• No results found

Creatieve klasse en het belang van creativiteit voor de economie

In document Nederland en de creatieve stad (pagina 68-86)

Hoofdstuk 2 Creatief cultuurbeleid in Nederlandse steden

2.2 Leeuwarden

2.2.3 Creatieve klasse en het belang van creativiteit voor de economie

Tijdens de bestudering van de cultuurnota’s van Leeuwarden is er op gelet of de term creatieve klasse voorkwam of dat er beschrijvingen van een beroepsgroep of groep mensen werd gegeven die hier sterk aan doet denken. Er vielen toen enkele dingen op. Zo staat er in de nota van 2005-2008:

“Er wordt software ontwikkeld, websites gebouwd, boeken vormgegeven, games bedacht. Vormgevers en architecten, reclame- en theatermakers, bedenkers van evenementen,

69

kunstenaars, decorbouwers, erfgoedbeheerders: alles is er, en de uitdaging is nu ze met elkaar in contact te brengen en met elkaar te verbinden.” (18, 2005-2008)

De omschrijving in deze quote doet denken aan de creatieve klasse, zij het wat smal. Beroepen met meer een nadruk op kennis, zoals professoren, denktankwerkers of schrijvers worden hierbij niet genoemd. Het is dus niet duidelijk of de creatieve klasse wordt bedoeld.

In de nota van 2009 wordt wel de creatieve industrie genoemd:

“In de stad is inmiddels al heel wat creatieve industrie gevestigd: architecten,

webdesigners, grafische ontwerpers, beeldend kunstenaars, reclamemakers etc.” (23,

2009)

Zoals bij het onderzoek naar het cultuurbeleid van Groningen ook al werd opgemerkt, is de creatieve industrie een andere term dan de creatieve klasse van Florida, maar doet de omschrijving van beroepen die eronder vallen toch aan de creatieve klasse denken. Tijdens het interview met beleidsmedewerkers Sietze Bandringa en Lisa Heiem kwam naar voren dat de term creatieve klasse binnen de cultuurafdeling niet echt wordt gebruikt, maar wel de term creatieve industrie. Bandringa gaf aan dat het cultuurbeleid voornamelijk over kunst en cultuur gaat en dat de creatieve klasse veel breder is dan dat. Hij noemde de afdeling economische zaken wel als relevant bij deze term. Verder merkte hij op dat ze indirect wel bezig zijn met de creatieve klasse:

“Indirect is het wel zo. We hebben wel broedplaatsen (...) we zoeken wel naar

mogelijkheden om de creatievelingen in de stad een beetje te kunnen te ondersteunen, te faciliteren, (...) maar het gaat ook veel verder, creatieve klasse gaat ook over innovatie in watertechnologie en dat soort zaken. Maar we spreken niet echt over de term creatieve klasse.” (bijlage, interview Leeuwarden)

En ook zei Bandringa:

“Zonder dat wij het woord creatieve klasse ergens inderdaad in de beleidstukken hebben

staan, van wij gaan investeren in de creatieve klasse, is dat wel wat er gebeurt.” (bijlage,

interview Leeuwarden)

Volgens Florida en Landry is creativiteit tegenwoordig de motor achter de economie. In de actualiseringsnota van 2013 stond hierover:

“Investeren in de creatieve regio versterkt de economische kracht en de aantrekkelijkheid van de regio. De cultuur van de regio versterk je niet door krampachtig vast te houden aan het behoud van het “oude” cultuur maar door je open te stellen voor nieuwe

70

ontwikkelingen. Het al op jonge leeftijd ontwikkelen van creatief en innovatief denken leidt ertoe dat mensen kunnen inspelen op deze ontwikkelingen. En natuurlijk is de economische betekenis van culturele investeringen niet te onderschatten.” (8, 2013)

