• No results found

Daadwerkelijke schade van gemeten effecten in oppervlaktewater We kunnen schatten welk percentage van de soorten schade kan ondervinden, maar

In document Bestrijdingsmiddelen en waterkwaliteit (pagina 42-44)

hoeveel schade treffen we nu aan als we in het veld gaan kijken? Massale vissterfte als gevolg van incidenten met bestrijdingsmiddelen waren er in de periode van 1989 tot 1999 gemiddeld bijna zeven keer per jaar (De Snoo & De Jong, 1999).

In de zomer van 2007 was er nog een giflozing op de Maas gemeld. De biologische monitor met watervlooien gaf hierbij een hoge toxiciteit van het rivierwater aan. Zonder voorafgaande alarmering vanuit België was deze calamiteit daarom ook ontdekt. De giflozing had een massale vissterfte tot gevolg. Achteraf bleek dat het een lozing van 70 kg gewasbeschermingsmiddelen (chloorpyrifos en cypermethrin) betrof - die overi- gens ook door het verantwoordelijke bedrijf zelf werd gemeld (Rotteveel et al., 2009).

We hebben een eenvoudige enquête gehouden bij 26 waterkwaliteitsbeheerders om te achterhalen hoeveel incidenten zich hebben voorgedaan in de periode van 1999 tot 2010; 18 waterschappen reageerden, hetgeen een respons van 70% betekent, wat vrij hoog is. Er is gevraagd naar die incidenten waarbij de oorzaak van de vissterfte duide- lijk te wijten was aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Deze gegevens worden niet geharmoniseerd en/of centraal verzameld. Het aantal gemelde incidenten is sterk afgenomen (figuur 6.6). Twee waterschappen meldden incidenten met endosulfan, een middel dat in Nederland al lang is verboden. In één geval betrof het illegaal gebruik in Brabant in 2000; nadat een jerrycan was omgevallen, trad massale vissterfte op. De betrokken agrariër had het middel in België gekocht en is vervolgd. Het andere geval betrof een bovenstroomse lozing in België in 2006, waardoor in Zuid-Limburg massale vissterfte optrad; het gebruik van endosulfan is in België pas sinds medio 2007 verboden.

In het beheersgebied Regge en Dinkel is uit 2007 één incident bekend met bestrij- dingsmiddelen. In het beheersgebied Hunze en Aa kantelde in 2010 een spuitmachine, waarna het middel Valdon (werkzame stoffen benthiavalicarb-isopropyl en mancozeb) in een sloot stroomde en tientallen dode visjes zijn gevonden over een lengte van 100 meter.

In de periode 1999-2010 zijn dus slechts vier gevallen van vissterfte bekend die duidelijk gekoppeld waren aan bestrijdingsmiddelengebruik.

Figuur 6.6 Aantal incidenten met vissterfte tot gevolg.

0 2 4 6 8 10 12 1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009

aantal incidenten door endosulfan

Dit geringe aantal incidenten zou enerzijds verklaard kunnen worden doordat middelen die zeer giftig zijn voor vissen niet meer zijn toegelaten. Anderzijds is niet uit te sluiten dat er incidenten met bestrijdingsmiddelen niet als zodanig worden herkend, bijvoorbeeld omdat vissterfte in bepaalde perioden van het jaar wordt toegeschreven aan zuurstofgebrek.

Bestrijdingsmiddelen die in sloten terechtkomen kunnen de fauna veranderen en leiden tot een verarming aan soorten (Heckman, 1981; Van den Brink et al., 1996; Teunissen-Ordelman & Schrap, 1996). Verstoringen of sub-lethale effecten op de water- flora en -fauna zijn veel moeilijker te bepalen dan sterfte als gevolg van een incident. In het begin van de 90-er jaren bevatten de sloten in glastuinbouwgebieden een duide- lijk soortenarmere fauna aan ongewervelde dieren dan de sloten elders (Teunissen- Ordelman & Schrap, 1996). Insecten, zoals haften en kokerjuffers, en kreeftachtigen, zoals watervlooien, verdwenen als er insecticiden in het water komen (Teunissen- Ordelman & Schrap, 1996). Uit proeven in experimentsloten bleek dat de insecten- en kreeftenfauna pas na een half jaar was hersteld na het toedienen van een relatief hoge maar realistische dosis van chloorpyrifos, een insecticide (Van den Brink et al., 1996).

