• No results found

H OOFDSTUK 3: I NSURGENCY EN C OUNTERINSURGENCY ‘It is more important today, with recent experience in the wars in Afghanistan and

3.4 D E DERDE PERIODE : 2010-

In de derde en laatste periode – 2010-2017 – is er binnen het militair-historisch

wetenschappelijk debat aandacht voor het veranderende karakter van een insurgency. Nog steeds vormen de oorlogen in Irak en Afghanistan een grote inspiratiebron voor het denken en schrijven over insurgency en counterinsurgency.

Een belangrijke ontwikkeling voor insurgencies en counterinsurgencies is de veranderende rol van de media. Het internet en de internationale media zijn belangrijke instrumenten geworden voor zowel de insurgents als de counterinsurgency troepen. Volgens Steven Metz moet het gebruik van het internet en de media door insurgents opgedeeld worden is drie aparte, maar nauw met elkaar verbonden items. Zo is er de technologie zelf, de

systemen voor het gebruik van deze technologie en de cultuur waarin de technologie gehanteerd wordt. De technologie zelf heeft betrekking op het bestaan van het internet, de technologie die het maken van foto’s en video’s mogelijk maakt en bijvoorbeeld de

technologie waardoor er mobile communicatie mogelijk is. De systemen voor het gebruik van deze technologie betreffen vervolgens het World Wide Web, e-mail en programma’s die het delen van ideeën, documenten en foto’s mogelijk maken (bijvoorbeeld Facebook en

Twitter).153 De bovenstaande twee items zijn over het algemeen gemakkelijk toegankelijk voor insurgents, het is juist het derde element wat het internet en de media tot een belangrijk wapen maken. Metz noemt het belangrijkste element antiauthoritarianism, wat zo goed vertaald kan worden als anti-autoritair. Het zijn vooral de jongeren die gevoelig zijn voor ideeën die anders zijn dan wat de heersende elite op dat moment proclameert. Via allerlei moderne technieken kan een insurgency dus snel ontstaan en uitgroeien. De uitdaging voor insurgents is het vervolgens organiseren, operationaliseren en behouden van het anti- autoritaire karakter.154 Concluderend stelt Metz:

‘The Internet and new media also provide insurgents with a greatly expanded and more secure capacity for training, operational planning, and intelligence gathering. As Timoty Thoma notes, it provides “anonymity, command and control resources, and a host of other measures to coordinate and integrate attack options”’.155

153 Steven Metz, ‘The Internet, New Media, and the Evolution of Insurgency’, Parameters (2012) 80-90, aldaar

82.

154

Metz, ‘The Internet’, 83.

53

Een andere belangrijke ontwikkeling, niet alleen in het academische maar ook het politieke domein, is dat er meer aandacht komt voor counterinsurgency als nation building. De oorlogen in Irak en Afghanistan maakten dit nogmaals pijnlijk duidelijk. Een

counterinsurgency strategie en doctrine moeten zich daarom naast het verslaan of controleren van een insurgent ook richten op de lange termijn. Een counterinsurgency interventie kan niet ophouden na het verslaan van een insurgent. Er is bijna altijd behoefte aan institutionele en sociale hervormingen. Gian P. Gentile omschrijft dit als volgt: ‘To think of modern

counterinsurgency as major Western powers currently practise it as anything other than nation-building at its core is not to understand its true nature.’156

3.5DE HISTORISCH-KRITISCHE EN DIACHRONISCHE ANALYSE

In deze paragraaf worden de deelconclusies gepresenteerd van de historisch-kritische en diachronische analyse zoals deze naar voren zijn gekomen in de paragrafen één, twee, drie en vier. In deze paragraaf wordt er bij de historisch-kritische analyse gekeken naar de

maatschappelijke context die een rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de begrippen voor de termen insurgency en counterinsurgency. Bij de diachronische analyse wordt er gekeken welke elementen uit de drie periodes steeds terugkeren en hoe de invulling van de termen veranderd is.

