• No results found

Context voor vlotte communicatie

7. Observaties buiten de NT2-lessen

7.2. Context voor vlotte communicatie

Door in paragraaf 7.1. de communicatiemoeilijkheden zo uitvoerig te bespreken, zouden we kunnen denken dat de communicatie in het opnamemateriaal bijna voortdurend spaak loopt. Dat was uiteraard niet het geval. De data bevatten tal van voorbeelden waarbij er een vlotte communicatie tot stand komt tussen de anderstalige participanten en de moedertaalsprekers, voornamelijk bij Nada en Wahida. Een belangrijke factor voor het slagen van de communicatie is de visuele context. In deze paragraaf tonen we aan de hand van enkele fragmenten aan dat die context een rol speelt bij Farideh, Olivia en Wahida.82

Farideh vertelt in het interview dat het een verschil maakt of ze heeft kunnen zien wat er is gebeurd of niet. Wanneer kinderen haar op de speelplaats aanspreken, is dat namelijk meestal om wangedrag van andere kinderen te melden. Als ze heeft kunnen zien wat er gebeurd is, begrijpt ze het kind dat er iets over komt zeggen, maar anders niet (cf. Fragment 7-28).

Fragment 7-28 [23 02 18 - INT Farideh; 745-753] 1 F: En en euh als ik niet euh situatie zie… 2 EVH: Hmm

3 F: Euh enkele keer zie ik de situatie. 4 EVH: Ja

5 F: En hij komt bij mij, of euh een meisje komt bij mij en zeg iets. Ik begrijp, want ik heb gezien euh wat heeft gebeurd.

6 EVH: Ah ja zo ja

7 F: Maar als ik niks gezien, 8 EVH: Ah ja oké

9 F: en een kinderen kom bij mij en vertel, en ik begrijp niet wat euh zeggen zij.

Bij Olivia, van wie we al zagen dat ze moeite heeft om Eddy te begrijpen, merkten we dat er geen of veel minder communicatiemoeilijkheden optraden wanneer Eddy haar iets kwam voordoen. Dat was bijvoorbeeld het geval toen hij haar uitleg gaf over de machine van de witte chocolade [22 02 18 – OBS PRA Olivia; 357-371] en toen hij haar toonde hoe ze een spuitzak moest gebruiken (cf. Fragment 7-29).

Fragment 7-29 [22 02 18 – OBS PRA Olivia; 480-498]

1 Eddy ((Eddy komt erbij, Olivia lacht kort)) (Ge pakt) een spuit. Als ge spuit, uwe:: spuitzak vasthouden tussen, tussen duim…

2 Olivia Hmm

3 Eddy …en wijsvinger.

4 Olivia Hmm

5 Eddy Ja? En zo spuiten. (2.0) [ Oké? 6 Olivia Oké.

7 Eddy Goed? 8 Olivia Dus…

9 Eddy Zo, ja. En ‘ier… ‘ier kunt ge duwen. 10 Olivia Ah oké.

11 Eddy ‘ier duwt ge. Nied ‘ier. 12 Olivia Oké. [ Hier.

13 Eddy Daar (duwt ge) ‘ier stuurt ge. Ja. 14 Olivia Oké. Dus deze?

15 Eddy Stop, ja goed. En... Doe maar. (.) Stop. (.) En dan nog een keer. (.) En ne keer controleren.

16 Olivia Ja. (.) Beetje veel, euhm.

17 Eddy Euh, als’t… ‘ier is ‘et een beetje te weinig, ‘ier is ‘et ook een beetje te weini{g}, dit is een beetje te veel vo’ mij. Dan straks met een krabbertje, klein beetje… (.) dat er daar straks nog chocolade in kan.