Er zijn meer recent twee veldstudies uitgevoerd in de oppervlaktewateren van het waterschap Delfland. Daar bleek de samenstelling van de macrofauna ook in recente jaren nog afwijkend (Postma & Keijzers, 2008). Kreeftachtigen waren zo goed als afwezig en de populatie aan waterpissebedden was aan het herstellen. Statistische analyse van de data verzameld in 2000 liet zien dat de sterfte van watervlooien (Daphnia magna) is gecorreleerd met de totale chemische verontreiniging, waarvan bestrijdingsmiddelen een belangrijk deel uitmaken (Baas et al., 2009). In hoeverre de verarmde soortensamen- stelling is te wijten aan bestrijdingsmiddelen is nog niet zo eenvoudig vast te stellen, omdat er naast soorten die verdwijnen ook soorten zijn waarvan de aantallen vermoe- delijk door indirecte oorzaken toenemen (De Zwart, 2005a; De Zwart 2005b). Belasting van watersystemen met bestrijdingsmiddelen kan leiden tot effecten op de ecosysteem structuur die lijken op eutrofiëring. Arts & De Lange (2008) geven in hun modelstudie van aquatische systemen voorbeelden van verschillende situaties waarbij toename van algen en afname van waterplanten in gang wordt gezet door concentraties aan insec- ticiden, herbiciden en fungiciden. Immers watervlooien zijn gevoelig voor insecticiden, en de afname van deze grazers heeft invloed op de bloei van algen. In waterplantge- domineerde systemen wordt algenbloei in de vorm van algen op waterplanten op de langere termijn echter meestal wel weer onderdrukt door onder andere slakken (Arts & De Lange, 2008). Verhoogde herbiciden concentraties in een watergang kunnen leiden tot afname van het zuurstof gehalte en pH verlaging, waardoor waterplanten afnemen en algen de overhand nemen. De studie is gebaseerd op kennis uit het model PERPEST en op basis van literatuur en mesocosm studies. Het zou goed zijn dat er veldgegevens komen om dit te verifiëren.

Inmiddels is het water schoner geworden (hoofdstuk 4). We weten niet goed in hoeverre bestrijdingsmiddelen in kleine wateren op dit moment de werkelijke ecologi- sche kwaliteit aantasten. Er is behoefte aan meer en ook actuelere data die verzameld is in het veld. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water (2000) is naast het meten van de waterchemie voor de beoordeling van de waterkwaliteit ook het monitoren van ecologische parameters steeds belangrijker geworden. Hierdoor wordt het hopelijk mogelijk om beter in te schatten hoe en of de soortenrijkdom maar ook de aantals- verhoudingen waarmee de soorten voorkomen in water wordt aangetast door bestrij- dingsmiddelen emissies. De systematische rapportage kan in de toekomst dan worden gebruikt om de aard en omvang van de ecologische schade veroorzaakt door stoffen te beschrijven.

Literatuur

Arts, G. & H. de Lange, 2008. Kan belasting van watersystemen met bestrijdings- middelen de gevolgen van eutrofiering voor aquatische ecosystemen versterken? Alterra rapport 1747, ISSN 1566-7197.

Baas, J., H. Hoogenboom & B. Kooijman, 2009. Sterfte van Daphnia in beheergebied Delfland verklaard. H2O 16/17: 35-37.

De Snoo, G.R. & F.M.W. de Jong (eds.), 1999. Bestrijdingsmiddelen en milieu. Uitgeverij Jan van Arkel, Utrecht.

De Zwart, D., 2005a. Impact of Toxicants on Species Composition of Aquatic Communities: Concordance of Predictions and Field Observations. Proefschrift, Universiteit van Amsterdam.

De Zwart, D., 2005b. Ecological effects of pesticide use in the Netherlands: Modeled and observed effects in the field ditch. Integrated Environmental Assessment and Management 1: 123-134.

Heckman C.W., 1981. Long term effects of intensive pesticide applications on the aquatic community in orchard ditches near Hamburg, Germany. Archieves of Environmental Contamination and Toxicology 10: 393-426.

Postma, J.F & C.M. Keijzers, 2008. Twee decennia monitoring van bestrijdingsmiddelen en Daphnia’s. Een data-analyse voor het beheersgebied van HH Delfland.

Ecofide rapport 008 in opdracht van Rijkswaterstaat Waterdienst.

Posthuma, L., G.W. Suter II & T.P. Traas, 2002. Species sensitivity distributions in ecotoxicology. CRC Press. Lewis Publishers ISBN: 1-56670-578-9.

Richtlijn 2000/60/EG van het Europees parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid. Publicatieblad nr. L 327 van 22-12-2000: 1-72.

Rotteveel, S, J. van Steenwijk & J.P. van den Beuken, 2009. Het water bewaakt. Visionair 11: 21- 23.

Teunissen-Ordelman, H.G.K. & S.M. Schrap, 1996. Bestrijdingsmiddelen. Watersysteemverkenningen 1996. Een analyse van de problematiek in aquatisch milieu. RIZA nota 96.040. Min. V&W, Den Haag.

Van der Meent D., 1999 Potentieel Aangetaste Fractie als maatlat voor toxische druk op ecosystemen. RIVM rapport 607504007 Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Bilthoven.

Van den Brink, P.J., R.P.A. van Wijngaarden, W.G.H. Lucassen, T.C.M. Brock & P. Leeuwangh, 1996. Effects of the insecticide Dursban® 4E (active ingredient

Chlorpyrifos) in outdoor experimental ditches: II. Invertebrate community responses and recovery. Environmental Toxicology and Chemistry 15: 1143-1153.

PAGINA 85 ____

Drinkwater: normen

en overschrijdingen

In document Bestrijdingsmiddelen en waterkwaliteit (pagina 42-44)