De ontwikkeling van de termen in het militair-historisch debat kan worden verdeeld in drie periodes. In eerste periode, van 1980 tot 2001, is er veel aandacht voor beide termen vanwege de aanwezigheid van vele (communistisch) geïnspireerde insurgencies. In de nasleep van de Vietnam Oorlog blijkt dat deze ervaringen, samen met de Franse en Engelse

ervaringen in respectievelijk Indochina, Algerije en Malaya, een belangrijke informatiebron vormen voor het denken en schrijven over insurgencies en counterinsurgencies. Ook is het klassieke werk van Mao – On Guerrilla Warfare – een belangrijke bron voor informatie over insurgencies. In de jaren na deze oorlogen worden de (klassieke) methoden en tactieken voor moderne counterinsurgency operaties gevormd.

In de tweede periode – van 2001 tot 2010 – wordt dit nogmaals duidelijk als Amerika na de aanslagen van 9/11 wederom gaat deelnemen aan counterinsurgency operaties. De doctrine die dan gevormd wordt is voor een groot gedeelte nog gestoeld op de klassieke theorieën. De ervaringen in Irak en Afghanistan maken echter dat er een verandering plaats

54

vindt in het denken en schrijven over insurgency en counterinsurgency. Academici in de eerste periode waarschuwden al voor de ineffectieve counterinsurgency strategie van

Amerika; in de tweede periode wordt de kritiek op het Amerikaanse beleid sterker. Academici gaan zich in het militair-historisch debat richten op een nieuwere, effectievere

counterinsurgency strategie. Het belangrijkste element hierbij is dat counterinsurgency doctrines flexibel moeten zijn en zich moeten kunnen aanpassen naar de omstandigheden. Militair overwicht alléén is niet meer afdoende. In deze periode komen er ook vragen op over de kenmerken van de war on terror en of er gesproken kan worden van een wereldwijde insurgency. In het licht van de aanwezigheid van de Taliban en Al-Qaida is het niet vreemd dat dit debat juist in deze periode opkomt.

In de laatste periode is echter weer meer aandacht voor de individuele kenmerken van insurgencies. De moderne insurgencies maken daarnaast goed gebruik van het internet en allerlei nieuwe vormen van media. Dit geeft weer een hele nieuwe dimensie aan een

insurgency. In deze periode ligt de nadruk ook op de grotere rol van counterinsurgency. Ook in de vorige periodes was er al veel aandacht voor de niet-militaire activiteiten in een

counterinsurgency operatie maar in de laatste periode wordt dit uitgebreider. Er is dan ook vooral veel aandacht voor het concept van nation building binnen een counterinsurgency operatie.

De historisch-kritische en diachronische analyse laten zien dat de maatschappelijke context van grote invloed is geweest op de ontwikkeling van de termen insurgency en counterinsurgency in het wetenschappelijk debat. De invloed van de klassieke denkers en Maoïstische neemt na verloop van tijd af en maakt plaats voor een meer gefragmenteerde en individuelere benadering van insurgency en counterinsurgency operaties.

3.6DE SEMASIOLOGISCHE EN ONOMASIOLOGISCHE ANALYSE

In deze paragraaf worden de deelconclusies van de semasiologische en onomasiologische analyses, zoals deze indirect zijn behandeld in de paragrafen één tot en met vijf, uiteengezet. Er wordt allereerst ingegaan op de semasiologische analyse waarbij er gekeken wordt naar de vele invullingen die de termen insurgency en counterinsurgency hebben gekregen in het militair-historisch wetenschappelijk debat. Vervolgens wordt er bij de onomasiologische analyse gekeken welke termen min of meer hetzelfde betekenen als insurgency en counterinsurgency.

55

De term insurgency heeft door de jaren heen vele invullingen gekregen in het militair- wetenschappelijk historisch debat. Deze invullingen hadden voornamelijk betrekking op de verschillende vormen van insurgencies die geanalyseerd werden. Overkoepelend zijn er echter ook een aantal kenmerken te noemen die in bijna ieder begrip terug te vinden zijn. Zo kan een insurgency bijna altijd getypeerd worden als een opstand van een militair gezien zwakkere partij. Dit betekend echter geenszins dat de militair sterkere partij – meestal de

counterinsurgency troepen – daarmee gemakkelijk een overwinning kunnen behalen. De motieven voor een insurgency zijn daarnaast vaak te herleiden tot politieke en economische motieven en is het geregeld in het voordeel van een insurgency om het conflict te laten sluimeren. Een insurgency heeft daarnaast ook de behoefte aan de neutrale of actieve steun van het volk. Een insurgency kan daarnaast zowel gebruikt worden voor een binnenlandse als een grensoverschrijdende groep opstandelingen die in meer of mindere mate het heersende regime van een land of regio willen verslaan. Een insurgency kan zich tot slot ook richten op een speler op het wereldtoneel, bijvoorbeeld in het geval van de Taliban en Al-Qaida die zich voornamelijk richtten tegen Amerika.