Deze quote komt erg overeen met de opvattingen van Florida en Landry, het openstellen voor nieuwe ontwikkelingen en het economische belang van creatief en innovatief denken. Ook bij het beleid ten opzichte van cultuureducatie wordt het belang van creatief en innovatief denken benadrukt en wordt gesteld dat dit een van de vaardigheden is die nodig zijn om goed mee te kunnen draaien in de samenleving:

“Cultuureducatie. Wij willen een essentiële bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen en jongeren (door middel van cultuureducatie op school) en volwassenen

(cultureel aanbod, passief en actief) waarmee zij zich kunnen ontwikkelen tot mensen met de volgende vaardigheden: creatief en innovatief denken, zichzelf leren presenteren, zelfvertrouwen ontwikkelen, motorische vaardigheden. Hierdoor kunnen zij volwaardig meedoen (zelfredzaamheid) in de samenleving.” (8, 2013)

Tijdens het interview vertelde Bandringa dat het belangrijk is voor de economie van Leeuwarden om jonge, hooggeschoolde mensen vast te kunnen houden:

“Ik denk dat het ook wel een economisch dingetje is, dat als je dit soort mensen kunt vasthouden voor je stad, is dat ook een soort economische impuls. Leeuwarden is een stad die van oudsher toch wel een stad met een laag inkomensniveau, veel laaggeschoolde arbeid, veel werkloosheid, maar ook een industrie die niet vraagt om hooggeschoolde mensen, ten minste van oudsher, en nu zie je dat dat meer begint te kantelen,

watertechnologie is een speerpunt en de dairy campus.” (bijlage, interview Leeuwarden)

Hier spreekt Bandringa dus niet over de creatieve klasse, maar eerder over McGuigans ‘human capital’. Naast dat het goed is voor een stad om leden van de creatieve klasse aan te trekken, kan het volgens Florida en Landry ook voordelen hebben wanneer zij dicht bij elkaar wonen of in een redelijk compact gebied werken. Dit kan multiplier effecten opleveren. In de cultuurnota’s van Leeuwarden kwam zulk gedachtegoed een aantal keer voor. In de nota van 2005-2008 werd er gesproken over een Cultureel Kwartier, waar meerdere culturele instellingen een plek kregen:

“In het Cultureel Kwartier worden krachten gebundeld en culturele functies geconcentreerd. Met de mogelijke verhuizing van de sectoren Dans en Toneel van Keunstwurk en de plannen om het Historisch Centrum Leeuwarden te huisvesten in het voormalige bestuurscentrum, krijgt het Cultureel Kwartier meer en meer vorm. De statige,

71

in haar oorspronkelijke vorm teruggebrachte Prinsentuin biedt met haar culturele

evenementen en cultuurhistorische karakter, het groene hart van het Culturele Kwartier.”

(1, 2005-2008)

Door het bij elkaar plaatsen van verschillende culturele functies kan wellicht een gunstig creatief cluster ontstaan. In de nota van 2009 werd het belang benadrukt om

verschillende creatievelingen met elkaar te verbinden:

“Er wordt software ontwikkeld, websites gebouwd, boeken vormgegeven, games bedacht. Vormgevers en architecten, reclame- en theatermakers, bedenkers van evenementen, kunstenaars, decorbouwers, erfgoedbeheerders: alles is er, en de uitdaging is nu ze met elkaar in contact te brengen en met elkaar te verbinden.” (18, 2009)

Voornamelijk deze quote uit de stadsvisie 2008-2020 doet denken aan het gunstige effect van clusters, zoals Florida en Landry dat noemen. Gemeente Leeuwarden denkt ook dat dit kan leiden tot het binden van inwoners aan de stad:

“We gaan creatieve bedrijfstakken faciliteren met bedrijfsverzamelplekken en waar mogelijk passende bedrijvigheid in wijken en buurten stimuleren. Dat bindt afgestudeerd talent aan de stad en biedt kansen op het vermarkten van creativiteit.” (12, 2008-2020)

