• No results found

7 Analyse: de P420 matrix ingevuld

7.4 Cultuur

De cultuur van kennisdelen in de pilot Pluimveekennis wordt onder de individuele participanten gekenmerkt door vertrouwen in elkaar (+). Het is een relatief klein wereldje, individuen kennen elkaar en contacten zij veelal informeel. Uit de interviews bleek dat men graag met elkaar wil samenwerking om tot verbetering van kd en kc te komen. Men voelt een 'sense of urgency' hiertoe. Vaak werd aangegeven dat er iets moest gebeuren voordat er straks geen pluimveekennis meer in Nederland is.

In de begeleidingscommissie van het gewasbeschermingonderzoekprogramma zitten individuen die bewust kennis komen halen, en niet komen brengen (-). Dit werd aangegeven tijdens gesprekken met betrokkenen. In de pilot Boomkwekerij zijn er binnen de groep weinig feitelijke obstakels bij het uitwisselen van kennis (+). Iedereen is ervan doordrongen dat het niet past om allemaal het wiel uit te vinden en er ook nog zelf “een karretje op te bouwen”.

In de pilots Genomics wordt door sommige docenten expliciet aangegeven dat men bewust persoonlijke netwerken voor kennisuitwisseling (bijvoorbeeld gastsprekers uit het onderzoek), niet deelt met collega docenten om te voorkomen dat een gastspreker overvraagd wordt (-). Een citaat is: '…het nadeel is echter dat als bekend wordt dat een bepaalde onderzoeker een goede lezing geeft, er zoveel vraag komt van

scholen dat het de onderzoeker te veel tijd gaat kosten en hij daardoor stopt met lezingen houden. Het is daarom soms beter om niet aan te veel mensen te vertellen dat een bepaalde spreker langskomt.'

Bij PAL hebben de individuele projectleiders van zowel het onderwijs als het onderzoek, niet de neiging om de kennis uit plattelandsprojecten voor zichzelf te houden. Er is echter niet geconstateerd binnen de pilot datkennisuitwisseling,iniedergevaldoordeonderwijsvertegenwoordiger,opeigen initiatief plaatsvindt (+/-). Organisatieniveau

Op het gebied van pluimveekennis werken kennisinstellingen ad hoc samen waardoor vernieuwing op korte termijn plaatsvindt en niet wordt ingebed (-). Onderzoek- en onderwijsinstellingen zien elkaar nog te veel als concurrenten, bleek uit de interviews. Maar ook binnen het onderzoek en vooral onderwijs zien instellingen elkaar onderling als concurrenten. Deze hokjescultuur moet geslecht worden om tot gestructureerde samenwerking te komen op de langere termijn. De samenwerking met het bedrijfsleven is tot slot helemaal een lastige. Zij zien het belang van samenwerking met, in hun ogen, publieke kennisinstellingen vaak niet in. Uit concurrentiebelang en soms overlevingsnoodzaak, worden andere prioriteiten gesteld dan samenwerking met het onderwijs en onderzoeksinstellingen zoals Wageningen UR.

In de pilot Boomkwekerij nieuwe stijl wordt duidelijk gesignaleerd dat nog niet alle organisaties een cultuur van lerende organisatie hebben (-). De oorzaak daarvan komt mede voort uit de zeer uitgebreide regelgeving, waar niet van afgeweken zou kunnen en mogen worden.

In de pilot Genomics heerst bij het onderzoek (nog) geen cultuur van kennisuitwisseling (-). Artikelen worden vaak in wetenschappelijke taal geschreven. Weinig wetenschappers zijn geneigd om een meer populair taalgebruik te gebruiken of een versie van het artikel dat op een populairdere manier is geschreven, te maken. Voor de onderzoekers ontbreekt de noodzaak tot publiceren in meer populair geschreven bladen. Er is hier geen prikkel voor, waardoor het niet lonend is. In het onderwijs lijkt men in principe bereid om kennis te delen met elkaar (+). Docenten van de sectie rondom natuurwetenschappen werken vaak samen en informeren elkaar over de ondernomen activiteiten. In sommige situaties lijkt er wel sprake te zijn van het afschermen van netwerken voor mensen van buiten de eigen school (-). Een voorbeeld is een docent die vertelt dat het lastig is om sprekers te krijgen die van toegevoegde waarde zijn voor de leerlingen (zie individu).

Netwerkniveau

Het pluimveekennisnetwerk bestaat uit enthousiaste participanten die pro-actief kd en kc willen verbeteren door samenwerking (+). Het probleem is echter dat door het bedrijfsleven, dat gezien wordt als een essentiële partner, vaak andere prioriteiten worden gesteld dan samenwerking met het onderwijs en onderzoek. In de pilot zijn echter wel een aantal participanten uit het bedrijfsleven die hebben toegezegd pro-actief te willen samenwerken en het belang van meer kd en kc inzien.

In de pilot Boomkwekerij nieuwe stijl werken actoren uit zowel het onderzoek, onderwijs en bedrijfsleven samen aan de vernieuwing van het boomteeltonderwijs. Alle partners in het project hebben affiniteit met de boomkwekerij (+). Het betekent dat de instellingen, of in de buurt van een teeltcentrum zijn gelegen (Wellantcollege, Princentuin College, AOC Limburg en Helicon Opleidingen/Boxtel), of historisch de sector altijd bediend hebben (Wellantcollege, AOC Terra), of de boomteelt als nieuwe doelgroep hebben op basis van de vraag (De Groene Welle, Helicon Opleidingen/Helmond en Geldermalsen). In het project zijn ook kennispartijen aanwezig. Deze werken enerzijds acquirerend (DLV, NAKT) en kunnen anderzijds snel reageren op geconstateerde behoeften (PPO, Aequor). In de groep is er de ambitie om met elkaar, een klantgerichte opleiding neer te zetten. Binnen de groep zijn er weinig feitelijke obstakels bij het uitwisselen van kennis. Iedereen is doordrongen dat het niet past om allemaal het wiel uit te vinden en er ook nog zelf een karretje op te bouwen.

Bij PAL hebben de onderzoeksinstellingen vaker structurele contacten voor kennisuitwisseling met het bedrijfsleven dan het onderwijs (+/-). Zij worden doorgaans gezien als leverancier van kennis. Voor het onderwijs is zowel het brengen als halen van kennis interessant. Daarvoor is verwevenheid met en

vertrouwen van de andere netwerkpartners nodig. Door geringe succesverhalen van het onderwijs zijn deze netwerkcontacten spaarzaam. Ook het onderzoek en onderwijs vinden elkaar moeizaam vanwege cultuurverschillen (-).

7.5 Competenties