De invullingen voor de term counterinsurgency zijn minder talrijk. In zijn meest simpele en treffende vorm betekend counterinsurgency namelijk het verslaan of – counteren – van een insurgency. Er zijn wel veel verschillende vormen van counterinsurgency operaties te onderscheiden maar deze krijgen hun vorm al naar gelang de vorm van de insurgency die verslagen moet worden. Er is in de literatuur echter wel meer aandacht gekomen voor de niet- militaire activiteiten tijdens een counterinsurgency missie. Deze zijn een belangrijkere rol gaan spelen in de invullingen van de term counterinsurgency in het militair-historisch wetenschappelijk debat.

Uit de onomasiologische analyse is vervolgens gebleken dat er weinig termen zijn die min of meer hetzelfde betekenen als insurgency en counterinsurgency. Een eerste term die voor insurgency misschien in de buurt zou kunnen komen is de term opstand. Deze term is echter, net als vele anderen, te beperkt om de complexe lading van de term insurgency

volledig te omvatten. Een tweede term die in de buurt komt om insurgency te vervangen is de vroege voorloper van de term insurgency, namelijk small wars. Het probleem van deze term is echter dat de betekenissen die vallen onder deze term te breed zijn om ook van toepassing te zijn op insurgency. Onder small wars vallen bijvoorbeeld ook vredesmissies en low- intensity conflicten. Deze type conflicten zijn echter beduidend anders dan insurgencies waardoor ook de term small wars vervalt. De term die wellicht nog het meest in de buurt komt van een insurgency is een guerrillastrijd. Ook deze term is echter net als de term opstand

56

te beperkt. Tot slot is er nog de term terrorisme. Hoewel veel insurgencies gebruik maken van terrorisme als tactiek, gaat het mijns inziens te ver om de term terrorisme gelijk te stellen aan een insurgency. Ik volg daarom de lijn dat terrorisme een methode is die gehanteerd kan worden door insurgents. Voor de term counterinsurgency is het zo mogelijk nog lastiger om een vervangende term te vinden. De enige term die in de buurt komt is counter-revolutionary warfare. Deze term wordt echter nauwelijks meer gebruikt. De term counterinsurgency is daarmee een duidelijke en waardevolle term voor het wetenschappelijk debat, in essentie is een counterinsurgency namelijk simpelweg het counteren van een insurgency.

3.7 Conclusie

In dit hoofdstuk is er een beknopte begripsgeschiedenis gegeven van de termen insurgency en counterinsurgency. Dominante theorieën die in het militair-historisch wetenschappelijk debat aan bod komen zijn in dit hoofdstuk uiteengezet aan de hand van drie tijdsperiodes. De vier methodologische pijlers van de Duitse Geschichtliche Grundbegriffe hebben als leidraad gediend bij het schrijven van dit hoofdstuk.

De historisch-kritische analyse is allereerst terug gekomen in paragraaf één tot en met vier, waarna in paragraaf vijf de deelconclusie van deze pijler is gepresenteerd. Uit de

historisch-kritische analyse is naar voren gekomen dat de maatschappelijke context van grote invloed is geweest op het denken en schrijven over insurgency en counterinsurgency. De belangrijkste gebeurtenissen in dit verband zijn de Koude Oorlog en de Vietnam Oorlog alsmede de aanslagen van 9/11 en de daarop volgende Amerikaanse interventies in Irak en Afghanistan. Uit de diachronische analyse is vervolgens gebleken dat de klassieke ideeën over insurgency en counterinsurgency nog tot halverwege het eerste decennium van de 20e eeuw een belangrijke rol speelden. De klassieke ideeën maken langzaam plaats voor een meer specifieke en evenwichtigere analyse van 21e-eeuwse insurgencies en daaropvolgende

counterinsurgency operaties. De semasiologische en onomasiologische analyse hebben tot slot het meer talige karakter van beide termen weergegeven. Zoals gebleken is uit de

semasiologische analyse zijn er veel begrippen te vinden voor de term insurgency waarbij enkele overkoepelende thema’s steeds terugkeren. De onomasiologische analyse heeft aangetoond dat er eigenlijk geen termen zijn op dit moment die de termen insurgency en counterinsurgency volledig kunnen vervangen.

