• No results found

Literatuurscan en expertinformatie

6.1.6 Controlevariabelen personeel

Dowden en Tellier (2004) onderzochten 20 empirische studies naar voorspellers van werkgerelateerde stress onder gevangenismedewerkers. De onderzoekers ontwaarden 191 factoren die van invloed zijn op werkgerelateerde stress. Op-vallend is dat demografische variabelen van personeel in de 20 studies nauwe-lijks een relatie hebben met de prevalentie van werkgerelateerde stress. Verder worden enkele specifieke kenmerken van het gevangenisberoep onder-zocht op hun verband met stress. Er is geen of zeer bescheiden significante correlatie aangetroffen tussen stress en het soort ploegendienst waarin men

werkt (dag, avond, nacht), het beveiligingsniveau van de inrichting, het aantal contacturen met gedetineerden en de werkervaring van het personeel. Binnen de onderzochte literatuur over stress binnen deze meta-analyse zijn aldus geen aanwijzingen gevonden of er controlevariabelen bestaan die zinnig zijn om mee te nemen.

Persoonskenmerken van personeel, zoals geslacht, etniciteit en werkervaring, worden in andere onderzoeken (niet perse handelend over stress) dikwijls aangewezen als een belangrijke verklarende of voorspellende factoren van de gepercipieerde arbeidsomstandigheden. Een groot aantal, zowel kwalitatieve als kwantitatieve, onderzoeken in de jaren tachtig toonde dat vrouwelijk en alloch-toon gevangenispersoneel minder waardering van collega’s en leidinggevenden ervaart en in hogere mate intimidatie percipieert (Britton, 1997). Andere ver-onderstellingen die werden meegenomen waren dat mannen vaker aangeven dat ze problemen met gedetineerden ervaren (36% tegenover 3% van het vrou-welijk personeel). Dit zou als stressvol ervaren worden, maar in de literatuur is bij deze cohorten geen consistent beeld aangetroffen bij het ervaren van stress op het werk, zoals Dowden en Tellier vaststellen.

De vervreemding van personeel in relatie tot de gedetineerdenpopulatie wordt gezien als verklarende factor (de zgn. identificatiehypothese). In inrichtingen met overwegend autochtoon personeel, rapporteert het personeel meer stress en ontevredenheid bij een voornamelijk allochtone gedetineerdenpopulatie. Ook de werkervaring van personeel verklaart een deel van de variantie in eerde-re onderzoeken: hoe meer ervaring, des meer teveerde-redenheid en steerde-ress. De hogeeerde-re tevredenheid wordt theoretisch verklaard doordat het minder tevreden perso-neel intussen de dienst heeft verlaten. Ervaren persoperso-neel weet dat er elders op de arbeidsmarkt weinig kansen voor hen zijn; daardoor zijn zij tevreden over hun situatie hoewel er in hogere mate stress wordt ervaren (Britton, 1997). In het onderzoek van Britton werd geen sluitend bewijs voor deze theorieën gevonden. Allochtoon personeel ervaart minder stress, ongeacht het beveili-gingsniveau van de inrichting en de samenstelling van de gedetineerdenpopu-latie. De identificatiehypothese lijkt aldus niet (altijd) op te gaan. Hoger opgelei-den ervaren in hogere mate doeltreffendheid in hun omgang met gedetineer-den, hoewel ze minder tevreden zijn met het gevangeniswerk. Vrouwen bleken niet meer stress te ervaren dan mannen, ondanks een hogere rapportage van ervaren pesterijen en discriminatie bij toewijzingen en beloningen. Vrouwen bleken zelfs meer tevreden dan mannen. Dat doet vermoeden dat vrouwen in hun perceptie zich niet meten aan hun mannelijke collega’s, maar eerder laten beïnvloeden door de omgang met gedetineerden of hun leidinggevende.

In een andere studie werden verbanden onderzocht op het ervaren van stress en fysieke gezondheidsklachten van gevangenispersoneel (Armstrong & Griffin, 2004). Van de controlevariabelen bleek werkervaring op beide afhankelijke varia-belen van invloed. Op fysieke gezondheidsklachten werden tevens significante verschillen gevonden op geslacht en leeftijd. In tegenstelling tot het onderzoek van Wright et al. (1997) had de etniciteit van het gevangenispersoneel geen effect op stress of fysieke gezondheid.

Gezien de literatuur een wisselend beeld geeft van zinvolle controlevariabelen voor de analyses van personele arbeidsomstandigheden, behoudens de invloed

92

van opleidingsniveau, is ook de expertgroep gevraagd waar men belangrijke verschillen verwacht. Het geslacht van het personeelslid achten zij van belang, mede gezien de wijze van omgang met gedetineerden daar op zou kunnen dif-ferentiëren. Daarnaast is de leeftijd van belang boven de werkervaring. Vaak maakt men in de bepaling van werkervaring geen onderscheid in verschillende functies die men in het verleden bekleed heeft. Experts denken daarom dat leeftijd zinniger is als controlevariabelen, ook omdat het een indicator is van levenservaring.