In en creatieve stad is volgens Florida niet slechts één soort creativiteit te vinden, maar is juist een combinatie van technologische, zakelijke en culturele creativiteit belangrijk voor een gunstig economisch klimaat. In het cultuurbeleid van 2005-2008 werden een aantal verschillende pijlers benoemd, die overeenkomen met de soorten creativiteit die Florida gunstig acht:

“Cultuur is naast Kennisstad, Cure & Care en Kantorenstad, benoemd tot pijler van het stadsbeleid en opgenomen in het stedelijk ontwikkelingsprogramma Varen onder eigen vlag.” (4, 2005-2008)

Ook uit de volgende opmerking wordt een wisselwerking van tussen verschillende gebieden genoemd, alhoewel niet met zekerheid te stellen is dat het hier om creativiteit gaat:

“De randvoorwaarden om succesvol te zijn liggen mede op het gebied van marketing en communicatie, door het stimuleren van de wisselwerking tussen kunst, publiek en bedrijfsleven.” (5, 2005-2008)

In het interview noemen Bandringa en Heiem de volgens hen meest belangrijke vormen van creativiteit binnen Leeuwarden:

72

Bandringa: “Economisch gezien zijn het bij ons de speerpunten technologie en de Dairy campus. Dat is economisch gezien, innovatie, en gaming”

Heiem: “En popcultuur” (bijlage, interview Leeuwarden)

Landry benadrukt dat creatieve technologische innovatie steeds belangrijker wordt. Dit heeft te maken met de wisseling van een culturele naar een creatieve industrie. Hierover was niet iets te vinden in de cultuurnota’s van Leeuwarden, maar wel in de stadsvisie van 2008-2020:

“We profileren onze stad als proeftuin voor innovatieve concepten en projecten op het gebied van alternatieve energie.” (9, 2008-2020)

Tevens stelt Landry dat een balans tussen lokale bedrijvigheid (hij noemt dit buzz) en internationale verbindingen goed is voor ondernemerschap binnen de stad. In de nota van 2013 is redelijk wat aandacht voor de internationale profilering van Leeuwarden:

“Wij zetten in op internationalisering door middel van het stimuleren van uitwisselingen en in het aanbod, waarbij een sterke culturele infrastructuur essentieel is. (…) Wij vragen culturele organisaties om de verdergaande ontwikkeling van de virtuele wereld in hun dagelijkse praktijk in te bedden.” (9, 2013)

Een van de ambities van het cultuurbeleid heeft te maken met een uniek aspect van Leeuwarden en Friesland, namelijk hun eigen taal. Dit willen ze gebruiken om een internationale positie in te nemen, die ook een weerslag heeft op lokaal niveau:

“De ambitie is om in 2025 het taallaboratorium van Europa te zijn, om hiermee een belangrijke bijdrage te kunnen leveren aan het ‘Open Mienskip’ [open gemeenschap]. Om dit te kunnen realiseren is het van belang om kinderen al op zo’n vroeg mogelijke leeftijd in aanraking te laten komen met lezen en met meertaligheid.” (12, 2013)

Vervolgens wordt nogmaals de wisselwering tussen internationale verbindingen en lokale bedrijvigheid geïllustreerd in de nota van 2013:

“Wij vinden het belangrijk om in het kader van ‘Open Mienskip’ internationale kunstenaars en cultuurmakers te betrekken bij wat zich in Leeuwarden afspeelt. Doel is het stimuleren, ontwikkelen en podium geven voor de Europese en nationale top. Dit geeft ook een

stimulans aan de cultuur van Leeuwarden en Fryslan. Cultuur moet gezien worden in de Europese context. Cultuur maakt deel uit van het sociaal-economisch, ecologische en economisch toekomstdebat. De kwaliteit en kwantiteit van cultureel aanbod maakt bovendien dat Leeuwarden aantrekkelijker wordt voor mensen uit bijvoorbeeld de randstad, die zich in Leeuwarden/Friesland willen vestigen.” (21, 2013)

73 Wellicht heeft deze focus op het internationale samenwerking er ook mee te maken dat Leeuwarden ongeveer vanaf 2013 bezig was met het verwerven van de benoeming tot Europese Culturele Hoofdstad van het jaar 2018.