18 Olivia Oké. 19 Eddy Oké?

In Fragment 7-29 zien we dat Eddy nogal substandaard spreekt, waarvan we al weten dat dat voor Olivia moeilijk kan zijn om te begrijpen. Zo laat hij voortdurend de ‘h’ weg in ‘hier’ en gebruikt hij het niet-standaardtalige pronominum ‘gij’ met bijhorend possessief pronomen ‘uwe’. Ook assimileert hij de eind-t van van ‘niet’, mede omdat hij de ‘h’ van ‘hier’ niet realiseert (r. 11). In dit fragment lijkt zijn taalgebruik echter geen begripsmoeilijkheden op te leveren. Dat komt volgens ons omdat Olivia vooral moet kijken naar zijn handelingen en moet nadoen wat hij doet. Zijn gebruik van de aanwijzende voornaamwoorden ‘hier’ en ‘daar’ doet ons bovendien vermoeden dat hij ergens naar wijst. Dat toont aan dat het gemakkelijker is voor Olivia om zijn instructies te begrijpen wanneer ze visuele input krijgt om eraan te koppelen.

Dat bij Wahida context belangrijk is, kunnen we afleiden uit het feit dat ze (voorlopig) enkel praktijklessen maar geen theorielessen kan geven (cf. Fragment 7-30).

Fragment 7-30 [30 03 18 – INT Wahida; 485-500]

Setting: In het interview met Wahida vroegen we haar hoe ze haar huidige job in de academie in Hamme had gevonden. Ze had een vacature gezien online en heeft gesolliciteerd [ibid., 479-484].

122

1 EVH: En euhm toen je daar dan op gesprek mocht gaan, was dat een probleem toen ze hoorden dat jij nog Nederlands aan het leren bent? Of was dat helemaal geen… 2 W: Nee, nee, omdat in mijn situatie euhm zij kijken naar de praktijk meer dan euh de

taal. Voor hen is belangrijk in verstaantaal voor de euh studenten. Maar omdat wij leren geen theorie is gemakkelijker dan misschien andere lessen te geven.

3 EVH: Ja, ja.

4 W: Ja als ik ga andere… Bijvoorbeeld chemie van keramiek is voor mij moeilijk. 5 EVH: Ah zo.

6 W: Ja moet euh heel goed euh taal en euh… 7 EVH: Gaf je dat wel in Syrië? Als vak? 8 W: Ja, ja. De chemie van keramiek.

9 EVH: Dus je hebt ook lesgegeven in Syrië. 10 W: Ja, hmm.

11 EVH: Ah oké, ja. Of ja ook… Ik bedoel ‘les’, euhm, theorielessen dus. 12 W: Ja in die situatie moet euh echt goed studeren thuis. “Wat is dat in euh

Nederlands?” en “Wat is dat?” En hoe kan euh dit euh… Wat euh jullie zeggen voor euh de chemie euh… Bijvoorbeeld euh CO3 plus euh H2 es komt… Anders…

13 EVH: Euh, een ‘formule’?

14 W: Ja, bijvoorbeeld ‘formule’ ik weet het niet wat komt dit in Nederlands. Is ‘formule’?

15 EVH: Ja

16 W: Ja, bijvoorbeeld.

Uit Fragment 7-30 leren we dat er een groot verschil is tussen het geven van praktijkles en van theorieles. Voor de praktijkles vindt de academie het niet belangrijk als de leerkrachten geen perfect Nederlands spreken, zolang ze zich maar verstaanbaar kunnen maken (r. 1 en 2). Tijdens de observaties in de keramiekles merkten we ook dat er veel gewezen werd naar kunstwerken en kleuren om iets aan te tonen, onder meer omdat er veel gebruik werd gemaakt van aanwijzende voorbijwoorden. Voor theorielessen, zoals de chemie van de keramiek, is het echter anders. Wahida geeft aan dat ze daarvoor wel heel goed Nederlands moet kennen (r. 4, 6 en 12). In Syrië gaf ze dat vak wel (r. 8). Eerder in het interview zei Wahida ook al dat ze nog Nederlandse lessen gaat volgen tot en met niveau 10, omdat het noodzakelijk is om een C1 behaald te hebben om in het onderwijs te mogen staan [30 03 18 – INT Wahida; 39-46] (zie ook § 8.6. over ambities).

We kunnen dus concluderen dat een visuele input het voor de anderstalige participanten gemakkelijker maakt om auditieve input te verwerken.