Box 5 Controlevariabelen personeel

– Geslacht voor personeel;

– Leeftijd van personeel;

– Opleiding personeel.

Op de volgende pagina is de overzichtstabel afgebeeld. Het geeft een overzicht van de in deze paragraaf veronderstelde verbanden tussen kenmerken en gedrag van gedetineerden en het welbevinden van personeel.

Tabel 1 Overzicht van veronderstelde verbanden tussen kenmerken en gedrag van gedetineerden en het welbevinden van personeel

Kenmerken of g

edrag van gedetineerden

Efficiëntie Stress Satisfactie Commitment Omgang met gedetineerden Veili

ghei

d

Agressie en ge

weld

Werkdruk Burnout-symptomen (uitingen v

an

spanning) Angst Toekomstverwa

chting volgens personeel

Ervaren gedetin eerdengewel d Structuur biede n aan gedetinee rden Autonomie Onderli nge agre ssie en geweld

Conflict op de afdeling Ondersteunin

g collega’s

Geweld van personeel richting gedetineerde

n

Fysieke arbeidsomstandighede

n

Ervaren zinvolheid

Etniciteit X X X X X X Lengte van de straf X X X X X X X X

Crimineel verleden X X X X X Geslacht X X MPC X X Leeftijd X Intensiteit contact met personeel X Psychiatrische problemen X X Verslavingspro- blemen X X Ziekte/gezondheid X X Omgang met personeel X X X X X X X X X X X X Overvraging X

Rechten & regels X

Autonomie x X X X Sociale

ondersteu-ning aan personeel X

Veiligheid X X X Toekomst- verwachting X X X Bedreigen van personeel X X X Activiteiten X Dagbesteding X Geweld tussen gedetineerden X X X Hygiëne X X Maatschappelijke reïntegratie X

Omgang met

mede-gedetineerden X Contact met de buitenwereld X Bedreiging door personeel X X = verondersteld verband

94

6.2 Invloed van personeelskenmerken en gedrag op

gedetineerdenwelbevinden

Het bestaan van een relatie tussen gevangenispersoneel en gedetineerden is evident, men is op elkaar aangewezen. Het begeleiden van gedetineerden is zo gezegd de core bussiness van het gevangeniswezen.

6.2.1 Introductie

Er bestaan twee leidende theoretische modellen die de omstandigheden en het gedrag van gedetineerden beschrijven en verklaren. Het importatiemodel gaat er vanuit dat het gedrag van gedetineerden wordt verklaard door de normen en waarden die zij zelf de inrichting binnen brengen (Irwin & Cressey, 1962). De inrichting zou in deze theorie geen grote invloedsfactor zijn in het gedrag en de omstandigheden van gedetineerden. Hoewel dit model in empirisch onderzoek enige verklarende kracht had, is de theorie in dit deelonderzoek verder geen onderwerp van betekenis gezien er juist wordt gezocht naar de invloed van personeel op gedetineerden. Het deprivatiemodel biedt in deze studie meer houvast omdat het de omstandigheden van gedetineerden verklaart in het licht van factoren van de inrichting (Sykes 1958).

Een belangrijke invloedsfactor van een inrichting, die vaak vergeten wordt, is het personeel. Gedetineerdenomstandigheden kunnen niet worden los gezien van het gevangenispersoneel (Liebling, 2000). Zo is bijvoorbeeld aangetoond dat kenmerken van het personeel, bijvoorbeeld hun etnische achtergrond, de pre-valentie van gedetineerdengeweld deels verklaren (Bottoms, 1999; Camp, Gaes, Langan et al. 2003).

Er wordt in de literatuur gesteld dat personeel handelt op basis van bepaalde overtuigingen en waarden die voor hen leidend zijn in de bejegening van gedeti-neerden. Er wordt dan dikwijls het onderscheid gemaakt tussen een bestraffen-de en een meer sociale manier van bejegenen (bijvoorbeeld Cullin, Lutze, Link et al., 1989; Whitehead & Lindquist, 1989). Deze oriëntaties worden veronder-steld samen te gaan met kenmerken van het personeel die op hun beurt een invloed hebben op de omgang met gedetineerden. Het gedrag (of de oriëntatie) van gevangenispersoneel kan gezien worden als een deel van de leefomstandig-heden van gedetineerden (Nacci & Kane, 1984).

Het onderzoek naar de omstandigheden van detentie kent een rijk verleden en strekt zich, wat de thematiek betreft, uit van verslaving en suïcides tot deprivatie en frustratie van gedetineerden. Hoewel de normen ten aanzien van acceptabele omstandigheden aan de — maatschappelijke en politieke — tijdsgeest onderhevig zijn, kan er een aantal standaarden worden benoemd. Zo is in de Westerse we-reld een algemeen geaccepteerd beginsel dat er naast de gedwongen opsluiting niet extra gestraft moet worden. De opsluiting is de straf. In Nederland heet dat het beginsel van minimale beperkingen; en in de visie van DJI wordt in dit kader een menswaardige behandeling en het beperken van detentieschade van justi-tiabelen genoemd (DJI, 2004). De opsluiting gaat volgens Sykes (1958) echter gepaard met deprivatie en frustratie. In de wetenschappelijke literatuur zijn de pains of imprisonment van Sykes nog steeds gangbaar bij het in kaart brengen van detentieomstandigheden, een opsomming:

1 Het ontberen van vrijheid; gedetineerden kunnen de inrichting niet ver-laten, ze zijn ook beperkt in hun vrijheid zich binnen de inrichting te bewegen.