2.2.4 Plaats als organiserende eenheid en de aantrekkelijke stad

Zowel Florida als Landry beschrijven de stad als belangrijkste plek van de huidige tijd. Pas in de nota van 2013 werd een opvatting gezien die hiermee overeenkwam:

“De visie [van Leeuwarden en provincie Fryslan] die aan de basis staat van de drie speerpunten is dat in tijden van globalisering “thuis” en de regio steeds belangrijker worden. Regio’s zijn geen vaststaand gegeven maar vormen zich organisch. Cultuur en identiteit dragen in belangrijke mate bij aan het belang van de regio, zorgen voor vertrouwen, solidariteit, verbinding en samenhang. Deze waarden zorgen ervoor dat mensen graag in een regio willen wonen, werken en verblijven. Daar creëert de mens zijn eigen waarde. Taal is een van de meest verbindende cultuuruitingen. Een eigen taal en meertaligheid, en het specifieke (im)materieel erfgoed zijn belangrijke onderscheidende elementen van de regio Fryslan.” (8, 2013)

Volgens Florida houdt de creatieve klasse van een levendig en divers straatbeeld, een stad waar veel te zien en te doen is. Om zo’n sfeer tot stand te brengen werd er in het cultuurbeleid 2005-2008 meer nadruk gelegd op festivals:

“Festivals zorgen voor en levendig klimaat in de stad, zowel voor de Leeuwarders als voor bezoekers uit de regio. Het festivalbeleid is opgenomen in het stadsconvenant met de provincie Fryslan. De aanleiding voor het stadsconvenant waren diverse stimulansen ter versterking van de rol van Leeuwarden in de noordelijke regio. Strategisch doel van Leeuwarden Festivalstad is het versterken van de culturele positie, alsmede het stimuleren van het imago van de stad en de economische aantrekkingskracht.” (2, 2005-2008)

In diezelfde nota werd nog eens het belang van culturele voorzieningen benadrukt, en ook van genoeg onderwijsinstellingen, iets wat Florida ook onderbouwt:

“Culturele voorzieningen, net als de aanwezigheid van onderwijsinstellingen, zijn belangrijk voor zowel de aantrekkelijkheid als de verdere (economische en sociale) ontwikkeling van de stad.” (4, 2005-2008)

Daarnaast was in 2009 een van de hoofdlijnen:

74 Oftewel, meer levendigheid in de stad. Dit moest bereikt worden door festivals en

evenementen te organiseren, met een focus op kunst en cultuur:

“Daarbij stellen we vast dat de levendigheid van de binnenstad moet worden versterkt en dat er meer dynamiek kan komen door spraakmakende festivals en evenementen met een artistiek

hoogwaardig karakter.” (13, 2009)

In het interview vertelde Heiem dat creativiteit in de stad ook voor meer levendigheid kan zorgen:

“Ehm, ja nou ja goed het is levendigheid in de stad, wat je in Groningen als een soort vanzelfsprekendheid bijna ervaart, dat is hier wat minder het geval, maar een soort bruisen, een soort onderstroom, waardoor ontmoeting en ja, ik weet het niet, hoe kan ik dat omschrijven, maar een soort bruisen in de stad.”(bijlage, interview Leeuwarden)

Cultuurmedewerker Bandringa merkte tijdens het interview op dat de levendigheid binnen de stad in de loop van de tijd versterkt is, onder andere door evenementen, maar ook door terrasjes:

“Terwijl we ons op zich niet anders gedragen dan voor die tijd. Maar ik denk wel dat de stad gewoon als je het vergelijkt met tien, vijftien jaar geleden heeft de stad een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Nieuw Fries Museum, nu nieuw Poppodium dan, maar ook gewoon de binnenstad die ontzettend verandert is. En qua klimaat is het in Leeuwarden is totaal omgedraaid allemaal. En het zit hem ook in hele kleine dingen, veel meer terrassen, veel meer festivals.” (bijlage, interview Leeuwarden)

Terrasjes, en de café’s die daarbij horen, kunnen gezien worden als third places, plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Deze zijn volgens zowel Landry als Florida erg belangrijk voor de creatieve stad. Landry geeft aan dat dit soort voorzieningen

belangrijk zijn om nieuwe bewoners aan te trekken en huidige te behouden. Daarnaast spelen hierbij diensten, openbare ruimte en entertainment een rol. In de nota van 2009 wordt aangegeven dat ze geloven dat goed cultuurbeleid niet alleen voordelig is met het oog op het aantrekken en behouden van inwoners, maar dat het daarnaast ook

economische en sociale voordelen met zich meebrengt:

“Er is dus sprake van belangrijke contextuele dimensies voor het cultuurbeleid: economie vanwege factoren als vestigingsklimaat en creativiteit, maatschappelijke ontwikkeling vanwege factoren als competenties en sociale stijging, stadsontwikkeling vanwege factoren als ‘stedelijke interactie’. Kunst en cultuur maken het dus mogelijk bindingen teweeg te

75

brengen: tussen mensen ín de stad, om mensen náár de stad te lokken én om ze blijvend áán de stad te verbinden.” (11, 2009)

In diezelfde nota bespreken ze ook een stadsmarketingcampagne, om inwoners van Leeuwarden beter aan de stad te binden door ze trots te maken op de identiteit van de stad:

“We doen dat [culturele schatten onder de aandacht van inwoners brengen] met behulp van de goed zichtbare en actieve stadsmarketingcampagne ‘Expeditie Leeuwarden’.” (31,

2009)

De stadsvisie van 2008-2020 schenkt ook aandacht aan het belang van voldoende en hoogwaardige voorzieningen:

“Het is belangrijk dat (nieuwe) mensen zich opgenomen voelen in de Leeuwarder

gemeenschap. Van groot belang daarvoor zijn goede onderwijsvoorzieningen, een levendig verenigingsleven en voldoende faciliteiten in de wijken voor zorg, ontmoeting, ontspanning en educatie. We willen individuen en groepen kansen bieden. Door (soms onvermoede) kwaliteiten aan te boren ontstaat een positief elan. Dat brengt ook reuring in het culturele klimaat. Leeuwarden presenteert zich natuurlijk ook als de culturele hoofdstad van

Fryslan. We investeren in meer en betere voorzieningen en kwalitatief betere evenementen.” (9, 2008-2020)

Het is voor een stad voornamelijk interessant om mensen van de creatieve klasse aan te trekken. Volgens Florida en Landry is het economische succes namelijk te wijten aan het aantal leden van de creatieve klasse dat er woont. Of gemeente Leeuwarden deze

opvatting deelt, kon niet opgemaakt worden uit de cultuurnota’s of uit het interview. Waarover evenmin iets vermeld werd in de cultuurnota’s was of de gemeente het belangrijk vindt of er gelegenheid is om buiten te sporten en zorg te dragen voor een authentieke, beloopbare stadskern.

Niet alleen voorzieningen zouden volgens Florida en Landry belangrijk zijn voor de aantrekkelijkheid van een stad. Florida benadrukt ook het belang van een open en tolerante sfeer. In het cultuurbeleid van Leeuwarden was er weinig te vinden of hun beleidsmakerts zich hier mee bezig hielden. Alleen in de nota van 2013 werden cultuur en identiteit als belangrijk gezien voor het creeëren of in stand houden van “vertrouwen,

solidariteit, verbinding en samenhang” (8, 2013). Wellicht dat er bij andere

beleidsgebieden wel speerpunten zijn die te maken hebben met een open en tolerante sfeer.

