename van corruptie plaats, maar dit is mogelijk het gevolg van het feit dat er vanaf toen meer onderzoek gedaan werd naar corruptie en dat het hierdoor zichtbaarder werd.217 Door de vrijheid van pers en informatieverstrekking is er nu meer zicht op de machtsmisbruik. Uit de vele onderzoeken bleek dat corruptie eerder gewoonte was dan uitzonderling. De democratisering had de overheid minder geheimzinnig gemaakt en corruptie was op bepaalde terreinen verboden. Daarnaast waren de overheidstaken op andere domeinen uitgebreid waardoor er ook nieuwe mogelijkheden voor misbruik van macht ontstonden.218. Oude vormen van corruptie werden bestendigd en gecombineerd met nieuwe vormen. Hierdoor verscheen er een breed scala aan vormen van corruptie, zowel corruptie die typerend was voor Sub-Sahara Afrika, als vormen die we vinden in Europa en Azië. De negen nieuwe provinciale besturen waren sterk verwikkeld in corruptie. Systematische corruptie ging gelijk op met de continuïteit van bestuur van de oude thuislanden. De corruptie van voormalige ambtenaren werd gewoon meegenomen naar de

215

‘Controlling corruption: measures and institutions’.

216

‘Republic of South Africa Public Administration Country Profile’, Division for Public Administration and Development Management (DPADM) en Department of Economic and Social Affairs (DESA) en United Nations, januari 2004, 14-16.

217

Lodge, Politics in South Africa, 133.

218

45

In document De cultuur van corruptie (pagina 41-45)