De onomasiologische analyse toont daarmee het belang van beide termen aan voor het wetenschappelijk debat. Niet alleen het gegeven dat er geen geschikte vervanger aanwezig is

57

voor beide termen geeft het bestaansrecht aan. Het type oorlogvoering dat beide termen omvatten is van een dusdanige aparte klasse dat de termen een bijdrage leveren aan het begrijpen van huidige en toekomstige conflicten. Insurgencies zullen nog in allerlei vormen het strijdtoneel van vandaag en morgen gaan bepalen; het begrijpen van dergelijke conflicten is de basis van een effectieve counterinsurgency strategie. Naast het specifieke karakter van een insurgency als vorm van oorlog moet echter niet worden vergeten dat er heel veel verschillende vormen van een insurgency mogelijk zijn. De individuele vormen van

insurgencies – en daarmee dus ook counterinsurgency operaties – vormen dan ook de grootste uitdaging voor beleidsmakers. Er kan geconcludeerd worden dat beide termen van groot belang zijn voor het begrijpen van hedendaagse oorlogvoering omdat de termen een duidelijk onderscheidende vorm van oorlogvoering weergeven.

58

CONCLUSIE

In deze scriptie is er een begripsgeschiedenis geschreven van drie temen in het militair- historisch wetenschappelijk debat. Deze drie termen – post(-)moderne oorlogvoering,

insurgency en counterinsurgency – worden niet alleen veelvuldig gebruikt in het academische domein, maar zijn ook gemeengoed geworden in het publieke en politieke domein. Dit zijn echter niet de enige drie termen die gebruikt worden om huidige en toekomstige

oorlogvoering te duiden. Zo wordt er in het wetenschappelijk debat ook gesproken over vierde generatie oorlogvoering, terrorisme of hybride oorlogvoering. Al deze termen maken deel uit van de pogingen van academici om de huidige en toekomstige oorlogen te

categoriseren. De poging tot categorisering toont een behoefte aan duidelijkheid en overzichtelijkheid aan. In deze scriptie heb ik gepoogd daar aan bij te dragen door het schrijven van een begripsgeschiedenis van drie gebruikte termen in het militair-historisch wetenschappelijk debat.

Er is voor een begripsgeschiedenis gekozen omdat deze kan bijdragen aan een beter begrip van een bepaalde term. Door te kijken naar de herkomst en ontwikkeling van een term alsmede naar termen die in meer of mindere mate hetzelfde betekenen kan mijns inziens het gebruik van een term geoptimaliseerd worden. Ik heb bij het schrijven van deze

begripsgeschiedenissen gebruik gemaakt van de methodologie uit de Geschichtliche Grundbegriffe, hét standaardwerk van de Duitse begripsgeschiedenis. De vier gehanteerde methodologische pijlers hadden betrekking op zowel de ontstaans- en

ontwikkelingsgeschiedenis als het talige karakter van de termen. Bij de historisch-kritische analyse – de eerste pijler – is er gekeken naar de maatschappelijke context die een rol heeft gespeelt bij de totstandkoming van de verschillende begrippen voor een term. Middels de diachronische analyse – de tweede pijler – is er vervolgens nagegaan welke oude

invullingen/begrippen doorwerken in nieuwe begrippen en hoe het begrip zich ontwikkeld heeft in een bepaalde tijdsperiode. De semasiologische analyse – de derde pijler – had betrekking op de vele begrippen of invullingen die achter een term schuilgingen. De

onomasiologische analyse – eveneens onderdeel van de derde pijler – richtte zich vervolgens op andere termen die min of meer hetzelfde betekenen als de oorspronkelijke term. De vierde pijler betrof het onderscheid dat gemaakt moest worden tussen een term en een begrip. Deze pijler heeft in deze scriptie als volgt vorm gekregen: een begrip vormt een invulling van een term, waarbij er uiteraard meerdere begrippen onder een term kunnen vallen.