2 Het ontberen van goederen en diensten; de levensstandaard tijdens detentie is een andere dan in de vrije samenleving. Zaken als voeding en gezond-heidszorg moeten in detentie van adequaat niveau zijn en uren recreatie en vierkante meters ruimte per gedetineerde zijn verbonden aan vastgelegde normen. Dit zegt evenwel nog niets over de individuele perceptie van de levensstandaard. Gedetineerden kunnen behoeften hebben aan extra goe-deren en diensten (zoals persoonlijke bezittingen en specifieke levensmid-delen) die niet beschikbaar zijn.

3 Het ontberen van heteroseksuele relaties; het ontbreken van mogelijkheden voor heteroseksuele handelingen in detentie kan als frustratieverhogende factor ervaren worden.

4 Het ontberen van autonomie; huisregels van een inrichting zijn er om con-trole te houden over het gedrag van gedetineerden. Sommige gedetineerden ervaren de opgelegde structuur als prettig, maar de overgrote meerderheid staat eerder vijandig tegenover de afhankelijkheid van beslissingen van per-soneel. Deze vijandigheid is er niet in de laatste plaats doordat de beslissin-gen en regels gehandhaafd door het personeel dikwijls verschillen met de behoeften van gedetineerden. Vaak kan men niet eigenstandig zijn wil vol-gen en is er geen bevredivol-gende uitleg waarom bepaalde regels bestaan en juist op betreffende gedetineerde van toepassing zijn. De ingeperkte zelf-beschikking en de onherroepelijkheid van beslissingen kunnen verregaande gevolgen hebben voor het gevoel van deprivatie.

5 Het ontberen van veiligheid; gedetineerden zijn onvrijwillig geplaatst in een situatie voor een bepaalde periode in nauwe omgang met anderen met bij-voorbeeld een agressief, gewelddadig en crimineel verleden. Bedreigingen, ‘getest en gepest worden’, ‘het gevecht om status’ en het ‘bepalen van de pikorde’ onder de gedetineerdenpopulatie kunnen angst en onrust met zich meebrengen. Het kan gaan om een voortdurend gevoel van bedreiging ge-paard met incidenten die zeer onverwacht kunnen opduiken. De risico’s die kleven aan het vertrouwen van medegedetineerden (of personeel) in een zoektocht naar veiligheid kan in hoge mate deprivatie en frustratie teweeg brengen.

Deprivaties kunnen een belangrijk aandeel in de omstandigheden van gedeti-neerden hebben. Het gevangenispersoneel wordt verondersteld directe (maar ook indirecte) invloed te hebben op de mate waarin gedetineerden de depriva-ties percipiëren. De derde opgesomde deprivatie wordt niet meegenomen in de verdere analyse omdat verondersteld wordt dat personeel (PIW’ers in dit onder-zoek) en een inrichtingsmanagement geen directe invloed kunnen hebben op deze deprivatie.

Zoals in de visie van het Nederlandse gevangeniswezen (DJI, 2004) is vermeld, is de opsluiting de straf. De detentieomstandigheden hebben geen punitief doel; de omstandigheden dienen juist menswaardig te zijn en bijvoorbeeld een bijdrage te leveren aan de terugkeer in de samenleving. In de internationale literatuur (met name in de victimologie) wordt daarentegen detentie in een maatschappe-lijke context geplaatst en wordt bijvoorbeeld het vergeldingsdoel genoemd. De

96

vraag is of doelen die betrekking op de maatschappelijke context adequaat ge-meten kunnen worden door personeel dan wel gedetineerden te bevragen in welbevindingsenquêtes. Deze categorie doelstellingen wordt daarom in deze deelstudie buiten beschouwing gelaten.

Naast deprivaties kan er gezocht worden naar personeelsinvloeden op andere terreinen van welbevinden van gedetineerden, zoals toekomstperspectief, maat-schappelijke reïntegratie en zelfbeeld. In de analyse van de literatuur en de ex-pertinformatie worden themagewijs de veronderstelde verbanden geformuleerd. Centraal staat de invloed van kenmerken en gedragingen van personeel op de omstandigheden en gedragingen van gedetineerden. Daarbij wordt de volgende paragraafindeling aangehouden:

– de invloed van de persoonskenmerken van personeel,

– de beleving van de onderlinge omgang tussen gedetineerden en personeel, – veiligheid, agressie en geweld,

– structuur, regels en autonomie,

– overige omstandigheden, zoals toekomstverwachting en maatschappelijke reïntegratie,

– controlevariabelen — kenmerken van gedetineerden — worden meegenomen die mogelijk een verklarende factor vormen in de analyses.