76 Florida stelt dat het hebben van een klimaat waar de creatieve klasse zich thuis voelt belangrijk is. Zo’n klimaat houdt in dat banen, openbare ruimte en voorzieningen aansluiten op de behoeften van de creatieve klasse. In de cultuurnota van 2005-2008 wordt besproken hoe de gemeente een gunstig klimaat wil creëren voor kunstenaars en vormgevers:

“Het doel van het gemeentelijk atelierbeleid is gelegen in het creëren van een gunstig productie- en vestigingsklimaat voor met name startende beeldende kunstenaars en vormgevers en het versterken van het Leeuwarder beeldende kunst klimaat door het stimuleren van samenwerking, uitwisseling van kennis, experiment en nieuwe initiatieven. Hierbij ligt de prioriteit bij de startende kunstenaar en vormgever, woonachtig in de gemeente Leeuwarden met een laag belastbaar inkomen, redelijk betaalbare ateliers, adequate ateliersaccomodaties, doorstroming en voldoende ateliers voor startende professionele kunstenaars.” (17, 2005-2008)

Hier wordt echter niet gesproken over een klimaat voor de gehele creatieve klasse, kunstenaars en vormgevers zijn hier maar een klein deel van. In het cultuurbeleid van 2009 wordt aangegeven dat het klimaat voor kunstenaars niet volledig is:

“Door het ontbreken van gerenommeerde (onderwijs)instellingen als een kunstacademie of een conservatorium, is er geen ‘gevestigde culturele orde’ in de stad. (...) De concentratie van al die opleidingen in de hoofdstad zorgt er voor dat er een creatief klimaat ontstaat dat instellingen, studenten en het bedrijfsleven de ruimte biedt zich aan elkaar te

verbinden. En dat op zijn beurt leidt tot krachtige nieuwe impulsen, concepten en producten, zoals ‘Serious Gaming’ op NHL. Dat kan alleen maar goed gedijen in een stedelijk klimaat met de juiste condities voor ‘brusplakken’, zoals inspirerende locaties en de concentratie van een groot aantal creatieve arbeidsplaatsen. Juist de onderlinge nabijheid en verwevenheid van de vele creatieve opleidingen is één van de sterke kanten van Leeuwarden. Dat dient – onder andere met steun van de provincie – te worden gewaarborgd en kan daarmee tot een hoger schaalniveau uitgroeien.” (12, 2009)

Niet alleen het belang van onderwijs voor een gunstig klimaat wordt in de nota van 2009 genoemd. Er wordt ook uitgeweid over andere zaken die zorgen voor een positief

klimaat:

“De wisselwerking tussen cultuur en economie is en voorwaarde voor een succesvolle kenniseconomie en voor een uitdagend cultureel klimaat. (…) Maar waar op moet worden geïnvesteerd is samenwerking en netwerkontwikkeling: er zijn aanjaagfuncties nodig en er

77

moeten platforms komen waar ontmoeting leidt tot vernieuwing, experimenten, cross-overs, deskundigheidsbevordering. Concrete producties en manifestaties die op die manier in Leeuwarden tot stand komen dragen bij aan de diversiteit van het aanbod en versterken het profiel van Leeuwarden als een creatieve stad.” (34, 2009)

Daarnaast gaf cultuurmedewerker Heiem aan dat er nu meer activiteit op het gebied van ondernemerschap is, wat kan duiden op een goed klimaat, en dat de gemeente hierbij vooral een ondersteunende rol aanneemt:

“Ja en je ziet nu toch ook wel vanuit mensen zelf ook steeds meer in de stad bedrijfjes te starten en dat proberen wij waar we kunnen te ondersteunen, je ziet dat steeds meer

In document Nederland en de creatieve stad (pagina 68-86)