59

In het eerste hoofdstuk is er gekeken naar het militair-historisch debat wat de context heeft gevormd waarin de debatten over post(-)moderne oorlogvoering, insurgency en

counterinsurgency hebben plaatsgevonden of nog steeds plaatsvinden. Dit militair-historische debat bestaat uit vele kleine debatten die vaak met elkaar verbonden zijn of in elkaar

overgaan. Voornamelijk de debatten over de rol van de technologie en de relevantie van Clausewitz klinken door in de debatten over post(-)moderne oorlogvoering, insurgency en counterinsurgency.

Om vervolgens de hoofdvraag van deze scriptie te kunnen beantwoorden – Wat is de begripsgeschiedenis van post(-)moderne oorlogvoering, insurgency en counterinsurgency? – is er in de hoofdstukken twee en drie specifiek ingegaan op de debatten van de drie termen. In hoofdstuk twee is allereerst ingegaan op het debat rondom de term post(-)moderne

oorlogvoering. In dit hoofdstuk heb ik betoogd dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen de term post-moderne oorlogvoering (met dwarsstreepje) en postmoderne

oorlogvoering (zonder dwarsstreepje). De eerste term betreft oorlogen die plaatsvinden in de periode na het moderne waarbij auteurs in hun analyse niet noodzakelijkerwijs een verbinding tonen met het postmodernisme als wetenschapsfilosofie. Voor de term postmoderne

oorlogvoering betreft het daarentegen wel analyses over toekomstige oorlogvoering waarin postmodernistische elementen zijn terug te vinden.

Vervolgens is er in dit hoofdstuk gekeken naar ontwikkelingen binnen de politieke, economische, technologische en sociale context. Deze ontwikkelingen hebben bijgedragen aan de overgang van moderne naar post(-)moderne oorlogen. De veranderende

machtsverhoudingen en snelle globalisering zorgden voor een omgeving waarin nieuwe actoren hun intrede doen op het slagveld. Niet alleen het groeiend aantal actoren, ook de technologische veranderingen hebben ervoor gezorgd dat het karakter van oorlogen sterk veranderde.

Deze ontwikkelingen hebben tot gevolg gehad dat er veranderingen kwamen in het denken en schrijven over oorlog. In het militair-historisch wetenschappelijk debat kan er derhalve een onderscheid gemaakt worden tussen academici die spreken van post-moderne oorlogen en postmoderne oorlogen. Academici die spreken van post-moderne oorlogen leggen de nadruk op het veranderende karakter van de huidige en toekomstige oorlogen ten opzichte van de moderne oorlogen. De post-moderne periode is aangebroken en oorlogen zijn

beduidend anders dan moderne oorlogen. In deze analyses zijn er niet noodzakelijkerwijs verbindingen met het postmodernisme. Dit is anders bij academici die spreken van

60

kenmerken van het postmodernisme terug te vinden. De nadruk ligt dan vooral op het niet- lineaire en gefragmenteerde karakter van oorlogen. Ook wordt er beargumenteert dat

concepten als vriend, vijand, winnen en verliezen voor iedere oorlogen apart worden ingevuld. Dé werkelijkheid of waarheid van een oorlog bestaat dus niet; de invulling van de concepten is fluïde.

In de ontwikkeling van het militair-historisch debat over post(-)moderne

oorlogvoering zijn er vervolgens vier fases te onderscheiden. In de eerste en derde fase is er een duidelijke verbinding met het postmodernisme zichtbaar. In de tweede en belangrijker de laatste fase van het debat neemt deze verbinding echter af. Concluderend kan worden

vastgesteld dat de term post(-)moderne oorlogen haar verbinding met het postmodernisme verliest en dat er dus het beste gesproken kan worden van post-moderne oorlogen. De term is hiermee te karakteriseren als een term met een demarcatiefunctie. De term geeft namelijk het verschil aan tussen moderne en post-moderne oorlogen. De demarcatiefunctie vormt mijns inziens de legitimering van de term.

In hoofdstuk drie is vervolgens ingegaan op het termenpaar insurgency en

counterinsurgency. Ook voor dit termenpaar is gebleken dat de maatschappelijke context van groot belang is geweest op de ontwikkeling van de termen in het militair-historisch debat. De